
waar op de onzen veel doodshoofden zagen,
en een beeid, ten naaften by als een
Zeldzame menfch totaan de fchouders, en daar by
Begrave- een fchild met eenige andere gereed-
nfeder fchappen, en tegen deze klip ook dier-
Oniners. gefyke merken geteekent :
En dit was hunne gemeene begraaf-
plaats, enwyzevan begraaven, .gewoon
zynde hunne dooden , niet ter aarde te
brengen , maar die op een ftrandklip in
de regen en zonnefchyn , om die daar
zoo te laaten vergaan, te plaatzen. En
zulke begraafplaatzen ziet men hier door-
gaans längs deze Cubiayfche kuft.
Aan ’t einde dezer bogt in ’t O. heeft
men weer dien hoogen hoek , zynde
Cubiay’s Z. W . hoek, en agter de zelve
in de baai zagen de onzen een kanaal,
waar door zy giften, dat men aan de andere
zyde in zee weer uit zou können
komem
Den 7den September vertrok zyn E.
uit deze b o gt, doch geraakte hier in
groot gevaar , om, door de tegenftroom,
zyn fchip tegen de klippen te verliefen
.H
y bevpnt dat zy hier 4 graaden 16
min. N. Ooftering miswyzing hadden,
en dat op dp Z. breedte van 4 gr. 2 min.
Hy lag nog 4 mylen van Cubiays O.
»t Wesels ^oek 5 die & m y le n van de voorige Z. W.
Fiiand, hoek lag, en f mylen van ’t Wezels eiland
, aan welkers W . hoek zyn E. den
11 den dito ten anker quam , doch vont,
aan land gekomen zynde , geen volk,
dan maar een man, die fchielyk uit een
h.ut fprong, en de vlugt nam.
Den i? d?n verzeilde zyn E. van ’t Wezels
eiland , tuflehen de vafte wal en 3
eilandekens door, .die meeft aan een op
een vlakke droogte lagen , van welke
*t Weftelykfte z mylen van de wal, en j
mylen van den N.\V. hoek van ’t Wezels
eiland lag,
Hier önrviel hem de vafte wal N . N.
O. en N. j over al laag land zynde, waar
by npg 3 andere eilanden lagen.
In ’tN .za g de Heer Zeyts een grooten
inham, en ftakO. N .O. na de overwal,
11 mylen van ’t Wezels eiland, en quam
aan de W. zyde van een eiland ten anker,
1 eggende ontrent 1 myl van een hoek,
Laewe genaamt, agter welken hy, volgens
de oude kaarten, de Moordenaars-
rivier meinde te vinden, dat zyn E. daar
na anders vernam.
Hier vond het volk veel Oefters, die
zeer wel na paarlemoerfchelpen geleken,
waar van zy’er ook eenige mede in Banda
gebragt hebben.
Den i6den September hier van daan
’t anker ligtende, ging zyn E. met een O.
N. O. wind onder zeil, vernemende
’snamiddags een groote coracora. Ook
had de ftierman van de Pieflang , digt
onder de wal wendende, man kau, mari
kau, dat is, komt hier gy, kamt hiergy,
hooren roepen} gelyk hy daar ook eenige
huiskens gezien had.
Daar na keerde de Heer Keyts, op de
Pieflang overgaande, na de plaats van
waar dat geroep gehoort wasj al waar de
tolk met die inlanders, uit het bofeh te
voorfchyn en op de klippen gekomen zynde,
fprak, zonder dat men hen egter regt,
dan nu en dan maar eens, zien kon.
Zy riepen zyn E. volk daar aan land j
dat de Heer Keyts ten eerften niet kon
toeftaanj waar opzyverzogten, dat zyn
E. doch wat verder op na nun dorp zou
vaaren, daar zy hem. dan morgen nader
fpreken wilden , dat zyn E. beloofde,
waar op die inlanders met huu vaartuig
digt onder de wal voor zyn E. heenen
liepen; gelyk ook zyn E. dien avond met
den donker digt onder de zelve ten anker
1 quam, en zieh ’s morgens daar aan, den
! I7deu September , voor hunne Negry , , tEllan(j
op ’t eiland Nametotte, leggende op wat Namemeer
als 4 graaden Z. breedte , nader totte.
onder de wal begaf.
Ondertuflchen zeide de ftuurman aan
zyn E., dat hy weer water zou van noo-
den hebben, en datBorri hem verzekert
had, dat daar een goede put aan de wal
was, die hy aangeboden had hem aan te
wyzen.
De Heer Keyts aantwoordde, dat hy
wel lydenmogt, dat dit gefchiede, mits
dat hy wel toezag, dat zy geen ongemak
kregen, dathy aannam wel tebezorgen;
doch dat een geheel ongelukkigen uit-
flag had.
Daar op begaf deze ftuurman Goozen
zieh, tegen de vermaaning van de Cor-P ^ .ver~
poraal, zonder eenig geweer na land,v°an ons
daar zy in ’t eerft wel: vriendelyk ontfan- Volk
gen, ennadie put geleid wieraen, maardoodge-
zy waren geen yo. Ichreeden van ftrand flaSen
fekomen , o f zyn E. hoorde vreezelyk,zyn‘
elp, help, roepen j waar op hy aan-
ftonts uit zyn jagt ettelyke ftukken loflen
liet, dat deze moordenaars de vlugt deed
nemen, die dus de overige, die reeds in
’t water gevlugt waren, verlieten, waar
op zyn E. aanftonts met het krygsvolk
na de chaloep de Pieflang, en zoo verder-
digt onder de wal, en met de fchuit aan
land
land voer, alwaar zyn E. nog 4 van de
onzen doodelyk gequetft na de fchuit zag
loopen ; doch Goozen Danielfz de Koos,
Joofi Theunisz van Kortryk , koiporaal,
Ar ent Sanderfz van Kloofierleli, foldaat,
en , na zyn E. vermoeden , ook Borri,
waren reets doodgeflagen , de hoofden
äfgehakt, en naakt uitgekleed.
De fergeant trad met 16 man (door
ons gefchut gedekt zynde) aan de wal, ;
en enargeerde braaf herom, doende zyn
E. desgelyks uit de Pieflang $ en men
bragt ondertuflchen ftuurman Goojfen^ en
Arent Sanderfz, beide zonder hoofd, in
de fchuit j maar den korporaal en Borri
vemamenzy niet, ziende een ftuk weegs
verre wel een fwart op ftrand dood legf
en} doch konden niet bekennen, o f het
torri, dan o f ’t een ander was.
Daar op belaftte zyn E. alle de vaar-
tuigen der vyanden in den brand te fte-
ken, dat in een oogenblik üitgevoert was,
hoedanig zy ook met hunne andere vaar»
tuigen en huizen aan de overzyde dezer
klip gelegen, leefden.
Ondertuflchen fchoot de vyand van
alle kanten'uit het bofeh ook dapper met
pylen, ’t geen de onzen niet belette nog
ettelyke praauwen weg te fiepen, en aan
boord te brengen.
Dit was hier dus wel zeer quaalyk uit-
gevallen 5 maar het kon nog veel erger
uitflag gehad hebben.
Daar op ligtte zyn E. ’tanker, liep 3
mylen buiten de wal, en zette onze dooden
daar in zee , terwyl ons ’s avonds
nog een matroos, Jan van Dord genaamt,
afltierf.
Dit eiland Nametotte legt op den W .
hoek van de bekende Moordenaars rivier,
en is tamelyk hoog land, na gifling wel
8 mylen in ’trond , hebbende zelts aan
de W. kant mede over al zeer goede
ankergrond. Ook is hier wel de voor-
naamfte ftapel des Mafloy - handels, alwaar
de Cerammers jaarlyks van Mey tot
Augullus komen handelen, van waar zy
ook zeer goed ebbenhout, en flaaven
vervoeren, aan de inwoonders daar voor
niet veel anders, dan den buik vol ryft,
en een deel groote koraalen, gevende.
Dit volk is zeer fterk , en vry groo-
ter van gedaante, dan eenige andere hier
ontrent, enfpreekt, behalvenzyn eigen,
ook de Ceramze taal zeer vaardig } zy
faan (uitgenomen dat zy hunne fcnaamel-
eid met boombaften dekken) geheel
naakt. Hunne neusgaten zyn vol priemen
doorfteeken, en hun geweer beftaat
in pylen, boogen, landen enTamboekze
fwaarden. De vrouwen hebben dikke
koraalfneeren om den hals , en de mid-
delen , en zyn in haar aangezigt met
fwartzel van geftampte fmeekoolen zoo
afgryflelyk toegemaakt , dat zy eer
bemorfte verkens, dan menlchen, gelyk
zyn. Ook zyn ?y zeer onbefchaamt, en,
zoo veel men beipeuren kon, zonder
eenigen Godsdienft. Zy baaren hunne
kinderen in praauwen , op de ftranden,
en in de boilchen, en kort daar na wer-
pen zy die in een zak , die haar om den
nals hangt, zynde in zieh zelve onnutte
beeilen, o f die ten minften gelyk.
De W. hoek van .deze moordenaars-
rivier lag N. O. ten O. den Z. O. hoek
van eiland Nametotte, daar ons volk vermoort
was, N . O. tenN ., en ’tOofte-
lykfte van ’t Wezels eiland Z. , ontrent
3 mylen van ons. Zyn E. quam daar op
weer onder ’t Wezels eiland ten anker.
Vermirs nu hier voor ons niet meer te
doen viel, keurde zyn E ., .na nog z da-
genvertoevens, beft, om, alzoo zy aan
’t Wezels eiland geen water vonden,' ten
eerften weer na huis te keeren , hoewel
hy, volgens zyne ontfangen laft, nog eens
op Aroe, wegens de paareibank aidaar,
aan moeft gieren , om eenige voorraad
voor ons volk daar over te geven j maar
’t zelve niet könnende krygen , liep zyn
E. maar na Banda, daar hy den z6deu dito
behouden ten anker quam.
Hier uit nu kan men , ten minften
eenigermaten, zien, hoe het in dit Nova
Guinea geftelt, en wat land en volk het
is.
Met een woord moeten wy hier by
voegen, dat, b y ’tvertrek van de Heer
Commiflaris Dirk de Haas uit Amboina
naar Batavia, in ’t jaar 1691., Keffing,
een groot landfehap op Ceram , weer onder
’tbeftier van den Heer landvoogt van
Banda geftelt is j doch egter wieraen die
van Amboina, by fchryvens haarerEdelheden
van den Z4ßen Februarii 169z. wel
uitdrukkelykbelaft, op hunne fluikeryen
van Nagelen wel te letten hoewel
’t deel, aat onder Banda behoorde, zieh ,
volgens fchryvens van haar Edelheden van
den 2<Sften Januarii 1680., anders tot de
bogt vanHaja toe uitftrekte, ftaande alles
Beweften die bogt na die tyd onder
Amboina j doch den i4den Februarii 1692.
en den Z3ftcn Februarii 1694. gaven haar
Edelheden , by hun fchryvens met het
Huis te Spyk, bevel, dat die van Banda
met hunne chaloepen maar tot tuflehen
Keffing, en Werinama, tot het beletten
van ’tfluiken der Nagelen , zouden be-
hoeven te kruiflen. Hoedanig zy i<S8i.
den n den Maart die van Banaa ook wel
van ’t uitroejen der ipeceryboomen ti|s-
fchen Sepa en Haja verfchoont j maar
aan die regeering by hun fchryvens toen
egter de magt gelaaten hadden, om van
Werinama tot Keffing toe alles, te mögen
doorzoeken , zoo als zy ’t noodig oor-
deelden. En idpf. den 23ftcn Januarii
voegden zy , byhun fchryvens met ’tjagc
1 z Born