
V E R H Ä N D E L I . N G d e r
De Bali-
iche Berg-
Slang.
De groe-
neSlang.
Defpuyt-
Slang,
Men heeft hier een Slang, die oor- 1
fpronkelyk op ’t Eiiand Bali valt | zyh-
de negen voet lang, en een arra dik,
zwart by na over ’t geheel ly f, dog wit-
agtig onder den buik. Zy heeft de kleen-
fte kop onder aile de Slangen. Zy is
zecr vol fchubbenj dog die itaan allé te-
gen malkanderen aan, en , dàt zeldzaam
is , van de kop tot het midden van haar
ly f agterwaards, en van ’ t einde des ftaarts
voorwaard gekeerd, om welke reden zy
in hären voortgang geen groote vaart
malten kan. Daarom is zy ook gewoon, als
zy een menfeh, o f eenig wildDier, aan*
doen zal, overeind zjch en ’t hoofd en voor-
ly f öp te rechten -, en dan zoo den zel-
ven te bfefpringen. Des zelfs beet is doo-
delyk | ja al raakt zy een Menfeh maar
aan , zoo is het zeer gevaarlyk , alzoo
’er, op de bloote aanraking van de ftaart
van dit Dier Menfchen dood by neder-
gevallen zyn. Ook gebruiken daarom
de Köningen van Bali ’t gebeente zelf
van deze Slang voor aan hunne gift-fpat-
ten, verzekerdzynde, dat diewonddoo-
-delyk is , en daar zyn ’er zeer weinige
door geneesmiddelen hier van opgeko-
men:
Om deze Slang te onrgaan, moet men
noit recht uytloopen, alzoo zy met haar
fterke fpröngen dan iemand zeer haalt
inhalen zoude ; maar als men ter zyden
uytwykt , kan zy zoo wel niet vol-
.gen, om dat zy zieh zoo niet draijen
en wenden kan. Men moet ze niet haderen,
maar van verre fchieten , als men
wil zeeker zyn.
Zy vallen zeer diep in ’t Gebergte, en
komen zelden te voorfchyn.
Men moet, als men die gefchoten
heeft, en hare beenderen bewaren wil,
de zelve eerft wel laten verrotten , en na
cenige tyd de zelve eerft aantaften.
Men noemd deze Slang op Bali, Sa-
lan-Boekit, dat o f de Berg- of Hemel-
Slang , beteekend.
Men heeft hier in Amhoina ook een
groen Slangetje , dat drie voeten lang,
en feen dnim dik is. Het is wat verhe-
vert van kop , groen over ’t geheel lyf,
en onthoud zig meeft opdeBoomen, dat
zeer goed is , alzoo’t zelve , zo o ’t be-
neden kwam, zeer veel fchadedoen zou,
vermits des zelfs beet mede doodelyk is.
Daar is nog een andere Slang, die zy
de fpuit - Slang noemen. Zy is wel zes
voeten lang, en ook wel langer, endik-
ker als een arm, donber-rood op de rüg,
en groenagtig aan de biyk , onthoudende
zig op de läge Boomkens , die men de
Tsjili Hoetan, o f Bofch- Ritsjens , noemd.
Zy ftreeld de Menfchen zeer, en ont- 1
wykt de zelve ; dog als eenig Beeft haar |
nàderd , -fpuit zy haar vergift na de zel- i
ve, ’t welk de, zelve , zoo ’t hen raakt ,
ten eerften fterven dpet.
Men heeft nog een andre, die ze Oelar
Cawat, dat is 3 de Köperdraad - Slangs pekoper-
noemen. Deze is ook wel drie a vier
vpetenlangj dog maar een ldeenevinger nS’
dik , doiiker - graeuw’ op de rüg , geel-
aan de buik , en houd zig op in
holle Boomen* o f in de ruigte , daar zy
opgefchoten blyft leggen. Zy verweerd
zig nu en dan wel, als men die aandoet}
dog zy doet geen kwaad.
Ook is hier nog een geele Balifche De geele
Slang, die drie voeten lang, donker geel Balifche
van verw , op de rüg wat zwart-agtig, Slang,
en. die zig op de ’wegen gemeenelyk ont-
houdende is, daar zy gewoon is devoor-
bvgangers zeer onverwagt toe te fchieten
, te byten (dat meeft ’s nagts ge-
fchied) endan weg te loopen.
Buiten deze heeft men een Slang in De Angeld
Amboina , die wel de gevaarlykfte |ran Slang,
alle, ende Angel-Slang, dog by' die
van de VRaffers Moenalatol genaamd is.
Zy valt alleen in de Uliaffers, o f op
Oma, Honimoa, en meeft op Noejfalaoet,
dog men heeft ’er ook op Amahey gevon-
den. Zy is twee fpannen lang, gelykende
zeer wel na de Oelar Mata-Bocta , o f de
Blinde-Slang , dog zy is breedervankop,
en heeft een fmallen hals, een breede
platte geele buik , een bleek-geele rüg,
en een ftompe ftaart, aan welkers einde
zy een zeer vergiftigen rechten Angel ver-
'bergd, die zy üitfehieten en inhalen kan.
De beet van deze Slang is zeer gevaarlyk
; dog de fteek van hären Angel doodelyk.
Zy is donker-zwart van rüg, en
zommige zeggen , dat de buik ook wel
graeuw en zwart-gelpikkeld is. Zy onthoud
zieh op de wegen onder de ftrui-
kenen bladen, doende van daar, by een
ichielyke fprong , Menfchen en Dieren
aan. Zy fteekt gewoonlyk eerft met hären
angel, en byt daar na, loöpende dan
ten eerften ook w e g , en na ’t Water.
Zoo de Inlanders zeggen , zou de beet
nog fteek zoo doodelyk njet zyn , zoo de
gekwetfte ten eerften, ' en eer dan de
Slang, het gekweft deel in ’t Waterfte-
ken kan? dog zoo de Slang eer in ’t Water
geraäkt, dan is ’t met de gekwetfte
gedaan; dat wy voor een Ambonfche ver-
telling zullen aannemen ■ dog dit is ze-
ker, dat die gene , die door deze Slang
gekweft i s , ten eerften zeer veel bloed
kwyt raakt, zoo dat het naeuwlyks te
ftelpen is.
Men befpeurd, dat de gebetenen door
ditDieraanftondseen doodelyke dorft kry-
gen, ook mögen zy niet onder eenig dak
gebragt werden. Het befte middel voor-
eerft is, om degekwetfte voet ftyf met het
het ihy-Gras Laban te binden , op dat
het
D I E R E KT v a n A M B O IN Ä;
het vergift niet na ’t hert voord-loope.
Op de wonde.zelf geftoöte en heet-ge-
maakte Peper met dat fny-Gras, o f wel
met het Blad , ‘Termtnalis genaamd j ge-
bonden ^ is een van de befte middelen te-
gen die fteek ofbeet, gelyk ook de wit--
te Wortei van de fpat-Wortei, ingeno-
f^men zynde, of op de wond gelegt, goed
is, alzoo dat ten eerften fterk zweecen,
en braken doet.
Al is men nog een vadem van de zelve
a f , is men nog niet. zeeker tegen een
fprong der zelve.
; Zy heeft in den bek wel geen onder-
fcheide tanden, maar egter een fcherp
gebit, als van Kevers.
. ‘ Indien zy in eenige Thuin gekomen
i s , dürft geen Inlander daar in komen.
Zy zyn ’er doodelyk bang voor ,
fchoon zy ’er nog al eenige zeekere en
goede ' genees - middelen tegen hebben }
wajr toe^zy egter meeft de Worteivan
de Petafiies gebruiken , door welke zy
zoo een gekwetften * zoo ■ zy hem maar
tydelyk verbinden , eii by hem komen
können, al in een redelyk körten tyd we-
ten te geheezen j maar als dat gefchied ,
dan moet men ook gelooven, dat de ge-
kwettte eer, dan die Slang, in ’t Water
geraakt is j want anders was dat, vol-
gens hare bygeloovige gronden , onmo-
gelyk. - '
De sian" Een van de zeldzaam fte Slangen alhier
metpoo° is de Slang met pooten. Deze fchynd
Jen,. ten deelen wel een Salamander , en ten
deelen een Slang te zyn , en wel meeft
na een Leguwaan te gelyken •, hoewel ik
’er tweederley zoorten gezien heb, de
eene op Oma, en de andre op Larike val-
lende.
Die van Oma geleek wel een groote
Hagedis met vier pooten te zyn. Zy was
vyfthicn duimen lang, rond van ly f , als
een Leguwaan, breed endik van-kop,
die voor rond , en onder in den bek van
twee reijen ftompe en körte tandekens
voörzien', eriliebbende een länge tong, die
van voören zeer hoog-blaeuwis , cn welke
zy zeer verre weet uit te fchieten. De |
pooten zyn in vyf dünne klaeuwen ge-
fpleteri, niet aan een vaft, en van krom-
me fcherpe nagels voorzien.
Dit Dier had een rönde ftaart , die al-'
lenskens fpits tocliep , zes en een half
duim lang was, hebbende aan ’t einde een
haakje als een klaeuw , even eens byna,
als de Scorpioen.
Men zäg aan ’t zelve veel fchubben,
maar over het ganfehe ly f , en op den
ftaart had het Dier geen fpikkels, of Herren,
gelyk anders de Gekko heeft j hoe-
Die van
Qma.
Ü M D U 1 IN A .
den rüg was* het wät bogtig , en aari dfe
eene kant, zyrart-brüin , en aan de aridre
Goud-geel en glimmend, dog beyde onder
aan den buik watbleeker. Des-zelfs
hert en ingewand is by na als die der
Viftcheh j dog de gal vertoond zig
zwärt. •
De Slang met pooten , die o y Larike Die vai^
valt , konit meeft met de vorige över Larike,
een. Zy valt ook 13 a 14 duim lang ,
is mede ftomp van fteert, zoo* dat men
iliet zieh kan , of zy een angel heeft, of
niet. De kop is plät, van onder geel,
en de bek met een rey dichte ftompe
tanden, en van een tong, die agter breed,
en dik, en voor lang , fpits , en azuur-
biaetiwis, voorzien , Zoo dat zy by na
een Honds-töng fchynd te zyn, voor breed
en lang j maar als zy blazen w il, maakt
zy die fpits en licht blaeuw.
Zy is zoo hard van gebit, datzyftuk-
ken uit Ebbenhoute ftoelen byten kan,
en zy kan een mes, H geen zy in den bek
heeft , zoo vaii houden , dat het ’er niet
uit te krygett is.
De verdre gedaante is , als die van de
vorige } dog in de verwe is eenig ver-
fchil , alzoo de ftreepen aan deze laatftfe
zoo recht niet, als aan de vorige, loopen
, maar zig krom en onordentelyk,
by na als de Baaren , van geel en zwart
te zamengemengt, dan breed en dan
weer fmal vertoönen , hebbende aan den
buik geele en zeer donker - bruine fpik-
jkels, als mede aan de pooten. Hetganfch
lyf is ook gefehubt, en die ’t Dier niet
kend, Zöude het vöor een kleene Leguwaan
aanziert. Het loopt de Menfchen
na, en blaaft na de zelve zeer fterk, voor
al, als men het tergd, maakende, eer
ze blaaft , zvn buik zeer rond , en fte-
kende zyn licht-blaeuwe tong zeer verre,
en al ziflende , u it , gedüvende welk
uitfteeken van de tong de bek als vol
flym offchuim is j al ’t welke, het zelve
na ’t blazen weer intrekt, werdende dan
weder zeer dun. Dit Dier vertoond zig
zelden op Larike. Daar zyn *cr geweeft ,
die dat eenige dagen aan een met Ryffc
opgevoed, en , ’t zelve aan een ftrop
houden de , ’er mede gefpeeld hebben,
zonder kwaad te doen , vermids het ge-
muilband was, dog ’t ftak met de fteert
niet, eenblyk , dat het geen angel had.
Het vorig Dier van Oma onthoud zig
in de ruigte op de gemeene wegen, en ook
wel in hölle oude Boomen , befpringen-
de van daar' Menfchen en Beeilen, die
’er voorby gaan, flaande de zelve , even
als een Käyman, eerft met de ftaart,
fteekt met zyn angel dan , en byt daar
wel ’t onder aan de pooten gelpikkeld j na j al ’t welke de Larikefche niet doet,
was, gelyk ’er ook dwars over ’t lyf die maar fterk iemand aanblaaft, en een
..... ’ n Op v zeer koude lucht uft-ademd , die byzon-
O 0 1 der
cn den fteert vale ftreepen liepen.