
1 S É
ü i l
BIiIn ¡iMli
#11 IB
¡B; í
Í ¡ IM
p ¿ \ ,!
i p l l i
i i e ®
nsii®l! «fePíSlfflfllllnSI MtirU I II M U I:
DeCivet
Kat.
katten. Als dezc nederzitten, zoo zict
«nen. bare vlerken niet.
Men heeft. dezelve >niet boven vyftig
Jaarcn herwaards daar òntdekt, dòor
dien zy zeer wild en fchuw zyn.
Zy zyn ros van, kop mctdonkergraew
gemengd, en hare vlerken zyn van bui-
ten ook met hair bekleed , ’t geen het
verfohil tùifchen haar en de Vleer-mui-
* fn' is- Zy zyn fcherp van gebit, zoo’
dat zy in ftaat zyn een houte Koy ge-
makkclyk in e,ene tìacht door te byten.
Andre noemen die ook wel vliegende
Aapén. . • p ;
_Het Volk van zeker Schip, ’tjacht
fyero genaamd, Ao. 1677, ontrent_£&/<?-
mabera in 'Ternate, naby JDodingo, leggend
e,, wierd allereerft teueni ’ v»HanH udcezzee 1Dieren*
zieh op de Boonien houdende cn
van de eene op de andre vliegende, ge-
waar. Zy zagen die eerft voöreenEnk-
horeritje aan, dbg het hoofd was veel
fcherper, en meer- na een Coescoes (een
D ie r , dat wy hier na in Prent vertoo-
nen) gelykende. Het was graeuw van
hairen, van de neus a f , en over de rüg
tot agter to e , meteen zwarte ftreek;
Aan de voorfte pooten, vandekläeu-
wenaf,-tot aan de klaeuwen deragter-
fte pooten, was de huid aan ’t lichaam,
gelyk het aan de Vleer-muizcn is, vaft
• As\rr /iir ..> 1___ I
knagen. Zy knorren als een Hond, difc
aan een been knaagd , dog blazen daar
na als een Kat, die boos is.T ‘
Zy is hol en als. half gefloten van
oogen , kort van- ooren , redelyk lang
van hals, van onderen wit ihet-twee a
hrie bogtige zwarte ftrepen , over het
wit f e n over dwars, als of het zöb veel
rialsbanden waren.
Aan ’t Wyfje ayn de Witte lfreepen
öreeder, dan aan het Manneken zyn-
de ook zwarterj en graeuwer, en dat
met recht dwafs, thaar fchüins.
Zy zyn kort van pooten, die zwart,
en met vier teenen voorzien , waar aan
ltompe klaeuwen met een vyfde ’erdicht
agter zyn. Het lyf tuflehen de voorftd
cn I8{*«e pooten is redelyk dik, rond,
enm tgemeen niet wcl anderhalf voet
Jang, en de fleert ontrent zoo lang als
het lyf, zynde diejn ’t Manneken dikker
van hairen met dichte en lange haireri
bezet , waar door die wel een arm dik
fchynd te zyn. Het Dierflecpt den
zelven meeft fla, o f houd hem onder den
buik. p p f
v -D e hanbh öVef ’t ly f £yn meefl: als
van een K a t, zoo glad cn glimmende
“ et i maar wilder en verwerd' ftaande
r zelver verw is uit den graeuwen en
zwarten te zamen yermengd , hebbende
ond.ei: dan hrtl. /.— I. 1 i . . o V - P I P r/ ^ - uiuiäcu is, vait zwarten te zamen vermened hehhenö,*
gefpannen s dog dit vel was van buiten onder aan den hals (gelyk reeds eemeld
met hair b ek le e f,, gelyk het onderlyf, is) wit met zwarte band» O e koo^
f " , van bmnen , met wit hair zwart, de neus kaa], ’ en ’t verdre lvf
bbeeggrrooeeiidd wwaass.. AAllss zzvy vvaann ddee eeeennee BRönonimii I heefr. Vnnr al nn *__ ^
na de andre fprongen, breidden zy
te gelyk hare vlerken u it , en fcheenen
dan als opgefpalkt te zyn. De Inlanders
verklaärden toen ;die Dieren noit meer
gezien te hebben.
De Civet - Kat is mede in Amboina j
dog niet op alle Eilanden Van dien be-
. kend. Zy valt hier alleen (zoo ik meine)
oorfpronkelyk op ’t Eiland Boero j
dog alzoo ’er nu en dan wel eenige op ’t
Eiland Amboina uit hare Holen ontkö-
mejji, en dushier voordgeteelt zyn, zoo
werden ’er hier nü en dan ook wel eeni-
, ge gevaogen.
^ ^ y .gelykt van kop wel wat na een
Vos, o f wel naaft na een Kat} dog fy is
vry grooter, en als een middelbare Huis-
hona van geftalte , hebbende een tame-
lyke lange en dikke haart, een fpitze
kop , en fcherpe muil, evens eens als
die van:.een Vos byna uitloopende.
Zy is zeer vinnig en fei van gezicht , :
heeft lange witagtige hairen tot den
baard en boven de oogen j dog de muil
van.’t Manneken is ftomper, als die van
’ tW y fje , die veel langwerpiger, envry
ipitzer i$. Zy zyn van zulken feherp
g eb it, dat zy in eene inaeht een dikke
Jioute Koy met haarHonds-tandea door-
-» — "-w- «a« , cn c verare iyj
heeft, voor al op den rüg, meer zwart.
Aan de zyden is ’t graeuw met zwarte
ltreepcn en vlekkeii, Baars-gewyze, ee-
lyk men ook veel zulke Katten heeft,
gelpikkeld. De. lleert -heeft op dezelve
mamer zwarte en graeuwe over dwers*
gaande itreepen.
Wy vertoonen dit Dier hier niet, om
dat dit hier reeds wel bekend* en doof
andre .zeer wel afgebedd is/vt-b -
R^uk"^efk > '£ gcen meh van dit
Hier heeft , en waarom het alleen gegangen
werd , is de Civet, ’t welk an-
IS - als, een overrolllgheid van
her Zaad-agtig bloed, dog geenzins (zoo
de Heeren alhier, des kundig i meenen,
waar toe ik my niet inlatc, om daar
over te oordcelen) het Zaad zelfs, ver-
gaderd in zekere klieren, die in een by-
zonder beursje leggen , ’t geen de ee-
daanteyan een Bal-zaltje heeft. In de
Mannekens legt dit beursje dicht aan de
Kechter-bal voorwaards op de fchacht,
vir SS Ratten verborgen is. In de
Wyfkens legt bet tuflehen den aars, en
t Vrouwelyk deel, waar door het komt,
daticmand, die daar niet nauwkeurig De
oplet , van buiten ’t Wyfken van ’t cn v
Manneken niet onderfcheiden kan Dit ',in
beursken heeft , zoo wel in de Manne-
kens
kens als. in de Wyfkens , in de lehgte
tuflehen de klieren een opöning j of länge
fcheur , die öp des izelfs grond met
veel körte witte hairtjens beZet is , die
daar ook los in zyn. Deze klieren nu
zyn zóodanig vaneerimenigtevanzweét-
gaatjens voorzien dat -zy het Civet door
de zelve van zelfs uitzweeten, en in die
ópening j wanneer het fe veel is, dóèn
komen , in hoedanigen gelegénheid van
overtolligheid die Dieren zieh ook , in
*t wild zynde , tegen eenige fcherpe
houtén wryven, om, wanneer hen deze
overtollige vögti^heid te veel prikkéld,
die zoo quyt te werden j dog in die gene,
die men in Koyen heeft, is méta ge-
Vróon dit beursje zagtketas met de vin-
geren om te keeren* en de Civet ’er uit
te drukken, dat men met Bamboes-
fpeetjens , o f met een klein lepelken ,
\ afftrykt, en byeen Zämeld. Dit Civet
nu, eerft % uitgehaald zynde , is zeer
vuil, en met veel hairen gemengd, ge-
Lykendé zeer wel na etter , zynde van
een zeer fterken reuk , die veelen ver-
Vceld, en miflelyk maakt. Öok blyft
zy ¿eer lang in de kleeren, en aan de
handen, zòo dat méta nioeite heeft, om
die met waflehen 'er uit te krygen, en te
verdryven.
Hef Civet der Mannekens is minder
en dikker j dog dit werd van de Jd-
vaanen, en Maleyers , voör ’t beftgehota-
den, vermits het zuiverder is 5 hoewél
de Bali ers dat van de Wyfkens veel lié-
ver willen hebben, om dat die overvloe-
diger'Civet geven , fchoon het dünner ,
en ook wel met pis vermengd is.
Als men de Civet ’er uithaalen w i l ,
moet men dir Dier een ftrop om ’t
lyf doeta , dat voorwaards trekken , en
met de fteert ’t agterlyf wat agter jgg
haalen, zoödanig dát het digt by de traben
komt, dan ziet men dit beursje (dát
in de;-mannekens by de bálletjéns legt-,
en vry grooter is , aan'de zelve zyn, en
in ’t midden ook gekloven , en daar aari
wel tö kennen is) en men drukt op bo-
vengcmelde wyze ’t Civet ’er üit -, dog .
men moet wel toe zien j dat men in ’t
uithaalen van de Civet het beursje niet
te hard en druklce , dat ’er bloed navol-
ge. Ook moet men die leden, na ’t af-
haalen der Civet, met Calappus-Melk
fmeeren , om de pyn te verzagten ; alzoo
dit Dier door dit drukkèn , en a£
haalen van de Civet, zeér boos werd ,
hoewel men zonder die terging weff
nig Civet ’er van krygen zoude.
De Civet nu Zuiverd men op deze
wyze. Men ftrykt ze voor eerft' zeér
dun op Ziri-blaadeftkens, en veegt ’er
de hairkens , zoo veel mogelyk is, uit.
wafcht die nog eens met het Zap van
zuure Limoenen | daar na droogt men
het in de Zon * en bewäard het in een
Tinrie o f Löode fles.
De Bengäalßh’e Civet werd zöo göed
niet als deze • bevonden , om dat zy
Zeer veel met Olie , Zand * &c:, vermengd
is.
Die den reük verdragen können, droo*
gen de beurskens dezer Dieren in den
föok, en leggen die by hare kleederen.
Wat nu ’t Wyfje aangaät ^ daar heeft
men minder moeite mede om ’t beursje
te vinden, alzöo dat dicht b y ’faafsgat
is j en niet veel daar van in fatzoen ver-
fchild} dbg men rtao!et ’er de Civet zeer
voorzigtig uitnemen, en wel toe zien ,
dat zy die met haar, pis niet befwalken.
Wat. nu de binnenfte geftalte van dit De Civet-
D i e r a a n g a a t , i k h e b d a a r in e e n l e v e r K a t j sm
gevonden, die by na donker-roöd , en hoedania
in drie ftukken verdeeld is , ieder van ”
welke ftukken weer twee kleender ver-
deelingen heeftV In de HolligHeid der
zelve hing een grööte Gal - blääs. - De
blinde darm was aan ’t einde zoo krom,
als eeta hoorn. Het had öok twee ge-
kronkelde klieren, waar in de aderen
van het darm-fcheidzel te zameta kometa.
De nieren waren zwartagtig, zoo zy
maar zöo niet döor de wond , in ’t van-
gen gekregen , geworden zyn. Aan ’t
Manneken kan men buiten aan het teel-
lid niet., dan ’t Hobfdekerti bekennen,
dat van binnen een beentje hadj dog de
fchächt felf was fenuwagtig, teg«n den
aard der Hondeta en der Wölveri, die
dat deel beenagtig hebben.
De Päraftatä , nä de ballen loopende}
waren robd , dog twee andre adefen ,
uit de nieren haferi öorfpronk hebbende,
waren w i t ,: etaliepen in het Civet-beursje
uit, dierende, om die vögt daar in te
brengeh.
Aari ’t Wyfje was de Baär - hiöeder
plät j uit de ftompen drie-hoekig'^\ ein-
digende in ’t Wrouvvelyk-lid'met een
ruimen ingang, gelyk oök die twee
witte aderen daär onder na ’t beürsje lie-
jpen. Het Manneken en Wyfken had-
den een kleene blaasv en ’t Wyfken had
twee tepels onder aan de buik.
De naam Van dit Dier is een Civet-
Ka t, dat men niet verweiTen moet ftiet
de Mufcus-Kat (dat een qüade naam is)
o f ’t Mufcus-Dicr, dat geen Kat, maar
een Gey t , of een Mufcus-Rhee ? Hindj
of een Bok is , gelyk de Kenners weten.
Zommige hebben dit Dier .vqor de
I Hyoena der ouden gehöüden , die 'meer
vfm ’t geflacht der Wolven en Voflen
fchynd te wezen , daar dit Dier nader
I aan ’t geflägt der Katten komt. '
Dit nu meeft op Boero s en daät oor-
fpron*