
}• _. .Edelheden hier over verder zouden goed-
vinden.
Die öntftelde den Heer van,Eps zoo'
danig, dat her hem byna aaq de. zinnen
ging , te meer , alzoo haar Edelheden
van hem ook een omftandig berigt wegens
die ganfeh geval , daar hy weinig
raad toe wift, afvorderden.
Caßella quam ontrent in *t midden van
Mey 171$. in de keten op Batavia , en
wiert in ’t Ambagtsquartiergeplaatft. Hy
had gedagt, dat hy ten eerften uit de
keten geraaken zou jmaarde behandeling
van zyn zaak , die eerft een paaukeurig
önderzoek door den Raad van Juftitie
vereiiehte, liet dit nog niet toe.
Den 14 ^ O&ober des zelven jaars
quam’er tyding opBatavia, dat de Landvoogt
yan Eps 4 borgers van Banda, zoo
als zy in ’tFort quamen, had laaten vaft
houden, en laarzen, omdat zy onwillig
waren geweeft tot nog toe te betalen ze-
kere penningen, die hen opgelegt waren
wegens buitengewoone vernieuwingen
aan .de Kerk , (dat geheel buiten ge-
Woonte was) om ’twelk te ontwyken,
de borger Carper , nu deze zelve maand
October met zyn ganich huisgezin op
Batavia gekomen was.
In deze maand vernam men ook, dat
zeker Predikant, ganfeh niet eerbiedig
nog eerwaardig van dezen en genen in
Banda, behandelt was5 volgenszyn eigen
fchryven aan zeker Heer op Batavia, die
*tmy voorlas.“
Het Opperhooft van Poelo A y ,
hus Ftlentyn , had hem , kort na zyn
aankomft op dat eiland, een braave oor-
veeg (zoo zommige zeiden) gegevenj
doch hy had dit Opperhooft zoo deftig
betaalt, dat hy ’er eer van had, hoewel
zieh een Predikant noit met zyn handen,
maar met zyn tong en pen , verweeren
, moet.
. Niet lang daar na was die zelve Pater
op de voorbruiloft van de dochter van de
Heer van Eps ten huize van dien Landvoogt
genoodigt. Hy quam ’er 5 doch
wiert aanftoqts •----------- doorm zeke¿ *rc äH.cxe er niet al-neer niet aileen
zeer quaalyk, over eene Theologifche
ftoffe iprekende, bejegend, maarkreeg
ook (dat veel hooger liep) een braave
fufflet, ’t geen hy niet wel könnende
veelen, zoo meinde hy dien Heer by de
kop te krygeri, (dat hy , myns.oordeels
met moeft gedaan , maar liever wegge-
gaan , en naderhand hier over geklaagt
hebben) maar deze Heer, wat kort zynde,
ontdook zyn handen, laatende , zoo
ik meyne, egter nog zyn pruik in de
loop. Zoo ras hy ’tontdoken was, ilelde
zieh zeker Oriderkoopraan voor hem in
de bres , maar hy vatte dien onvoorzig-
t.I$en j°ngeling zeer ongenadig aan, en
wierp hemzoodanig tegen degrond, dat
Ü f e W ° " ,rent kom^dürfde.
De Fiscaal de Groot, die al mede bet td-
gen.hem had , vraagde , nvat het tezeg-
, dat by dien Qnderkoopman zoo
x en wilde hem daar op mede
} maar hy gaf hem van dat
. Jaken een rok, en broek. DeCapi-
tem, die ’er mede byftont, en, die zoo
men zei , met al die andere opgeftemt
nad, om dien Pater eens te degeo pal te
zetten, en een vuile Atheiftifche taal te-
gen hem uit te llaan , quam zieh het
laatfte m in de bres itelleir, meinende
door zvn krygskundige agtbaarheid, en
grove handen ( alzoo hy hem ook aan-
taitte; dezen Pater niet alleen te over-
lnuiven, maar ook wakker af te rollen j
doch dit ontichoot hemvolkomen: want
de Predikant greep dit ongezouten en
ltinkend ihak vleefch in zyn i'uggeftreng,
en wierp hem zoodanig, dat hy quatiie,
tegen de muur.
Geduurende deze bataille in ’t huis
van den Landvoogt waren de kaarzen ook
uitgeraakt, waar op de Heer van Eps%
met wetende , wat ’er te doen was, in
die kamer gekomen , en , by ongeluk
ontrent dezen Pater geraakt , dien hv
ook , zonder hem te kennen als vyand :
maar tot zyn ongeluk , aantaftte, aan-
gezien hy hem een' groot getal muilpee-
ren g a f, waarom hy zieh eindelyk be-
kentmaakte. De Pater, hoorende dat
hy^ den Landvoogt onder zyn kluiven
nad, zeide met bedaartheid : myn Heer,
zyt gy het, ik had het op u zoo niet gemesnt\
maar dagt y ,dat het , een ander voas y die my
als vyand aantaßtey en derhalven ts mydat
Ieet', en dus liet hy hem, nevens de vier
anderen , met alle de gekregene flagen
daar , en ging , om verdere moeite te
myden, na huis.
Het bleef daar egter niet by : want
daagsdaar aan tot den avond zieh in huis
gehouden hebbende , ging hy met zyn
Cabay, o f dünne Japonze rok, om een
avondlugtje } doch had een klein hou-
wertjedaar pnder verborgen, o f zomtyds
een van deze avondwolven een toeleg-
gelyk hy vreesde, op hem gemaakt mogi
hebben.. En waarlyk zynyoorzorge was
niet te vergeefs: want, in zekere flraat
gekomen zynde, wiert hy door een van
aeae vier galten, verzeltvan eemge Daa-
ven met dikke ltokken, zeer ßhielylc
overvalien, maar had hy zieh wel in des
Landvoogts huis geweert, hy deed het
hier niet minder, rukte aanllonts van leer,
7twelk de llaaven zoo ras niet zagen, of
zy liefen haar meeiter in de pekel, welken
hydwong pp ftraat al knielende hem
om vergiffenis van zyne dwaasheid te
bidden.
De Landvoogt van Eps , die dit alle?
hoorde, ichreef van al deze gevallen
alzoo
alzoo weinig, n* Batavia, als van de weer-
gadelöoze flagen , die hy by dat duifter
avondipel zoo onverwagt kfeeg , fnaär
verzogt alleen, dat haar Edelheden hem in
plaats van de drie Predikanten toen aldaar,
(die ook om hunne opkomft, zonder eigens
verder af te fpreken , verzogten)
arie vroome , eerly.ke, en godyrugtige
Perfoonen geliefden toe te zendeh} wäar
uit veelen op Batavia geloofden , dat of
die Landvoogt eek was, of dat hy ten
minften vaftftelde, dat de drie , die bm
hunne verloffing.verzogten, niet vroom,
eerlyk, nog gödvrugtig waaren j doch
de tyd heeft geleert, dat het eerfie maar
al te waar was.
Nog in deze zelve maand quam ’er tyding
* dat de Heer van Eps, geen raadmet
de zaak van CaßeUa, waar op haar Edelheden
zeer ftyf ftonden, wetende, niet
alleen mymerde, maar niet veel beter als
gek en beroerd was j waar door hy ook
genoodzaakt geweeft is , om in ’t jaar
1714. ontflag van zyne bediening , mits
verblyvende daar, te verzoeken, ’tgeen
hem beide, mits äffchryving van gägie,
in ’tjaar 171 f. toegeftaan is. P m I
Hoe ’t nu verder met de zaak van
'Gaßella, en hem gegaan is, weet ik niet
net, dan alleen, dat haar Edelheden in
’tjaar 171*5. ’tverblyf van den Heer van
Eps in Banda ingetrokken , en hem ge-
ordonneert hebben wegens de zaak van
Caßella op Batavia te moeten komen,
aangezien hy haar nog ganfeh geen ver-
antwoording daar ontrent gedaan hadde.
Ik geloof egter , dät me zaak zullcen
vaart niet meer, als in ’t eerft, geloopen
heeft, om dat de Heer van Riebeek in
*t jaar 1713. ondertuflehen is konien te
overlyden , en ichoon de Heer Douglas , r
patroon van de Heer van Epsy niet lang
*er nä naar ’t vdderland vertrokken is,
heeft hy egter daar in zyn plaats den Heer
Caßeleyn, zynen vriend, en ook den Heer
van Svool, gelaaten , met Wien , toen
Oppeflandvöogt zynde, hy in een goed
verftand ftont , en altyd geftaan heeft,
ten wäre daar in door de tyd eenige ver-
andering ( ’tgeen niet geloove, nog my
gebleken is) gekomen was.
In zyn plaats qiiara in ’tjaar 171 r. de
zomtyds waarheia iprekende Heer Philip
David van Ucchelen, die in ’t jaar 171p.
in ’t begin met zyn Tweeden Jan de
Groefe, en den Fiscaal Louis Badrmaaker ,
pyer hun flegt huishouden aldaar , op-
ontboden is met afgeichreyqn ioldye,
en door de Heer Pieter Gabry ,\ Tweede
van Amböiria , in ’tjaar i<Sip^ Vcrvän-
gen. ' n
Deze Heer Gabry bleef ’er tot ’t jaar
17ZI. en wiert door den Heer Salomon
Storm vervangen j doch dezein ’tjaar 1722»
iften Januari overleden zynde , is myn
Ichoonzoon de Heer Balthafar de Bruyme
hier y maanden Gezaghebber geweeft.
Uit deze weinige ftaälcjens. kan men
zien, hoe ’t in zulk een Landvoogdy nü
en dan toegaat, en hoe zoo veel braave
mannen, en Kuisgezinnen , dikwils van
de zotte capri ge en hoofdige grillen van
een dwaäzeii gek , en averegtzen Landvoogt,
geheel en al afhangen moeten,'
zoo zy niet t’eenemaal bedörven willen
worden, ’tgeen hen, hoe voorzigtig.zy
ookzouden mögen zyn, dikwils egter te
beurtvalt, als zy maar ’t ongeluk. hebben
van by hem in ’t 00g te loopen , ea in
k quaade blaadje te ftaan.
Z 6 V E N D E H O O F D S T Ü K .
N Aamen der Commifäinifen hier. , De Öpperkooplieden. De Capitein^. De
Opperhoofden van Lontholr. Die Fiscaals. De Soldyeboekhoüders. De Ge-
heimichryvers. De Opperhoofden van Poelo Ay. D* Opperhoofden van PFdyer%
Geheimfchryvers des' GeHchts. De Lieutenants; D i Vaandrigs.
DAt ifteii nu en.dan hier., en,in
andere Öofterfche Provintien,
wel een Commiflaris, of Geyol-
magtigden uit naam van haar Edelheden j
ggzonaen hpeft,. om alles daar van naby
hd- en door te zien, is Wel waar, maar
dat. gefchiede meer , als men oordeelde,
dat het belang der E. Maatfchappy dit
yereifchte, dan wel öm eenige oriordeh-
telykheden, door een Landvoogt begaan *.
na te fpeuren, o f te ftraffeh } behalven
dat ’er maar zeer weinige geweeft zyn *
die al mede na hunne driften, en veeltyds
niet zonder groote zugt, de zaaken be-
handelden.
I I I . Dbel;
N Naamen