
man met eenen St. Thortiäs arm, én éen
vrouwmenich, die natuurlyk éen weinig
baards had.
Wy deden Vöör hen éens liiftìg óf> dö
trompfet blazeri , én o p de viool ipéleri,.
Waar oVer zy zieh zeer verwonderderi.
Daar op zond Tasniati zyn böot, en die
van db zeehaari, met éehigè watervaten j
oin te zien o f daar aan lana water, alzoo
die oude het hen met wyzen Verzekert
had, te krygen zou zyn.
Met yder ooot ging een iiuurman , èri
ibhipper Ide Ijèrkzoon Holman , en de
koopman G'Ufemans togen met de chaloep
mède'na land , en was al ons volk wel
van geweer, fchoondit in opzigtvanden
goeden aard dezer menichen onnoodig
icheen, voorzien.
Na dat zy nu een ftuk weegs Verré na
de N. O. zyde van dit land geroeit wahren
, quamen zy eindelyk by drie kleine
waterputjens, waar uit men ’t water met
i klappusdoppenibheppenmoeft, behalven
dat net ook in zieh zelven niet dogt.
Daar na bragten zy ons volk verder
landewaart in, op éen fraajé vermaakelyke
fjlaats, daar zy hen op een fierlyke bai-
eoe, en op zéer nette fyne matjens neer-
zetteden, hen toen met 2 klappusnooten ,
een voor hun overften, en een voor onzen
fchipper , enz. onthaalende. Hier op
keerde ons volk tegen den avond met een
verken , en met berigt , dat hier geen
water te bekomen was , weder j doch
éruilden dien dag nog wel 40 verkens, 70
hoenderen, en verfcheide vrugtén, vóor
zeer weinig ipykers, zeildoek, enz.
Deze lieden weten van geen tabak
rooken, en hunne vrouwen gaan van de
middel tot de knyen met matten vari
bladen van boomen gedekt, zyn voor de
reft naakt , ert korter van hair dan de
mannen. Deze laatfte hebben een baard,
wel ? o f 4 vingeren breéd, doch aan de
kin bóvèn dèn mond redelyk gekört,
houdende hunne knevels ontrènt 2 ftroo-
breed lang. Men zag by hen ook geen
geweer, weshalven raen te minder voor
ongemak vreesde.
Daags ’er aan wierden de orizen, weer
aan land gekoraen om putten te delven,
vtybetervan henmetvilch, zoete melk ^
enz. onthaalt, en in allen déelen vrien-
delyk béjegend.
Ook vraagden zy aan de onzen, waar
zy van daan qüamen, en waar zy na toe
wilden 3 waar op die zeiden , dat zy
reeds over de 100 dagen in zee géweeft
waren 3 daar zy zieh zeer over verwon-
derden , weshalven klaar blykt, dat zy
j malkanderen ( waarfchynelykft dòor Ma-
leifche o f andere tolkén ) wél verilaaö
hebben.
Zy ruilden hier riog veel verkens, hoenJ
1 deren, enz. doch geraakten ’snamiddags,
G 5 doof
häls met biaderen behängen was. Zy
bragten een wit vlaggetie en een kleed van
baften van boomen mede, welk vlaggetje
zy op de plegt van ohze boot Helden.
Hunne praauw was aan de eene vlerk
met fchelpen en zeehoornkens verfierd,
waarom zV dit voor een praauw van den
koning o f overfte des lanas riamen , om
welke reden zy hen een Chinees fpiegel-
tje, een mes , een dongri , en eenige
Ipykers vereerden.
. Zy dronken hen een glas \Vyn , tot
hunne geruftheid, voor, en gaven hen
toen een roemer wyn , welke zy uitgo-
ten, en namen die mede na land.
Kort daar na quamen zeer veel praau-
wen, zommige van welke 10 o f izklap-
pus medebragten , die de onzen tegen
ipykers ruilden, ook fwommen zommi-
gen met klappus na de ichepen.
Naderhana quam een oud man , dien
de andere eerden, aan boord, die de onzen
frooten eerbied , met ’t buigen van zyn
oofd tot zynvoeten, gelykde onzehem
weer eerbied betoonden , en verfcheide
fnuifteryen aan hem fchonken.
Eenigen van hen gaven hier in ’tweg-
gaan preuven van hun dievery, en tegen
den avond quamen wel 20 praauwen
ontrent Tasmans fchip, maakten eerit een
groot geroep van wöt, wer, wor , en
bragten toen een verken, eenige klappus
en oebi’s , aan boord, waar voor men
hen een fchaflchotel , en eenig koper-
draad vereerde j ruilende naderhand nog
eenige klappus, piiang, oebis, een ver-
lcen , enz. voor. ipykers en kraalen.
Wanneer ’t nu donker wiert vertrok •
ken zy alle weder, uitgenomen een, die
aan ons boord bleef flaapen.
Den 22dcn dito quamen weder vöel mannen
en vrouwen , jonge en oude , met
allerlei ververfching van dat land , aan
boord. De oudfte dezer vrouwen was
de pink der beider handen afgehouwen}
doch dit zag men aan geen der ionge
vrouwlieden, zonderdatae onzen de reden
hier van konden uitvinden.
Op dezen zelven dag quam die voorige
oude man weer met een gefchenk aan
boord, dien zy weer met een zattyn kleed,
een hoed,en een hemd befchonken 3 ’s mid-
dags quamen ’er 32kleine praauwen, en
een groote met een zeil ( even als ’t geen
men in Jacob le Maire 's journaal ziet)
by hen, en van dezclve ook eenige mannen
en vrouwen aan boord, met hunne
vrugten , ook eenige onbekende worte-
len, en een halten - kleedje.
Tasman vereerde aan den opperften van
18 kloeke mannen , en hunne vrouwen
eenbroek enhemd, waar mede hyzeer,
na dat hy die aangedaan had , verfierd
was.
Onder deze lieden was een groot lyvig