
Eerbied
onder
Hunnen
Godsdienft.
Waar in
zy ons
overtreffen.
mannen, daar zeer eerbiedig, en zoo
ftil zaten, dat men niet het nllermin-
fie geluid, ! o f geritzel, veel min eenig
gefprek van den eenen tegen den, änderen,
in die Tempel, vernam, al te
zamen even aandagtig bezig zyndc, om,
na ’t geen de Prielter voorlas, te lui-
fteren. ,
Het tweede, dat ik daar za g , en
my zeer wel behaagde, was, dat geen
een van alle die mannen, die op die
inatten zaten, op ’t verfchynen van des
Landvoogd ’s Gemalin, hun hoofü daar
eens na toe wendden, veel min opree-
zenj daar men onder ons, op Batavia,
in de Kerk van ’t Kafteel ( hoewel ’t in
de Stads Kerk, omtrent het geftoelte
der Heeren Raaden, by ’t verfchynen
van zyn Edelheid in de zelvfe al mede van
de lieden, die hy voorby gaat, gefchied)
en in alle buiteri-Landvoogdyen die ver-
foejelyke gewoonte heeft, dat, by ’t]
verfchynen van den opper-Landvoogd op
Batavia, o f van eenig ander Landvoogd
op de buiten-plaatzen in de Kerk, alle
lieden zonder onderfcheid, ook zelf al
was men met zingen o f met bidden bez
ig , zullen opryzen, waar mede, my ns
oordeels alle onze aandacht en eerbied
tot Göd geftoord, en een groote'en zeer
ergerlyke oneerbiedighfeit betoond werd,
en dat om daar by.een menich, midden
onder den dienft, meer, dan God, te eeren.
Een zaak, die zoö verre gaat, dat ik
weet, dat ’er 'lieden van aanzien, die
dit weigerden te doen, om opgezonden
zyn.
Ik vraagde aan Hajfan SoeJeyman, toen
ik dit gezien had, na ’t eindigen van den
dienft', hoe "*t quam, dat niemand’ van I
hen, op ’t verfchynen van de Gemalinne
van den Heer Landvoogd , voor de
Tempel, voor welke zy anders gewoon
zyn Zoo veel eerbied, en höoge agting,
te hebben, opgerezen was, nog voor
haar Ed. eenige de minfte beleefdheit
betoond had.
Hjr ga f my tot antwoord, dat de
Maffigit de plaats was, daar men quam,
om God alleen, määr niet om menfchen,
cn veel min om menfchen boven hem,
te eeren. Dat men zieh verbeelden
moeft, dat God daar tegenwoordig, en
dat het dierhalven aan de eene zyde bil-
lyk was, dat men al zyne aandacht en
kragten alleen infpande, om dien God
te eeren, en om zieh aan dezaaken van
Zyn dienft äldaar geheel en al met alle de
infpanning* van zinnen over te geven;
daar ’er in tegendeel niets ongerymder
in de wereld was, dan dat men God,
die daar op een zonderlinge wyze tegen-
wöordig is, en zyn dienft, om welke
wy daar alleen. gekomen zyn, zou gaan
vergeten, en voör die tyd ter zyden
ftellen, om een menfeh, die daar ver-
fcheen, hoe groot die dan ook wezen
mögt, boven hem te eeren.
Het is zoö verre van daar, zei hy, dat Hoever-
wy dit zouden doen, dat al was het de re die by
grootfte Koning, die in onze Tempels hendoor-
komen mögt, geen menfeh zieh daarom gaat*
verroeren , o f zyn aandacht eenigzins
breken zoude. Ja al quam ’er iemand
dan in de Maffigit, 'om- dezen o f genen
te vermoorden, zoo zou h y , volgens
onze wetten jniet mögen opryzent Welk
laatfte wat te verre ging, daar het eerfte
te pryzen, en de reden, die hy ’er by-
voegde, zeer wel gegrond was.' Een
zaak, die by geen Overheden hier te
lande, ’t zy in de byzondere iteden,
’t zy in den Hage ook by de Heeren
Staten van Holland, o f by haar Hoog-
Mogende, de opper-gebieders van Indien,
in gebruik is, dat iemand, en veel
min dat alle de menfchen in-zoo een
Kerk, midden in hun aandacht, en in
’t plegen van den Godsdienft, voor haar
Ed. Gr. Mögende, o f voor haar Hoog
Mog., zouden opryzen, waarom ik te
minder begrypen kan, wat doch de
reden z y , dät men dat over al in Indien
voor een Landvoogd doen'moet,
daar het immers klaar tegen de gewoonte
van ons land, tegen de gezonde reden
, en voor al tegen de eerbied , die
men God boven een menfeh fchuldig is,
ftryd.
Verder was ’er in dezen Tempel een v ,
Vierkant huisje, zeer wel na-een kleen re
wacht- huisje der Soldaaten gelykende , 'de Schry-
dat ten naaften by recht tegen over de ver
deur dei Tempels ftond. Voor ’t zelve ,
hing een lang wit voorhangzel y agter aange-'
’t welke de Priefter (dien ik niet zag, merkt,
maar hoorde) zeker Hoofdftuk uit den
Coraan las, en daar na onder anderen
mede bad, dat God ook ons, die niet
op den rechten weg, maar van de zelve
atdwalende waren, dog eens wilde be-
keeren.
Al deze woorden fprakjhy meeft met
een zingende galm uit,.'ook was hy niet
boven eeri kleen half hur bezig met alles,
dat tot dezen dienft behoorde j en toen
zag ik haar alle zeer ftil we£r uit den
Tempel na huis gaan».
Deze menfchen, die in Amboina ge^ Stan(j
meenelyk alle^ Öelilima ’s zyn (hoewel vailigheit
anders de Tidoreezen, van welke beide in hun
die partyfehappen van Oelilima’s en Gcloovc*
Oelifiwa ’s ooripronkelyk zyn, en die
zieh van daar eerft in Ternate, en daar
na herwaardi in Amboina verfpreiden,
al te zamen Mooren zyn) blyven, hoe '
bot zy anders in ’t gemeen, en hoe on-
kundig zy wel in ’t byzonder omtrent
de
By zondere
plegte-
lykheden.
Watvoor
lieden
Van 't
Vaffen
Vry zyn.
V A n ö e k G O
ue zaalven van hun Geloove zyn, ge--
meenelyk zeer ftandvaftig, ja hardnekkig
b.y het zelve, hoewel my voofftaat ge-
lezen te hebben, dat zulk een verlooche-
näar van zyn Gdloöve, Paul Papoewa
genaamd, in *t jaar 1643. Lliaflers,
op Toehaha den iz December gehangen1
is, qm dat h.y tweemaal Chriften en
tweemaal Moorich geweeft was.
£y ?yn gewoon zeer net op ’t reinigen
vaii htiniie ligchamen te pailen, niet
alleen uit reinheit en zinlykheit, maar
60k uit inzicht van, den Godsdienft , al-
zoo zy , onrein zynde, niet in de Tem-
pels zouden mögen komen, om in welke
zuiver te verfchynen zy . niet alleen ge-
wooh zyn de voeten (dat Zy my niet
yergden) maar ook alle de dfeelen van ’t
ligehaam, die zy maar eenigzins,.’t zy
door byflapen, ’t zy door hun gevoeg,
o f wel iet anders te doen, ontreinigd
hebben, te waifchen. Ook zouden zy op
hunne vy f Geb'eden- ftonden de Gebeden
gehnzins mögen doen, ten zy zy hunne;
ligthamen eerft wel gewaiTchfen
hebben.
Zy nemen ook dan die vyf Gebeden-
ftonden vry neerftig, gelyk mede hunne
.Väften de ganfehe maand Rammalaan
door (by andere Ramadan genaamd) zoo
ftipt' waar, dat zy van den,opgank tot
den ondergang der Sonne niet alleen geen
fpys o f drank, maar zelf geen Pinang,
Tabak, nog iets anders, zullen pröevenj
op welken tyd zy by dag veel flapen j
maar’s nagts eeten en drinken Zy weer
niet weinig. Dit noemen zy Vaften,
dqg il^ poeme. het eeten , eq drinken,
alzöo, indien dat vaften is, w.y dan alle
avohderi vaften.
Hier van zyn echter de kleene kinde-
feri, ftok-oude lieden, en de ziekeri,
.onder hen verichoond, vermids de Wet
hen tot. geen onmogelyke dingen verbind.
Zelf alle, die voelen, dat z y ’t j
uit zwakheit van gefteltenis,niet zotiden
können uitharden, mögen däar van af-
ftappdn, en zieh door Ipys en drank ver*-
fterkeri.
Zy wetenook omtrtnt de Huwelylcen,
en by ’t fterven van vrienden, veel zeld-
zame plegtelykheden waar te nemen.
Omtrent het eerfte hoorde ik op een
tyd van zekeren Geheimfchryver, die
by het trouwen van eenige Mooren te-
genwpordig geweeft was , dat deze zaa-
ken tot het ftaven van de trouw, en tot
de beveftiging van ’t Huwelyk, onder
hen vereifent wierden.
Als de bloedvrienden de zaak eens zyti,
gaat de Bruidegom by den broeder, of
eeft anderen nabeftaande van de Bruid,
treed met den zelven nä de Maffigit, en
III. D e e l .
D S D I E N S T. i |
is gehouden voor dien Tempel des zelfi
voeten te waifchen j 't welk gedaan zynde,
treden zy in de Maffigit, en daar op
geeft de Bruidegom aan dien bloedver-
want, wiens voeten hy gewaifchen heeftj
zyn regter, hand, zieh daar door geheel
en al aan hem verbindende.
Na dat dit verricht is, gaat de Priefter
na ’t huis van de Bruid, die van
haar zyde daär eene Van ’s Bruidegoms
naafte bloedverwanten nemen, de voeten
waflehen, haar daar op de rechter hand
geveü , en ¿ich äldus mede aan haar verbinden
moet, waar by dan ’t Huwelyk
ten vollen gefloten is.
Wat nu de plegtelykhed'en omtrent
hunne dpoden betreft j wy hebben bc-
vorens, by ’t befchryven van de dqod
van Pißjfan Soeleyman , alles, gezegt, ’t
geen men daar van behoord te weten j
waar aan wy onsj om geen onnutte her-
haling te doen, gedragen.
Zy ’weten pok ietSj o f wat, van den
Melk el Maoet, dat is , den Engel des doods9
van Mongkir, £n Nikker (twee Engelen,
die den menfeh even na: ’zyn dood , o f
begravenis, verfchynen, en hem zeer
naauw wegens zyn gedrag, en geloove j
in de wereld ondervragen, en van , welke,
wy ter plaatze, daar wy vaii
deze Godsdienft bnder de ftoffe van
Java fpreeken., nader zuilen handelenj
maar buiten de befnydenis, en de bevo-
rens aangehaalde pligten, die zy zeer
ftipt waarnemen, weten zy verder zeer
weinig van den Godsdienft j o f van den
inhoud van hären Coraan. Het eenige j
dat men ’er nog by kan voegen, is, dat
zy gewoon zyn op den Coraan zeer
fffegfgJ^k den Eed te doen.
ilc heb hen dat onder maikanderen Huii
(Zonder dat het juift yoor den Neder- wyze vaü
landichen Richter gefchiedde, daar dat ? ed te
op een andere wyze gedaan werd)
terwyl ik voorby ’t .ftrand gedragen
wiera, zoodanig zien doen, dat h y , die
zweeren zou, den Coraan, op ’t hoofd
van een Priefter leggende, die op eeü
groote fteeri päs in zee ftond, met zyn
vingers aanraak|e.
? . Verder ziet men geen onderfcheid tuf- ’t Onder-;
fchen een Moor, en een Chriften,, danfcheid
dat de eerfte een Tulband, of een Boe- JJJ,
lan-boelan, dat is, een fmalle rpepXin- tuflbhen
nen, die eens rondom zyn hoofd als eendeMoo-
halve Maan gaat,spn dat de laatfte een,ren*
Hoed draagt. Het moeten al groote;Chrilte‘
mahnefi onder hen zyn* die een rechten
Tulband draagen j dat gemeenplyk een
dikke rond-gedraaide, en door maikanderen
geilingerde wrong is. ; •
De Priefters dragen gemeenelyk een
witte, gelyk ook veeltyds zulke Ba-
D djoe’s#