
Z A A k e m 8p
xdij. hem na ’tvaderland, enhy heeft oöfc be-
zorgt, dat zy hun ibldy bekomen heb-
ben.
Toen hy tot Amfterdam quam , ont-
moette hy twee vrouwen, de eene, die
voorgaf zyn moeder, en de andere, die
zeidezyn minnemoer of zoogfter geweeft
te zyn. Tegen de eerfte zei hy: ik zeg9
ik zeg , zyt gy myn moer, zoo zyt gy een
'groote hoer , en viel zeer onbarmherfig- ge-
weefi, van my maar op de ßraeft ( ’t geen
hy wel wift) nedergelegt te hebben 5 en
daarom, ik zeg, ik zeg, hebt gy my toen
niet willen kennen , voor u zoon, wanneer ik
f .uitgevaaren ben , en niets had,, zoo- kenne
ik u 00k nu voor myn moer niet. Tegen
de andere zeide hy, ik zeg, ik zeg, hebt
gy my gezoogt, zoo hebt gy met my als een
brave moeder gedaan, en gy zult bevinden,
dat ik als een bradve zom met u handelen
za l, gelyk hy 00k waarlyk gedaan heeft.
Daar zyn’er 00k weinig, die de reduit
van den ouden Denner ( aie men wil dat
hy bouwde) voor by gaan, die niet het
een o f ’t ander koddig verhaal uit het le-
vensbedryf. van dezen Willem Janszoon
( want zoo wiert hy doorgaans genormt)
De Heer moeten ^oorcn- zYn tyd was alles in
yjjk Banda nog zeer woeft en wild j maar de
eenigiins Heer Pieter Vlak, die 00k eenArts was,
In zyne heeft het hier behoorlyk in ordre ge-
B | bnl8tfchreven.
Hy is *t geweeft, die allereerft de Perlten
, of ftukken lands, by kleine percee-
len , uitgedeelt, de ftraaten afgeroyd,
de Raad des Gerichts ingeftelt, en het
yoornaamfte. tot het ordentelyk beftier
van deze nieuwe Landvpogdy verzorgt
' '' heeft. , ;
Deze Heer, den i8ften Juli 1617. met
een örembaai de vifite o f ’t bezoelc agter
?t Hoog Land zullende gaan doen, nam
den; Opperkoopman . Jaques Senepaar,
zynen Cäpitein Nicolaas Colf\ zynen Ge-
heimfchryver Ifaac van der Voord, en
zekere Juffrouw Maria Keyfeis , mede j
Zyn ge-maar zyn icheppers, ofte roejers,
vankenis, Poclo - Rhunders zynde , voerden hem
voerirfr" meC zyn gan^h gezelfchap na Kellibon,
naCerameen ^orP °P ei^nd Ceram,'als in fla-
verny.
. DeCerammers, zoo goeden buit heb-
bende, wilden na geen voorwaarden van
loslaating o f randfoenering hdoren , dän
dat men eerft alle Poelo - Rhunders op
vrye voeten Hellen moeft , een ontiiöge-
lyke voorwaarde voor die vart Banda om
na te komen.
7vn v OndertuiTchen vönt de Landvoogt van
loffing " Amboina, de Heer Jan van GorCöm, goed,
door de zieh met 12, Coracora’s den i ftcn October
Heer van derwaarts te begeven j doch onderweeg
orcom. jjar(j we£jer krygende , en weer te rüg
geraakt zynde , ' is hy niet vöör den
z^den dito met p Coracora’s in Banda gekomen
,- alwaar verftiaän hebbende , öp XÖ37;
Wat plaats hun Landvoogt gevangen zat,
is hy daar na toe geichept, en den zdeu
November aangeland. : ' ; -■
Daär vielen m ’t eerft Vericheidd hevige
Woorden, en dreigementen, aan weder-
zyden j maar die Van Kellibon, welzien-
de, dat hen devrede beft geleek, gaven
den Landvoogt Flak , met zyn gezel-
fchap (uitgenomen den Heei* Senepaar,
die al lang te vooren, na Banda willende
overfteken , weggeraakte , zonder dat
men oit meer van hem hoorde , en die
aldus waarfchynfelyk verdronken is) zonder
eenig ranazoen te vorderen , aan de
Heer vanGorkom over, die zynen Ampt-
genoot den iodcn November zeer zieke*
lyk in Amboina bragt, van waar h y ,
wat bekomen zynde, den iz ften Decem-
ber met i ichepön weer na Banda ver-
trok. ■
Hy vereerde eenige goüde penningen
aan eenige Radja’s en Orangkajen, die
hem piet hunne Coracora’s waren komen
verloflen , onder welke öok de Radja’s
of koningen van Soja- en Hoetoemperi*
benevens de Gnatohoedi geweeft , ' in
welker familien diergelyke penningen
(ontrent i{ Rders fwaar) te Vinden zyn.
De Heer CorneUs Acoley is een marfvart
groote verdienfte, envän veel agting by
de Bandanezen, geweeft.
Hy nam in ’tjaar 1634, die van *tge-De Efder
ipanichap Gottaroewa ( beftaande in de Aco]ey’s
doipen Celor , Kellemoeri, Kellibon, ge™80“7
Affin, Dawan, Amoelit, Watteloni,
Onder, en Bammer) als oök die vart
’t'eiland Goram, vreezende ’s GompagnieS
ganiche magt op hun dak te krygen, na
veel biddens en fmeekens , weer in ge-
nade aan, maakende met hen dit navol-
gende gefchrift van vefzoening.
W T Gömelis Adoley , LaHdvoogt en
Beßierderwegens den Nederlandfcheii
Staat in Banda, onder het beleid van den
Edelen Heer Antoni van Diemen, Opper-
landvoogt van ganfeh Nederlands Indien,
doen te 'iveten , hoe dat öp *t ernßig bidden
en ootmöedig verzoek der expirejfe daar toe
gecornmitteerde Opperhoofden genaamt Ha-
talima, 'Labacuda, Comboret Kaywan,
Manika, Tibo, Labi, Maleyo, en Ta-
tollo j van de refpeäive Dorpen Cdtelove ,
Ammer i Day, Ondei, Aineckor, Kelackeij
Mieren, Minda, en Keleßiter, alle gelegen
op V eiland Goram, na goed berigt en onder-
handeling , tot dißtnSle ■ reizen geh ouden,
waar in de voor dezen bedrevene fouten le+
Vendig zyn vertoont, invoegen na fchuidbe-
kentenis en fidelle beloften van tot geenen tydö
iets tegen de Nederlanders , of der zelver
Staat, nu , nogte nimmermeer, in V klein'
of tgroot te zullen attenteren, veel min rer
dulden, de geringße onlußen ons van hen niet
M . . ^ zullen