
1631, vriend van D. Vitriarius, en een vyand
van D. du Praat te zyn.
Zyn Eerw. gaf verder den 3 den July
wegens Amboina in Kerkenrade tot Batavia
bericht, dat D. Vitriarius daar
’s Sondags in ’t Duitich, en D. du Praat
in ’t Maleitfch, de eerfte in ’t Kafteel
(alzoo ’er nog geen Kerk was) en de
laatfte. ip de-groote School van Hative,
predikte j dog dat ’er weinig Inlanders
ter gehoor quamen, wegens dat de Kerken
buiten, en daaromtrent, zeer weinig,
ja niet bezocht wierden. Ook was
het te voren altyd de gewoonte geweeft
een zekere kleene boete ’er op te ftellen
als zy niet in de Kerk quamen, dat nu
beter, dan oit te_voren, kon gedaan
worden, en daarom was beiloten dit
Weder by der hand te nemen.
De Schoolen waren nu in een beter
ftand, dan de vorige berichten wel mede
bragten.
De ftaat _Aan ’t Kafteel had men die van Hati-
der ve en Soya, tot welke alle de andere
ßcüoolen. dorpen daar omtrent gelegen, haré hinderen
zonden.
Aan de overzyde had men die van
Alang, Liliboi, en Hatoe, als mede die
van Baguwala , Hoetoemoeri, Soeli,
en Way.
Op ’t gebergte waren de Schoolen van
Hataläe, Naco, Kilang, Erna, en die
van Roeton.
Op ’t eiland Oma waren de Schoolen
van ’t dörp Oma en Aboro, tot beide
welke Schoolen de, andere hinderen der
nabygelegene dorpen zieh mede ver-
voegden. " ’
Op Honimoa had men een School op
Boy (waar toe ook de kinderen van
Hänocquamen ) als mede de Schoolen op
Papero, T ijouw , O uw , Toehaha,
' Oelat en Itawacca.
Op •üNToefla Laoet de Schoolen van
Titáway (waar onder die van Abobo,
Leynitoe, en Sila, benoorden ) en A meth,
in welke ook de kinderen van Nalahia
quamen.
In alle deze Schoolen waren toen acht
hondérd kinderen, alle welke, zoo'men
’er eenige uit dé School verlofte, gedu-
rig weer met anderen vervuld wierden.
Deze kinderen konden redelyk wel
lezen, íchryven, en hunGebeden, zoo
in ’t Duitich, als Maleitich, opzeggen.
Aan ’t Kafteel wierden zy alle in ’t
Nederduitfch onderwezen j dog in de
meefte andere Schoolen in ’t Maleitfch,
\a hoewel vele zeer veerdig het Duitfchi
lazem
Ook wierd ’er noodig geoordeeld ,.hen
beide dieTaalen te zamen te laten leeren,
om zoo metter tyd het Duitich alomme
onder de jeugd in te voeren.
Onder de Schoolmeefters was ’er, 1631:
neyens D. Nicolaus Pontkafen ( die na- p0ntka-
derhand in Banda Proponent wierd) fen, en
een , Geerlof Blaßus, op Amcth, diens Blafius
School boven alle andere uitmuntte. x
De Meefter las in alle Schoolen dage- Amcth.
lyks een Predicatie voor. Over deze
ochoolen waren tot opper-verzorgers en
opzienders, D. Vitriarius, en zyn Neef,
Jan de Meyer , Koopman op Larike, die
zieh echter ganich met de Schoolen niet
bem oeide, nevens den onder- Koopman,
Pieter Chrifiienne, gefteld 5 dog deze
hadden, zedert het oprichten der Schoolen
, de zelve geen, .viermaal bezogt,
daar *t anders alle maand wel noodig was.
Ook . waren ’er verfcheide Meefters, die
deSchool-jongens tot byzondere dienften
vanvifichen, planten, &c. misbruikten,
waarom Vele ouders heel zeer tegen ’t
Schoolgaan van hunne kinderen zagen,
dat door ’t gedurig bezoeken der Schoo- gi|
len kon geftuit werden, dat op de eilan- *
den in geen jaar, en op het gebergte in -
geen twee jaaren, gedaan was, om dat
(zoo de Predikanten zeiden) de Heer
Landvoogd Lucaszoon, dit had opger-
houden en belet, doordien het volk met
het maken van een nieuwe Kerk bezig
was, en de handen gedurig vol had
met tochten hier en daar voor de
E. Maatfchappy te doen, dat echter
(mynes bedunkens, zegt de Heer Dankaarts)
niet had bebooren agter te bly-
ven.W
egens het gefchil tuflehen D .D . Getuige^
du Praat, en Melchiorszoon- (o f Vitria- nis we-
rius) mitsgaders van hüri leven,wandel, S“ * D.
en diehft, getuigde de Ämbonfehe praatu cn
Kerkenraad ö'p ’t verzöek der Heeren Vitriarius
Landvoogden, dat D. Melchiorszoon wel gedrag.
niet nalatig in ’t prediken, maar zeer
hoofdig, en altyd in Kerkenrade bezig
was met zyn medebroeders te bverihör-
ken, gedragende zieh zeer ftuürs tegen
de Ämböineezen, waarom zy hem in ’t
geheel niet beminden, behalven dat
hem ieder een voor een man hielcT,
die juift altyd de zaaken zoo niet,
als zy waren, verhaalde, daar hy een
vooritander van de waarheid behoorde
te zyn.
D. du Praat had voor dezen in eenige
tyd zieh met het prediken niet bemoeid,
en dat op zyne ziekte gefchoven, dog
had naderhand zyn dienft wel waargeno-
men j hy was zeer wel in de vergaderingj
dog droeg zieh al te gemeen met de
Amboineezen, en vry wat los en on-
voorzichtig in ’t verhaalen van zaaken,
die men daar na wel eens anders bevond.
Ook gaf het een groote ontftichting,
dat Predikanten zieh met zaaken van \
’t Araks-branden, van den Koophan-
dei,
V A N D E N GO
lij'r. del, &c. daar dit geen Predikant be-
taamde, bemoeiden.
Zy wiften in Kerkenrade hier niet te
zeggen, van waar de haat tuflehen
D. D. du Praat en Melchiorszoon ont-
ftaan was j dog du Praat had, in . verfcheide
gefchillen veeltyds de minfte willen
wezen. -
Verder gaf D. Dankaarts bericht , dat
de Heer Landvoogd Lucaszoon hem, en
D. 1 Helmichius, by zieh ontboden, en
hen gezegt had , dat de Heer opper-
Landvoogd Specx deze twee Ambonfche
Predikanten over nalatigheit in hunnen
dienft, en wegens gegevene ergerniflen
(indien de berichten daar af waar waren)
opontboden had, en hen zelf ook, zoo
. het om het teedere Chriftendom niet
gelaten was, afgezet zou hebben, vra-
gende zyn Ed. hen verder, wat zy hier
omtrent nu het dienftigft oordcelden.
m. Zy onderzogten daar op die zaak na-
der by den Kerkenraad alhier, die zeer
flegte getuigenis van D. Melchiorszoon
gaf, en hem ook van dronkenfehap, en
meer andere quade^zaaken, befchuldigde.
Egter zagen zy klaar, dat de Heer
Lucaszoon ze’er fterk voor hem, en regen
D. du Praat was, ■ verbloemende de mis-
flagen van den eerften, en die van den
laatften zeer verzwarende. Naderhand
belaftte de Heer Landvoogd aan den Kerkenraad,
de zaaken verder by gefchrifte
op te ftellen, hoewel men hen daar van
noit iets medegedeeld, eh verder goed-
gevonden heert het daar by te laten
beruften, en deze Predikanten hier te
houden, dat ik (zegt D. Dankaarts)
echter niet geweten heb, dan na dat ik
van ’ t bezoeken der eilanden wedergekor-
men was, wanneer my de HeerGyjels, op
myn ftrnftigafv ragen, zeide zulx by den
Raad beiloten te zyn.
In ’t jaar 1631, den 8ften Maart,
niusbc^r" fchreef D. Heurnius aan D. Walteus tot
rieht aan Leiden, dat de Kerkelyke zaaken in
D. Wa-^ Amboina, door de Crgernis by de Die-
l*us in ’t naaren aldaar,' in ’t zoeken van *t hunne,
Jaari 31, en niet dat des Heeren was, gegeven,
zeer flegt ftonden, weshalven de Ker-
kenfaad van Batavia getragt had om ,
door ’t zenden van een Predikant def-
waards, na den ftaat der Kerke aldaar ,
met volle magt te vernemen } dog dit
was hen door den Heer opper-Land-
voogd Coen geweigerd, gelyk ook, om
Clafticale vergaderingen byeen te roepen,
en ’er zoo in te voorzien. Zyn Eerw.
had kort te voren zyn Edelheid we6r
verzogt, om een Gevolmagtigden Predikant
na Ambon te zenden , alzoo dit
werk geen uitftel leed j als ook, om een
nieuwen Predikant, die men daar plaatzen
zou, mede te nemeö} al ’t welke zyn
Eenzydigheit
van de
Heer
Lucaszoon.
Edelheid mede verworpen, en verder j'gyß
zeerv ftraf en bars geantwoord had, dat De HecI
hy dit in Amboina door den Landvoogd, Coen ’s
door ’t oporitbieden van een, of beide de forzebe-,
Predikanten, wel zou doen herftellen ,
zoo het noodig was hen van daar te zenden.
Ook belaftte zyn Edelheid aan den
Kerkenraad van Batavia een Predikant,
in'de Maleitfchc Taal ervaren, by lee-
ning’ voor een half jaar (dog niet met
volle magt j o f als een Kei kelyk afgezon-
dene van Batavia, om de zaaken der
Predikanten te behandelen) na Ambon te
zendenj het genc dA Kerkenraad vlak Bcfluit
tiit geweigerd had, alzoo.die, te voren des Ker-
van zyn Edelheid gevraagd zynde , hoe- ya{Jraa 3
danig dit gefchil beft te beflillen, in Batavia.'
plaats vah haar oordeel daar op te uiten,.
goedgevondeh had, daf een Crevolmag-
tigd Predikant van Batavia , gefterkt
door de oppertnacht van zyn Euelheid,
derwaards zou gezondeh werden, die,
zoo hy het noodig vond, D Helmichius,
die päs öp Batavia gekomen was, in
Amboina plaatzen, en, zoo ze beide in
Amboina fchuld hadden, D. Holtenus
uit Banda dan ook in Amboina doen körnen
zoude.
Dit befluit des Kerkenraads van Batavia
had zyn Edelheit qualyk genomeö,
alzoo hy het befluit. over, en het uit-
voeten van die zaak geheel en al aän zieh
wilde houden} waar op zyn Edelheid
dan nader dien laft, van een Predikant by
leening derwaards te ¿enden , gegeven
heeft} tot welke leening dan de Kerkenraad
(öm verdere moeite voor te körnen)
D, Dankaarts gekoren, en den
zelven zoo aan zyn Edelheid voorged.ra-
gpnJtd,og op welKemen van zyn Edglhei^
to tän t wöotÖ 'bel?t>nfeif'häa'1,”" dat zyn
Ed., met zynen Raad, daags te voren
D. Dankaarts daar toe al gefchikt, en
verkoren had} waar op dan Dankaarts D. Dan-
den r oden' Maart met den nieuwen Heer kaarts als
Landvoogd, Gyfels, na Amboina ver-
trokken was, den welken men in de gezon-
Kerkelyke Order, hem mede gegeven, den.;
belaft had, zieh met de zaaken, die
men tegen die Predikanten daar uitvoe-
reri mögt, niet te bemoejen} alzoo de
Kerk voor dezen tyd de hand gefloten was.
Uit dit gefchil, van een Gevolmag- inbreuK
tigden Predikant te zenden, had de van de
opper Landvoogd (de Heer%c*) voor-
gewend, en gezegt nog recht tot veel trent
andere zaaken te hebben, die nogtans het Ker-i
aan de Kerk volgens örder uit het vader- kelyke,
land (en volgens vorig gebruik in Indien)
eigen, en van haar opzigt, waren.
Voor eerft matigde hy zieh aan alle
zaaken in Indien, in deze o f gene gemeinte
voorvallende, door ’t wereldlyke
recht te herftellen.
Tea