
arjo B E S C I T R T V I N G E - V A ' »
1701. - ken, en aan zyn fnoer te krygeh, "waar
tcgen by de Mäcaflaarze regeering en den
koning van Böni ( alzoo Zy kennis van
zyncn toeleg hadden) zöo wel geWaakt
wiert, dat alles van zelfs; ( gelyk de völ-
gende tyd geleert heeft) in rook en dafnp
vfcfdwenen is, -höewel dit, zoo Aroe feko
op vryevoeten getaakt was, van een ge-
vaarlyk gevolg had können Worden , dat
waarichynelyk wel'de grootfte reden gef
weeft is, waaröm haar'Edelheden (berigt
vän zyne mehigvüldige dreigementen, van
zieh by deze Engelichen j zöb ras hy
maar in vryheid was, te willen begeven,
bekomen hebbende) goedgevörtden had-
denhem na Ceylon.te zenden. t
Na dat nu de Heer Jacob Hobgkatner met
einige Engelfchen van Batavia in ’t jaar
1705. gevTugt was , en zy voor Bänjar
Maflin gekomen waren, hebben zy met
die Inlanders weder eehig gefchil gekref
en, waar- door z y , nevens meef ändere
Tatien van daar verdreven Zyn. 'Zy-wier-
den Zeer fors van dien Inlander aangetaft,
en, na ’t verlies van veelen van hun volk,
niet alleen hol -över böl na hürtne väar-
tuigen, daar voor de Wal leggende^ ge-
jaagt, maar 00k genoodzaakt met hunne
ftengelooze fchepen zeer verbaail na Batavia
de vlugt te nemen.
- Ook hadden deze vertrokkene Engeliehen
gezien, dat deBanjäreezen een van
hunne fchepen , waar op de HeerHoog-
kamer, en een Engelfch Heer van aanzien
Was y in brand geftoken, en hen daar door
in ’t gevaar van met het zelve te verbran-
den, gebragt hadden.
Maar in ’t jaar 1708. heb ik in Amboina
van zekeren ftierman op de chaloep de
Rommelpot, Jan Govertzoon genaamt,
bericht bekomen , dat het voomoemde
niet alleen waar was} maar dat hy ’er nog
by te voegen had, dat hy den 7den Septem
1707. uitdrukkelyk, om na den Heer
Hoogkamer te zoeken, gezönden, en den
z8ften Offcober daar met zekeren Engel-
fchen Prefident van Bänjar Maflin, William
1 ‘hiens genaamt, gekomen-Was.
' Deze Heer 'Tbiens was. 3 jaaren te voo-
ren in Siam, na ’tafloopenderEngelfche
logie, gevangen gezet, en vän daar met
een Chinees b f ander vaartuig ontvlugt,
en had inRäade der Engelichen verzögt,
alzoode oüde Prefident bverleden, en hy
al voor z jaaren Prefident gemaakt , en
•’er niet een Engels fchip by de handwas,
men hem herwaarts wilde doen zenden,
’t-geen hem (die in Siam genoeg geleden,
het -kriflen van zyn volk gezien -nad, en
zelf maar met een fchampfcheut vryge-
iäekt, en lang-gevangen gehoaden was)
toegeftaan wiert ; waar op hy toen ook
met de chaloep de Mercurius , en met
dezen ft u u. man , -herwaarts-vertrokken
maar ’er zoo haaft niet gekomen was, of
pas 4 dagen ’er na wiert hunne logie , ö f,707,,
’thuis, ’tgeen zy hier nog hadden, af-
geloopen.
Aangaande den Heer Hoogkamery wift hy .
Uit de mond der Engelichen, die hy hier ,
vont, en in ’tbyzönder uit de mond vän'
dien Engelichen Capitein,: die in dat brandend
fcheepje by hem was, en ’tlaatft
van hem afging, nog dir (dt geen wy ©ök
elders aan haalen )f ;;te zdggen , dat hy ■
(•Hoogkamer) en een ftaaf, na dat de.
Banjareezen hem gedwongen -hadden, na
een icheöpje, dat zy weer opmaaken wilf
den , en dat by z chaloepen digt by de
wal lag , : te vlugten p ria de kajuit van
’ tfzelve voor een tyd geweken waren;:
doch dat zy , ’er weer Uit willende: körnen,
älzoo dit fcheepje door de Inlanders
reets in brand geftoken was, dedeurzoo-
danig, bebolwerkt vonden , dat zy hun.
oogmerk in dezen .niet- hadden können
bereiken; doch vonden egter. een middel
om door de kajuitsvenfters in een klein
vaartuigjen te geraaken , en met dezen
Engelichen Capitein, diehem gered had ,
van daar na land, en zoo ftil, als ’t mo-
gelyk was" (niet tegenftaande hy een
Iterke koorts , en in drie dagen niet ge-
geten had ) na ’t bofeh te vlugten , en
zieh daar tot den avond van den volgendeh
dag te bergen, na welken tyd deze En-
gelfche Capitein hem gezegt had : Myn
Heer Hoogkamer ,: nu is 7 onze tyd, om
ons aan firand te begeven^ en middel aan te
1wenden om weer aan een van onze febepen
te komen , of wy zyn hier zekerlyk mannen
des doods.
Egter vont men goed om door zyn flaave
voor af nog eens te laaten zien , o f de
Banjareezen al van ftrand geweken waren,
waar op dan berigt krygende, dat ’er geen
meer vemomen wierden , maande deze
Capitein den Heer Hoogkamer nu nog -te
fterker aan , om zieh uit het bofch na
ftrand te begeven; doch alzoo hy klaagde
doof zyne ziekte afgemat, en niet in ftaat
tewezen, om nu derwaarts te gaan, nam *
die Capitein aan , om zelfs voor af nog
eens aan ftrand te gaan zien , hoe ’r ’er
ftont, met belofte, dat hy hem, na een
van hunne ftengelooze fchepen bereikt te
hebben, zou komen af haalen. Hy dede
dit ook daags ’er aan ; doch vont dien
Heer dood, en aan zyn ziekte overleden.
Dit alles nu verhaalde deze Stuurman
als zaaken, die hem zeer wel bekent, maar
die egter eerft na zyn vertrek (alzoo zy
töen tegen hem zeiden van den Heer Hoogkamer
niets teweten) voorgevallen waren.
Hy voegde ook hier by , dat hy met
eenige Engelichen, toen daar op de reede
leggende , wel z of 3 mylen landwaard
in geweeft was, alwaar z y , by een
Orangkaja gekomen , zeer wel onthaalt
wierden; doch-deEngelichen veel onbilm
o R.
J707. lykheden, met zelf tot in ’t vertrek van
zyn vrouwen te loopen, plegende, had
die Orangkaja daar over tegen hem groot
misnoegen betoont, en zeer over de En--
gelfche.Natie igeklaagt; niaar daar en tegen
met veel lof vaq de Holländers ge-
iprpken. .
. De Orangkaja, ziende , dar zy f met
hunne baldaadigheid voortgingen, belaftté
hen aariftonts, - zoo zy dit met nalieten,
te vertrekken , waar. van zy de minen
maakende , verzogt de Orangkaja, den
Stuurman daar té blyvén , gelyk hy dede
alzoo by hem dac andermaal-, enook
de Engelichen , zoo zy zieh ftil wilden
houden, verzogt; doch zy , misnoegt
cop den Orangkaja, vertrokken alleen van
daar> m
Na. hun vertrek bragt deze, Orangkaja
den. Stuurman.-- zyn ganfch huis ’döor , en
zelfinizyn vrouwen-vertrek, onder-welke
hy verfcheide fchoone blanke vrouwen
vont, die voofrgeen Miftigen behoefden
te wyken.
Hy zag ’er ook 4 o f jr ichooñe gewéer-
rakken mett uitgelezene blanke inaphaa-
¡nen, pieken f piftoolen , en ander- geweer
vervult; al ’t welke hy meeft by -tafwe-
zen vah.Adien Orangkaja r(!alzoo die iefs
tedoenkreeg, en hem eenigen tyd alleen
liet) gezien had.
Hy , weer by hem gekomen zynde,
vraagde hem wat hy al gezien had , en
o f hem van zyn vrouwen wei;eeqs een
pinangaangeb'oden was, waar ophy neen
gezegt hebbende, nam hy dit zeer^quaa-
lyk, zeggende, dat zy w el wiftenj wat,
haar pligt ontrent zulke lieden was, die
hy toeflpnt in ’t vertrek van zyne vrou-
wbn te komén; waár op hy haar aahftonts
beláfté hem pinang té geven , eh als zy
" v die met een jong meisje zonden , gaf hy
een van zyne voornaamfte vroüwen bevel,
om-die zelf hem te komen aanbieden ,
gelyk zy deden.
Uit al het welke hy had können be-
fpeuren , dat deze Orangkaja groóte
agtidg voor onze Natie: fcheen tè heb-j
ben. ,
Hy had hier Van deze Engelichen toen'
ook hunnen Tweeden:, en een Derden,-
Sir Baldewyn genaamt,gelaaten, en van hen
verftaan , . dat de Banjareezen het voor*'
noemt icheepje, waai’ op de Heer Hoog*-
kamer geweeft was % en die '~z chaloepen
al mède verbrand , en wel-y-uuren lang’
een der grootfte; ichepeningbhad hadden;-
doch eindelyk waren het de Engelichen
metdie twee, en nog een klein fcheepje ,
dat pàs op’ de Reede, gekomen was en
nog.een dat. zy ’er/ bykregen, ontkomen %
en met hunnen Prendent i ert meer anderen
, op Batavia zeer reddeloos verichenen.
- Dit nu is het alles, dat w y van de-
Engelfchen hier weten. te zeggen , daar-
maar by te voegen ¿hebbende , dat -ik,'
wanneer ik .in ’t jaar 171-3. aan de Kaap
derGoedé Hoope was,-daar èttelykeEngelfchen,
en daar onder een opperhoofd
yan Banjar-Maflìn: (zoo meh zéide) geziert
heb., die men voorgaf eèn fc^at van diamanten
in zeker kaffertje j: dat hy daar
mede aan. land gevoert.had ,/ by zieh td
hebben. / ■Qok kon men dit eenigzins zien
aanzyu.hoedcieraadydatongemeendaar
van ,; en van een diergelyken hoedband
met fchoone fteenen (. zoo men-my berigt
heeft) vòorzien was.
Hy lag by den Borger-Raad, Monir.
Bouwman, nevens eenige andere Engelichen
t’hui§, alwaar zy al vfy groote fi-
guüren määkten , én waar' by ons dan
blykt,Tdat de Engelfchen Banjar Maflin
nier ontrent , ’t jaar ,179p. ( gelyk JVodes
Rogers in zyn reize'/o/. 371. zegt , ten
. .wäre hy.daar.by dat .geval, .ten tyde van
'de Heßr Hoogkamer vobrgevälleni verftont)
maar ,*zoo dat al wàarlyk zoo is, • gelyk
hy zeg t, vry laater verlaaten hebben,
hoeweTik yeél eer geloove, ,dat zy nog
laater op dit eiland gehandelt hebben', en
’er mogelyk nogwel harìdélen, alzoo ’er
te fchoone waaren vallen , ora dat land
zoo te verlaaten.
D E R D E H O O F D S T ü K.
Van den G O D S D I E N S . T op Eiland B O R N E O *
• Van deri”T Ndien men met ordre van dén Gods-
Gods 5.1 »diehft der Borneërs , en yân de’ In-
nelîand ^ gezeteneri dèzes; ëilhnds fprékeh zàl,
Bornéo. 'moec men zeggen . hier driederléi fôor-
’ ¡ten van Godsdienftert , de Hèidenfche,
de ÎMohhammedaàüfehe, ’ en dé^Rooftifche
bekënt zyn. :
DeHeidenfche'isde'oudftej1 en die by
de rheefte Inlanders ; ÿôor al ddeh by ‘ de
bergliedeh , geoeffcnt, en tot nog töe
ondeijhouden Word/
Zominigen van hen bidden de zon,maä1i,
en ftarreh, Een ahdere wefer alles, dat heh
’s morgens maar eerft tegen komt , ;als
een Gbdheid aad. ■ Z y !zyn vol ’ bygeioo-
ve, en geven meeft alien op- vogelichref
en meer aridere Voorteekendri Van geluk
of ongeluk, zoodanig a g t,;dat z y , een
I i z reis