
53s V e r h a n d e l i n g
Iñdtfchi Naamen.
Vän welke ik ’er twee a drie hebbe.
By alle welke Zeé-Hoornkens ik nog
voegen moet, als daar mede töebehöo-
rende.
De zelve De Zet-Appel.
naam. Hier van heb ik wel twintig-derley
zoorten, en daar onder ’er een gehad, zoo
groot als een Tafelbord} dog mifle dienu
alle , alzoo zy , onder andre goederen,
mede aangehaald zyn.
Deze komt Lib. I. Cap. XXVIII. voor
in de Rariteyt-kamer van de Hr. Rumphius.
De De tuiband.
TUiKZe/i Wm deze zyn ’er twee Zoorten , eene
Tuiband. ¿enjge 0pftaande banden tuflfchen de
knobbels, en eenige zonder bänden. Ik mis
die nu beiden ook , dôor’t zélVe ongeval.
De zelve Doods-Hoofd.
Naam. Hier van heb ik ’er een paar. En zy
komen by deHëer Rumphius, Lib. I. Cap.
XXIX. voor.
De zelve P e kleene Zee-Ster.
Naam. Men heeft ook Zeef groote. Ik heb
eeh kléene.
De zelve Zee-koekjens 9 o f Pannekoeken-,
naam. Deze heb nu niet.
De zelve Zie-Nitjens. . |
haam. . Van deze heb ik ’er een.
Daar ziet men nu wel de voornaämfte
Hoornkens, die in Ätiiboina, éh eldérs oiri
de Ooft, vallen, zob, volgeös het geene de
Heer Rumphius daar van aangeteekertd
heeft, en van zÿiien néerftigen vermeer-
deraàr dàar nog uit andere Gabinetten by-
gevoegd is , alè ook uit ëën groote rhe-
nigte van nog andere zoorten, die ik Uit
Amboina mede gebragt hebbe, en nog in
iriÿh Gàbihetjè bezitte } mi&r men moet
riièt oôrdeélën ^ dat ik het nu alles, dat ’er
van de Ooßerfche zöorten by deze en gcne
Liefhebbefs zoude mögen beruftert, by-
éeri gezaîhèld hebbe : Want het is zeker,
dat den eene dikwil's ’t eene , den andren
’ t andre ftuk, dat bÿ geen ander nog bekend
is , bézit. Weshalven men , om
een volmaakt Werk hier van op te ftcl-
feh, een nette lyft yàn alte , dat alle de
byzonderè Lief hebbers bezitten, en dat, I
met aanteekenirig van dé byzöhdfe plaat-
zen, daai- dêzé o f genë HoorWen vällen ,
Üöödig had} thaar hier aan zöu veel moby-
tg 'iyh; diemy ,- mögt ik het Weten, niet
verveelen zoù ten dienftb van alle Lief-4
hebbers te onderg'aati.
By dobrlööping vän hèt Wërk van de
Heer Rumphius , en de Ooftërfche Hoorn-
kens , en Schelpen , daar uit hiëi aàngé-
haald, bfeVirtd ik ebn gétal vart ruim drie
liö&derd Zte-Hoornkètoï , eh vâh dé Schelpen
ruim hpriderd zoorten , ook fchynd
de Heer Rumphius ( volgens ’e gene wy
Lib. II. Cap. X X lX . lezen) ’er maar 360.
zoorten gehad te hebben } dat hier mede
hiét vedi verfchillen zal , alzóo ’er hier
vele na zyn dood bygevoegd zyn. s By
navorfching nu, beviride ik dat honderd-
fagtig zoortén van HoornkenSy en twée en
dertig Schelpen, meer bezitte , en Jieb
bevorens drie honderd zoorten van Hoorns
en Schelpen meer, dan de Heer Rumphius t
gehad. Hoewel ik nü veel zöorten, en
zelfs ’er een groote menigte heb, die vee-
le Liefhebbers niet-bezitten , mis ik eg-
ter nog deze navolgende, ZCe-Hörens.
De Zöhne-Höfefl.
De Zee-Ton.
Dé Aroeze Tromper.
Het Rievier-Paus-Kroöntje< Dit heb ofi-
langs bekomen.
Den Opper-Admiraal.
Den Admiraal.
Den Vice-Admiraái.
Den Weft-Indifche ofdèn Admiraal vanOhid.
De gebulte Krabbe.
De groote Ambotifche Lap-Hoorn.
De geele Aardbey.
De Purpere dito Lap-Hoorn.
De Appelbloezettie Zee-appel.
Groote Bägyne* Drollen.
Zeer groote gebandeerde èn geribde Glie-
Hooms, met vlekken.
Zeer groote rofle geribde Olie-Hoorns,
zonder vlekken.
Getakte Knollen.
Jokjens.
De Weft-Indifche Paus-kröon , o f Ceramzê
witte dito.
Dé Cerämze getakte MátÍ-Príéffi.
De geknobbelde groote Spil.
De geribde groote dito.
De Moorfche Tulbanden met pootèn.
Graeuwe ros-gebandeerde Dädels.
Zeer groote Bruinetten. Zeer
Hoömeii bevörens öök by
my beze-
ten.
D o s t -In d is c h e S C H E L P E N , o f D U B B L E T T E N . 5 3 7
Zeer groote Zout-korls.
Groote Goude Tongen.
Zeer groote bonte Knobbel-Hoorns.
Een zeldzame gefpikkelde Lap-Hoorn.
Schelpen.
De Citroen-geele St. Jacobs-Schelp.
De bleek-roode, Compas-Schelp.
De St. Jacobs-Schelp met doohien, Pur-
per-verwig.
DeBloed-roode, dito.
De S*. Jacobs-Schelp met dobrneii, fpie'r-
wit.
Het Hertje met roode ftippels.
De fpier witte St. Jacobs-Schelp.
Het dubbel-Hertje.
Het Appelbloezëm, dito.
De Kris. Deze heb onlangs bekomen.
De Soelize bruine Schelp.
De ftompe Nagel-Schelp.
De Neptünus-Schächt. Heb ’er drie dnlangs
gekregen.
Orangie Filoozen.
De Steenichede.
Veel Holfters.
Appelblöezeme Hammekens,
Zadel-Schëlpen.
De groote Paarlemoer-Schèlp.
De lange dito.
Alle deze Hoornen, en ,
nog veel meer zoorten, heb ik te voren
bezeten , en onder andere ezn Doeken-
Duyfjty of RoemabGorha zoo groot, als
ik nott by eenfg Lidfhebber gezien hebr
be, die alle in een groot Cabinet geweeft
z y n , dat ik by myn eertte komfte uit
Inditn mede gebragt, en toen aan een
groot Heer weg vereerd heb , op hope
van daar door cen van.myneZwagers met
een goed Ampt na Indien te hetpen , ifit
my wel beloofd was f maar daar nicts op
volgdb} en dat my, om de zeldzaamheid
der ftakken, die daar by waren , ’nader-
hand zeer beroüwde.
In dit Cabinet zyn veel groote Doeke-
HuyfjeSy en uitmuntende andere ftukkeri
geweeft, als verfcheide Jok-jensy bloed-:
roode , bleek - ropde , en gemeene dog
zeer groote Compas - Schelpen , heerlykp
Nagel-Dubbletten , en meer andre firaeje
Hoorns en Schelpen , die ik noit daar na
meer heb können krygen, en tothetver-
Zämcien van welke dikwils het geheel le-
ven van een Mehfch niet genoeg is. Ik
leve nogtans in die hope , dat ik metter
tyd nog Wel deze en gene fraeje ftukken
by myn Oofterfch goed krygen zal.
Ondertuflchen vind ik ih deze Lief- Wat de
hebbery Hetfraeyfte, dat, hoe veel men’er Liefheb-
00k van bezit men egter noit alles heeft, en bers tot
dät men zomtyds by de kleenfte Lief- Liefheb^'
hebbers ongemeene ftukken vind die beryaan-^
¿elf in de grootfteCabinCtten, ja by geen fpoordj
een ander L ie f hebber, voorkomen} zoo
dai ook de allerniinfte iets heeft , waar
mede hy. z ig . kittelen , en zynen iever,
hoe kleen anders, om dar gy nog weinig
bezit, opbeuren , cn zig tot het verder
riavorfchen van deze zeldzaamheden aän-
zetten kan } maar het zal tyd werden , ,
dat wy ook van de andre uitlandiche Zee-
zeldzaamheden , die wy bezitten , iets
zeggeh.