
24 B E S C H R Y V I N G E v a n
3, van de fcheur naoeten komen en aan-
» vliegen.
„ Dezen afgrond zoude ik ook houden
3> Vpor de voörnaamfte fchatkamer van
Mldie helfche vuurwerken , ende , .ge-
» fterkt door de ervaaremheid , zoo ge-
» l.oof ik , dat hy in zynen boezem alle
93 diebrandende mynen, aderen,fwavel,
33 en iälpeterkelders befluit, vermitsmen
»9 zelden, of mogelyk (indien men daar
» °P ge^et had) noit, door de twee an«
» dere gaten fteenen heeft zien uitvlie-
» gen 3 waar af hy de eerfte voortocht 3» niet genomenheeft i maar ten opzicht 3> vanden rookdamp., die, wegens haare
»> ongeloofelyke aangevoerdc fterke ihel-
jj heid , doortocht gezogt heeft , zoo
33 hebben zy ook niet minder , als ge-
33 weldige trekkende ichoorfteenen, haar
33 beft eedaan , om dien irnook van bin-
ssnen door haar keelen uit te wazemen.
33 Ende, dit is wel het voornaamlle,
33 noopende het genen ik ontrent de drie
ssafgronden alhier hebbe te verhaalen.
3s Waar uit dan ligtelyk is af te nemen, 33 wanneer men op de gelegenheid dezer
3> drieafgronden zyne gedagten laat gaan, 33 hoe ligtelyk en bequamelyk die afgron-
33 den (dat wy zoo dikwils hebben ge-
3j?,ien) dwars door en in malkanderen
3>hebben können arbeiden, - en haar 33 fteenen doen vliegen.
• j9 Nu zal ik alleenlyk een körte be-
-„fchryvinge aangaande de form van de
33 opening zelfs doen. De gaapinge van
3, de mond zoude men können vergely-'
„ kenby eenronde, eenige roeden groot 33 zynde, afgeftekene iplaats , welkers
3,bovengrond tot onder de aard toe,
,, t’eenemaal uitgeholt is , hebbende in
33 z y n g e h e e le r o n d t e cc-n g c ly k e d ie p te
33 van eenige vadems, alwaar het dan be-
39 gint te naauwen, en t’zamen te trek-
33 ken, Jaatende bezyden den rand , die
3, allernaaft de grond is , een fchuins af- 33 loopende uitftek van aarde verblyven. 33 Dusdanig is het mede in den mond
33 van denVuurberg geftelt, dat men uit 93 het na volgende eeniger maate zal 33 können begrypen. 33 Het is verwonderens waardig te be- t
33 fchouwen , hoe helder en klaar alles
93 in den mond gezien word 3 zynde van 33 binnen vier uitgeholde hoeken, die i 33 zieh , in vergelyking van de buiten- 33 rondte van den rand 3 ook allenkskens : 33 na binnen omdrajen , ftaande met de ■
33 vier winden ook meeft regelrecht tegen :
33 over malkanderen. De binnenkant is :
33 zoo onbegrypelyk uitgeholt, dat het :
ssgeenzins te begrypen is, hoe dien rand s
33 dat iterk gedaver van die krakende :
33 uitberftinge heeft können verdragen, 3
93 en uitftaah 3 maar dit is zeer aenmer« s
3 , kelyk, dat de uitipringende en vlie- 3
,, gende fteenen tegen den fwakken rand
„m e t, , <jan by een zeer onljedenkelyk
33 geval, können .feineren ,.alzoo zy hem
33 anders al;Pverlang zouden verbroken
33 en ipgeflagen hebben j de reden is ,)jom 33.dat die twee afgrondeji» -de eenegele-
3s gen aan de.O. en de andere aan de Z..
»kant, in diervoegen onder de holtevan
33 den rand des Bergs geplaatft zyn,: dat
33 ’er tegens de zelve aan zekere fwaare
„rots öpgehaalt is, die als een fchutzel >3 voor dien uitgehaalden wal, die recht
33 over dezen afgrond ftaat, verllrekt,
>3 zynde rondom Zeven vademen lager dan
3> den. boven rand van den Berg. Hier
» tuflehen door nu moeten de fteenen
33 vliegen, ende door dien de buitenhoek
3» van de W kant zeer wyd uitgezet ftaat,
33 zoo können de tleenen, die uit den af-,
33grond van de Z. en O. zyde vliegen,
33 nademaal zy over zoo een hoogverhe«
33 ven ftakvtzel in de lucht opgaan ,i by
33 gevolge ook den kant niet befchaden.
33 Zoodanig is het mede gelegen met den
33afgrond tuflehen de N. en O zyde, 33want terwyl een verheven rots voor
3s hem rtaat, die na gifling tot op een
33 afßant van tienvadem met hetbovenfte
33 aan den rand gelyk komt, zoo kan hy
33 den uitgeholden rand van de Z. en W.
33 zyde almedeniet raken, hoe wel het te
33 verwonderen is , dat hy , niet tegen-
33 ftaande dit- alles , door den val van
jj fchrikkelyke fteenen , waar van wel
>3 eenige op den kant nederkomen, niet
»> neerllort j en al gebeurden ’t ( ’tgeen
»sGod nogtans verhoeden wil) dat den
»3 Berg een diepte van jo vademen, door
►3 binnen voorwaarts over te ftorten,
•j quytgeraakte, zoo kan hier door, nog
v Wiucrvloejinge , nog aardfehuddinge
IJ gelchieden. Het eerfte niet, om dat
'3 die weinige en geringe inftortinge de
3 zee niet kan verhoogen Het tweede
>nier, om dat die ftofie door de keel
> van de middenfte afgrond niet dan het
3 eene, voor , en het andere na pafleren,
3 waarom hy ook , wegens zyn engte,
3 niet alles t’effens infwelgen kan. De
3 bovenmond is zuiver en Ichoon. Hier
»heeft men na de Weftkant, tuflehen
3 een fchuine aidalende rots, en tuflehen
j de middelfte afgrond , een vierkantig
»wit klipje 9 niet ongelyk zynde een
»groote lange zarkfteen. Hetvercoont
»zieh mede als een fmal zandplaatje,
»doch is te gelooven, dat het een witte
> fteenagtige rots. (op. klip) van eenon-
»verbrekeiykehardigheid zy, hoedanig
»wy wel eenige dergelyke witte fteen-
»tjesaan den top van den Berg, die kryt»
»agtigj doch onverbryzelyk hard wa*
1 ren , opnamen. De mond vertoont
' ich boven met een eyrondheid, zynde
den rand over al even hoog, uitgc-
„ionj,
zofidett twee kleine aichheuvelen tus-
,, fchen den N. en O. kant, die hier mede
53 gelyk : als twee hoeken uitmaaken,
„ waar tuflehen een dalende en dan we-
„ derom ryzende mondrand, tuflehen de
,, zy en lo fchreden lang zynde , van
^jdeze twee hoeken gelegen is 5 maar
„ dit alles vertoont zieh van Neira veel
„ grooter, dan ’t eigentlyk is. Voorts
,3is de ganfehe rand, uitgezöndert
3, dat hy hier en daar een weinig uitge-
„fcheurt is, van een gelyke verhevene
„rondte. Ik was zeer nieuwsgierig,
„om van boven een fteen in den mid-
„denften afgrond te fmytenj maar myn
„Reisbroeder Bufton, wyzelyk bevreeft
„zynde, dat zyn nederkoming by geval
3, eenige beweginge aan de brandende
,) ftoffe mochte veroorzaaken ontried,
» my in ’t eerft dat te beginnen , doch
„ ny daar op nadferhand nevens my zeer
„begerig geworden zynde 9 om te we-
„ ten, noedanigen geluiddoordezein-
9, werpinge zouae gehoort worden, zoo
„ namen wy dan een fwaaren fteen, die
„längs den uitgeholden rand al fprin-
„ gende en ketzende in den middenften
„afgrond viel, waar op wy zeer fcherp
„toeluiiterden , verneinende een geluid
„alsvan een heeten enziedenden fwavel-
„ ftroom. Ik hemde vyf of zesmaal met
,, een fterke ftem , ende hoorde daar op
,, een ftuurszen echo. Eenige fwavel-
„dampjeszagenwy uit dien grootenoven
3, van de kanten oprooken, die als zout
„dat in ’tvuurword gefmeten, knapten.
,, Men zag een geduurig gefchilfer van
„ de rotzen door den fwavel na beneden
,, vallen j ende hier mede gingen wy we-
'^der brTicdcn-wiarts- ji,"li9v,ciiüL Croa met
„ een körte dankzegginge voor zyn ge-
„ nade. Het afgaan koftte niet weinig
„ moeite, terwyl den Befg zeer ftyl is,
„ dat echter aan die zyde veel verfcheel-
„de 3 maar ziende van de kant, die wy
„waren opgeklommen , zoo gingen wy
„ zitten , en ftieten ons met ae handen
„van boven af, alzoo over die dikke aich
„ heenen fchuivende. Beneden komen-
„de, tot by na ’tonderfte daar den Berg
„begint, roken wy een peftige ftank
„ van een verrot lichaam , waar op ons
„aanftonts in gedagten viel, hoe den
„zz^en twee kaarels door de fteenen
„doodgeflagen waren. Een weinig toe
„tredende, ontdekten wy het lichaam,
„ ’tgeen met drie gaten gewond was,
„ zynde het eene, in de buik, zoo groot als
„een bolle van een hoed. De kleederen
„waren hem tot het middenlyf van de
„gezengde fteenen afgebrand, hy lag
„met zyn aangezigte in het ftof gedom-
„pelt 3 waarlyk bequaam , om yemant
„ tot medelyden te bewegen. Op Neira
»körnende, gingen wy tot den Achtb:
Ì I I . D eel.'
i, Heer Prefident 9 die ons zeer beleefn
,3ontfing, en hoewel zyn Ed. uit wyze
,, en zeer verreziende gedagten het aan-
3, merkte voör een önderneminge van een
„geweldig gevaar, zoo had zyn E.
„nogtans een bezondere goedheid , om
33 door een zeer beleeft onthaal zieh in
„onzc gelukkige uitkomft teverheugen.
99 Wyders beienonken zyn E. met eenige
,, falpeter en fwavelfteenen 9 die wy meeft
„alle boven op den rand , en ook eeni-
„ gen onder den rand hadden opgeraapt,
,, ende nadien den Ed. Achtb. Heer Pre-
„ fldent beleefdelyk verzogt hier van een
,, ichriftelyk bericht te zien, om het aan
„ zyn beroemde en voortreffelyke Edel-
„heid , benevens de zeer aanzienelyke
„Raaden van India mede te deelen, zoo
,3 heb ik zulk een billyk verzoek, met
„ onderdanigheid gehoorzaamt , ook
93 zoude ik my onderwonden hebben dit
39 aan zyn Eaelheid , benevens de Ed.
9, Heeren Raaden van India op te dragen 3
„maar wegens de dringende kortheid,
„ zoo heeft dit papierekind, zyn vol-
3, maakte geboorte niet können ontfan-
„ gen 9 hoewel ik hoop uit grond myns
„harten , dat het zyn Edelheid nevens
, , de Raaden van India niet onaangenaant
„zal wezen , naardien ik beneflens den
,3 Vaandrig Bufton, het niet hebben on-
,,dernomen uit inzigte van eenige beioo-
1 „ ninge , maar eenlyk om het te doen
„ doorgaen , voor een zigtbaar bewys
„van onze onverbrekeiyke eerbiedig-
„ heid. Waar mede w y , ons verhaal,
„afbrekende, zoo wenichen wy, indien
„ het by geval in Uw Edelheids ende der
aanzienelyke Raaden van India haar
„nanaen veHCfiyia 3 dal UOd Alniagtig
„ met u allen zy. Amen.‘ Onderftönt
„U w Ed. onderdanigfte Dienaar 3 was
„geteekent, Abraham Feilingius. Ter
„ zyden , den zyftcn Mey 1 6 p <5.
Gecollatieert Accordeert Banda,
Najjauw , den zyß« Auguftui
1 696.
H. D E G E N A A R S .
vt.
JA N M ARM ER ;
Den I4den April des jaars 1710. kregen
Wy in Amboina tyding 3 dat die van
Neira, volgens fchryven van den iodcn
dito van daar, vyf weken te vooren,
een fwaarder aardbeving 3 dan die van
’tjaar 1683. gevoelt, en zieh genood-
zaakt gevonden hadden *t Kafteel te ver-
laaten. Doch van dezen tydaf, tot ’tjaar
171 z. was de Berg weder geheel ftilj
maar in dat jaar den io*** Auguftus kreeg
D men