
58 AM B O N S C H E Z A A K E N
A F S C H E I D
Aan den Hoog-waarden H E E R E
F R A N Ç O I S V A L ENT YN.
Horat:
Navis , quae tibi ere dit um
Vebes F r a n c i s c u m , finibus I n d i c i S
Reddas ineolumetn precov,
E t ß r v e s animae dimidium meae.
Oo^ trekt Gy eindclyk, Hcer V a l e n t V n,
' I dan heên, ■ ~
En word, nog veel tevroeg, van Dordreet af-
g^neen,
Ommetuw waard Gezin de Hemelhooge baaren
Oceaans, naa’t Ooften, tc bevaaren.
FViyn Zangheldinne volgt u met haar zugten naâ,
n wenlch t , den Hemel- God u gunftig gade flaa.
t t y naa door zyn bevel de buijen in de boeien,
UP dat ze u nimmermeer verhind’ren voort tc
ipoejen.
Hÿ voere ü ipoedig en behouwden aan de kuft
van uw A m b o in e , daar een onweêrftaanb’re luft
nogmaals hcnen dryft, om met uwe Ampt-
verwanten r
Ben Standaart van het ryk van Jezus ’er te planten.
r
Ifc prys aw ooginerk e n ’t kloekmocdige belhan.
En wenfche dat Gods Gecft cn gunft mag met u
; gaan, s
Die u voorfpoedig maake in ’s Heeren Huis te
fugten.
En als een Flonkerftar den Heidenen toc tc ligten.
Derlregt d em x . van Sprok-
ktlmaand M D C C V .
VOCTt Kerl-*11 mCn'St t0t den fchoot A K !
I ZCt I m B V0°ft UW 81001 C" onna',oigbaar
’t Geen g ’hebt voltrokken, van den Bibel te ver-
tolken, - -.
In ’t laag Malcitfch, ten-dienft der indiaanfche
Volkçp. -
GOd nf t& dC dat dit TOortrcSvi
U ftaande op zoo veel zweets, nlet blyve buiten
druk. . ^
Hy doe door uwen d'ienft (a) die zaal’ge tyden
naad’ren, ,
Die voor veele eeuwen al belooft zyn aan de vaa-
d’ren,
Dat alle Heidenen zieh buigcn.zouwden voor
Den ftaf van Jezm Ryk ¡ ” t geen met een bdldere
gloor
Nog eens moet brallen in het laatfte van de daa-
^ geni
t f r i l # Zulkcn ^ rceds tegenwoordig iaa-
JO H : D ’O U T R E IN .
y . D . M . ProfeJJor Dordracenus.
( a ) Cl: Salomon van Til in'Habakuk Cab; ¡JH ro. p. 666
adRegn i Eccleßae ertClionem, mjf-
V“a V m > P « infiammati, (y in -
fignwibus doms tnßruClt, tn publicum prodeant, magna animi
¿un i i * * alf r“ a te. af ‘ iH ’ ut d on a fu a in Judaeorum v
tonverßontm mpendant. H i, indefeßa fedulitdte
nihil non mohrentur, longasque peregrinationet omnimoda meniti
Jpontanettate fufetperent ; quo tot us orbis a d Deum w c h r i-
Jtum reducatur.
—Idem fefgi 6l ç,
i n i l T j j fr t 0nCf enUS W ¥ ia” l ’ W p ¥ t>eu, aliquando
eti*m ^uic rei viam
auihu! nattf%nt i ms tn Ind,f m ©* -American miftonibus,
TuntiL T ,/la>f ifntes ad f i*™ Chrißianam fufeipitndam quotiate ptrmovere labor ant.
Virum filim r t p ro fitiM , lm p.ra, «uibus Viri, H L . rngfaä è B H p
fm t i mund, vmfaalinum encurr,,, dur,vit. U Ê3Ê B
un dmtur A foc: xxrr: 2. ubundamiut provmttnt tmtim
bons vitae, cujas folii erant ad fiimionim gentinm ® X
(¡uti ,mm Viru, a chn(io unuudh, tri, iv im ii, i ìim ù ,
.Uurnunu. vr A u ilo nm n , U ,mru
f e " ® g j f l l W m r ,d u „m u r , o- udmigu
ÿSuluimt! legatom‘i “7fu a’“, Tfrunilu"mlu mut W dtm»tat Amitut S k im-
S S t P f - r“"m % » » < » » .« -«d».
A A N
- V a n b e n G O D S D I E N S T »
Aan den Eerwaarden H E E R E
w
F R A N C O I S V A L E N T Y N .
Wanneer zyn E: ten tweedemaal, als Predikant der Gemeente van
Amboina, na Neêrlands India vertrok.
t^aßo read Aeolus antro
Turbanteis ventos, tempeflatesque finoras,
Imperio premat, ac vine lis ß!> carcere fraenet.
/ j Q lokt u anderwerf de geur van ’t kruidige
’ Ooften, /1
En uwe godsvrugtdurft zig ’t zegevaar geti;qgi|en;,
q VALfeNTYN, myn Vriends de naauwver^-
knögte barid *
Van bloed en niaageri, nog het lieve vaderland,
Dat melk en honigdal, kan u te rüg doen tredenj
% acht langduurigheid, nog de ongemaklykhfeden
Der Vorgelegen’ reize, en ’t dierbaar leven is
ß y u niet groot van waarde, in vergelykenis
Van ’t. h e il,; dat de Oofterkerk , nu weer uw
zörg’ bevoolen, :
Daar uit j e wagten ftaat, en de Amboineefche
fchoolen.
Naau bionk de lente van uw’ levensdageraad,
p f g y , doorglöeid van j j vyer des yvci-s, zonder
: maat,
Volgde op held Thomas 'fpoor na de Indiaanfche
ftreeken,
Om ’t Qofters Heidendom den waaren God tc
preeken j
Batavie, Vorftin van ’t Ooftetwereldsdeel.
Welriekende Ambon, der Euaffaerr'Iaftpri^el,,^.
En Bähda bogen zig ter neer met leerzaame ooren,
Om ’t eeuwig heilverbond uit uwen mond te
hoorfen^ .
Veel’ jaaren achter een 5 tot Gods voorzienigheid
U veilig in den fchoot van ’t vaderland geleid 5
Met tydelyken fcharen zegen mild belaaden.
’t M ogt u gebeuren, vry van ’s werelds zorg , te
baaderi,
In eene zc .van ruft en bezige eenzaämheid, .
üaar Vriend en Vyand eerde uw deugd en heufch
beleid j
’t Mögt u gebeuren, in een’ vlöed van zegeningeri,
Teontduiken d’pnimezwaai der wereldwiiTelingen,
’t Verlies van lyf en goed, op vaderlandfchen grcindj
Maar neen, gy ftreefd met vreugd ’t gevaar zelf
in den mond, |
Van hoöger geeft geftyft, om’s Hemels dierb’re
gaaven’ ...
Niet vrugteloos in *t ftof der äarde te begraaveh.
Geen goudluft pord u nog des fchyngöeds yd’le
zugt,
Maar zuiver hemelvyer, van boven uit de lugt
Gedaaid, gelyk weleer, op *t hooft der Kruis-
gezantenj
Geen arift om ’t byggioof vaa Rome yoort te
——-— plaatcir;----
Gelyk de bendd, die op ’£ voetipoor van Xaveer,
Verinetel met den naäm dürft pronken van den
Heer’ .
Määr zuivre liefde öm weer den nagt en nevel-
wölken
Des Heidendoms, van ’t hert der onverligte volken,
T e väagen, is alleen de zeilfteen, die u trekt,
Het goud, *t volmaalcfte der metaajen, .onbevlekt
Gelouterd i ‘ door den glans der held’re zonne-
ftraalen,
Kän iiiets in waarde by den gloed uw ’s ^vers
haalen,
Die, äangeblaazeft döör den adem van Gods
Geeft,' I
De onfaalb’re blaän ,, wier kragt de wond der ziel
geneeft,
Vertolkte in zulk een’ taal, als Morgenlanders
Jprekerij
JJoft-7.011 dp FaWe maan van Mabomet-verbleeken.
En Mekkaas bloedaltaar , Wiens Godverfworert
imook
Gantfch Azie overwaaid, vergaaij in ftof en rookj
Niet lang zoii de Indiaan aan’sBrachmans llppen
hangen,
Nog blind’ling knielen voor Pagoden, maar verlangen,
Öni in dit Heiligdom den onbekenden Godt
T e ontdekken,en’t daar uit afvloeijend heilgenot
T e kennen 3 zo ’t eens mögt de Almogentheid
behgagen
Dät deze Zon tot ligt van *i Ooften op zou daageri.
O ! Maatichappy, die ¿1 den oogft yan Mor^
. genland .
Ziet vlQeijen in uw’ fchoot, van ’t Afrikaafiiche
ftrand,
T o t daar Japan het bog van Febus op. de daken
Doed fcheem’reh, 'die van goud en ryk gefteentc
blaaken,
Noit heeft de onmeetbaarhejd Van uw gezag een’
fchat,
Zo onwaardeerlyk als dit boekjuweel, bevat.
N i Hoi