
I H H I
I i j g
i p l f l i p i f i ■PSPtl
H 9
}■■■V: -, ’ '■' . ;; . j..
■ g f
■ E ü i :
■KRIM B w B l Ä
111
M h
IllüSl ii1 llIfl
104 A M B O U S C H E Z A A K E M
1713-
Daar hy
zyne
vootflandcrs
overleden
vond.
Zyn
monde-
ling ver-
toog in
de verga-
dering
der Heeren
Ze-
venthie-
n.en te
vergeefs.
P 1" f .
door. dien bitteren Heer van Riebeek zoo
onregtveerdig aangedaan, voor my op-
nemen, en myn goedc en regtveerdige
zaak handbaven zouden 5' dog de Heer
Advocaat Schot, een van myne voor-
naamftc voorftanders in deze myne regtveerdige
zaak, ftierf op den zelven dag,
als ik te Amfterdam quam, en myne
voorftanders, beide de Heeren van Dam,
waren 00k overleden. Aan de andere
Heeren had ik geen kennis ter wcreld,
en die waren 00k op vorige quade berichten
met een verkeerd denkbecld te-
gen myn werk, en perzoon, op ’tfchry-
ven van de Heer Van Riebeek tegen'. my
vooringenomen.
Ondertuflehen was het zoo verre van
daar, dat men my, o f myne goede zaak
handhaven, o f recht daar over zou
doen erlangen, dat men in tegendeel,
op ’t zeer liefdeloos Tchryven van dien
Heer opper - Landyoogd van Riebeek
( zonder dat ’er iets op myn perzoon of
dienft te zeggen viel, of zonder my eens
te hooren, o f te over wegen, dat die
Heer alleen over. ’t werk van myn over-
zetting des Bybels myn dood - vyand
was, hoewel zonder dat ik zyn Ed, noit
eenige reden van misnoegen gegeven, of
00k het allerminfte ergens in tegen de
E. Maatfchappy gedaan had) nog twee
van myne befte kiften aanhicld, hoewel
’er geen andere goederen in waren, als
’er (gelyk ik nu nog toonen kan) in
mogten zyn, en ichoon ik geen meer,
nog grooter kiften medegenomen had,
dan ik hebben mögt.
Ik verzogt dezelve wel by een iineek-
ichrift wederom , voegende myne Ker-
kelyke getuigenis ’er by, om de Heeren
Zeventhienen te doen zien, hoe ik
van myne gemeinte gefcheiden was; dog
ik kon die kiften niet los,nog eenig ver-
der antwoord hier op krygen.
Ik ftond dan eindelyk zelf binnen in
die aanzienlyke vergadering , en deed
een aanfpraak aan den Heer Vodrzitter,
den Borgefmeefter Hoofd, vertoönende,
hoe die twee kiften van my aangehouden
waren, en bleven, zonder dat ik wift
iets bedreven te hebben, dat zulks ver- j
diend had.
Dat ik my als een eerlyk en neerftig
man in ’t werk van myne bediening ge-
dragen had, en in ftaat was, om dat met
myne Kcrkelyke getuigeniflen te bewy-
zen, die ik 00k aan deze aanzienelyke
vergadering bevorens vertoond, en gd-
zonden haa, en dat, zoo de Heeren iet
anders tegen myn perzoon ,' of tegen die
kiften hadden, ik daar gekomen was, I
om my op een onderdanige en zedige
wyze voor haar Ed. Agtbaarheden te
verantwoorden, in die hope, dat haar
Ed. Agtbaarheden dit niet qualyk zouden
gelieven te duiden.
Zyn Ed. antwoorde my ’hier op, dat
haar Ed. Agtbaarheden op myn perzoon
niets hadden te Zeggen, dat zy ook
wiften, dat myne Kerkelyke getuige-
niflen .goed-, en löftelyk waren* dog dat
Zy geen kennis hadden, waarqnv die
kiften van my waren aangehouden, al-
zoo dit by een andere vorige vergadering
der HeerenZeventhienen gedaan was,
en dat zy dierhalven my onmogelyk aan
die kiften helpen konden. «E»
Dit was al ’t antwoord, en recht, dat
ik kreeg, en dus; heb ik by die twee
kiften een goed gedeelte van myne tyde-
j .lyke zeer regtveerdig en zuur .verkregene
goederen moeten miJTen, zonder dat ik
tot nog toe eenige reden ’er a f wete, dat
immers met de billykheit niet over een
komt.
Dit was myne belooning voor mynen
trouwen en yverigen dienft , dit myne
yergelding voor myne overzetting des
Bybels tot tweemaal toe, dit al de hanef-
having van myn rechtveerdige zaak,
zonder dat men van ’t geweld, my in
Indien, tegen haar Ed. Agtbaarheden
uitdrukkelyken, en eigen lall:, aangedaan,
eens gerept, o f zonder dat men over het
verachten van haar Ed. Agtbaarheden
eigen bevelen, en ’t veitreden van dat
gene, dat my fchriftelyk beloafd. w.a&
(gelyk ik toonen kan) tot handhaving
van haar Ed. Agtbare eigen eefe, iets
gedaan heeft.
Zelfs waren ’er onder de Heeren, die,
als ik hen in ’t byzönder ktoagde, dat
men my zoo, tegen haar Ed. Ed. laft,
en de belofte, aan my döor haar Ed.
Agtbaarheden gedaan, mishandeld hadj
m ^ my 'na ’t leger te zenden, en na
Ternate te willen doen gaan, van oor-
deel waren, dat dit myn eigen' misflag,
en my overgekomen was, om dat ik
myne verlofling uit Indien niet aan de
vergadering der Heeren Zeventhienen
verzogt haa j dog ik toonde dien Heer,
die van deze.gedagten was, dat hy daar
omtrent niet wel onderricht was, alzoo
het de gewöonte is, dat alle dienaaren,
zelfs de Raaden van Indien, en vecl
meer dan mindefe bedienden der E. Maat-,
fchappy, fchoon in het Vaderland door
de Heeren aldus, gelyk als ik , herwaards
gezpnden, egter altyd hunne verlofling
aan haar-Edelheden in Indien, maar noit
in ’t Vaderland, verzogten, gelyk ik de
myne 00k zoo, en ’t jaar voor my de
Heer Steelahd, die uit het Vaderland
Raad, van India gemaakt was, • 00k zyne
verlofling van haar Edelheden verzogt,
en verkregen had. Qok zouden haar
Edclheden zelf daar op wel een uitvlugt
gca
n D k N G O D S D 1 E N S T . i05
jyij. feezogt, en my met myn verzoek, als
dat zoo geweeft was, na ;t Vaderland
gewezen hebben , dat egter noit gefchiedj
en dierhalven 00k dan niet, als een misflag
van my, te denken, o f op te vat-
ten is.
Dus zag men wel, dat ik in myn zaak,
en in myn zeggen, gelyk had j maar
niemand wilde zieh voor my in de bres
ftellen.
Om wat Dus heeft men met my gehandeld, en
redenen ik heb noodig geoordeela dit hier zoo
ver^dit^" *n a^e opr^beit en na waarheit ter ne-
zoobreed ^er te ftellen, om veel Heeren, die ’er
aange- mogelyk nog onkundig van zyn, den
haald waren grond en de rechte reden,waarom
heeft* men met my jn jndien zoo onregtveerdig
in vericheiae opzichten, vlak tegen de
order der Heeren Zeventhienen aan,
gehandeld heeft, te doen weten, en om
Verder hier door deze ofgene groote
Mannen hier te lande, was het mogelyk,
voor myne regtveerdige zaak te doen
opwaken, om aldus op eenige andere
wyze voor mynen zoo bitteren arbeid,
die nu zoo vrugteloos leggen blyft, en
die immers tot God voor die arme Am-
boineezen fchreeuwt,beloond te werden,
o f wel om 00k eens te zien, o f deze
zaak, döor tuflehen-ipraak derzelveby
de Heeren Zeventhienen, niet op een
andere gevoegelyke en zagte wyze zöu
können herfteld werden.
Staat der Dit nu tuflehen beiden hier aangehaald
Kerke in hebbende, zoo hebbe ik na myn vertrek
A™b_oina uit Amboina verftaan , dat deze drie
zelfs ver- Heeren, Par ent, Brants, en Groenewout,
trektot tot in ’t jaar 171p. hier gebleven zynj
in'tjaar dog dat de eerfte pn de laatften in Mai
17 na Batavia vertrokken, en door D. D.
Antonius van Brummen, dnCffltitus-Geor-
gius Serruus (die uit Banda quam) ver-
vangen zyn, zonder dat de ftaat der
Kerke toen eenigzins anders, o f beter,
dan by des Schryvers vertrek was, gelyk
zy zieh die te dier tyd , om] redenen
toen daar van gegeven, zeer flecht ver-
toonde.
In ’t jaar 1716. vertrok D. van Brummen
na Batavia, en zyn hier weder van
daar gekomen D. D. Engelbertus Cornelius
Ninaber, en Adolf van der Win.
Ook gaf D. Serruus den zden Augufty
dezes jaars een preuve van zyne bequaam-
heit in ’t Maleitfch, en dus hope, om
den Heer Brants , die nu alleen den
garifchen Maleitfchen dienft waamemen
moeft, wel haaft te zullen onderfteu-
' nen.
Staat 3er jaar ' 717- waren hier deze vier
Kerke in Heeren nog by een, en de Kerk (gelyk
*t jaar wel te denken is, daar ’er maar een Mat7
»7* leitfeh Predikant ,’t jaar te voren was)
nog in een en dezelve flechte ftand.
III. D e e l . .
In ’t jaar 1718. vertrok de Heer Brants D. BrahÜ
na Batavia, en wierd vervangen door
D. Jacobus Renet, die ’er in ’t jaar 1720!
nevens D. D. Serruus, Ninaber, en van jcen> en
der Win, nog lag, zortder dat ik wete, door D.
o f ’er iemand dezer drie andere Heeren , Rcnct .
buiten D. Serruus, Maleitfch predikt;
dan dat ik in ’t jaar 1721. gehoord heb 4
dat D. Ninaber in ’t voorleden jaar dit . ,
öbk beöfi: beginnen te doen.
In ’t jaar 1721. zyn hief rta toeöok Verdere
gezoriden D. D. Joannes Wenting , eri ftaat der
Philippus Capelle. j ■ Kerke tQt
In ’t .jaar 1722. is D. van der Win vari
hier na Batavia vertrokken, alwaar zyn
Eerw. in dat zelve jaar ook in de Neder-
duitiche gemeinte beroepen, gelyk in
’t begin van dat jaar D. Paulus Staats
hier in Amboina verfchenen is, vindende
de Kerk toen noch al in een zeer flechten,
ftaat , alzoo ’er te dier tycl nog maar
twee Broeders, te weten, D. D. Serruus
en Ninaber, waren, die Maleitfch pre-
dikten, zonder dat ik egter weete, o f
zy zieh in ’t hoog, of wel in ’t läag
Maleitfch "geoeffend hebben. En wat
können dog die twee mannen in zoo
grooten Oegft verrichten, dan dat zy
zieh zelven maar vrugteloos doodploe*4
gen , als men geen ander werk van den
Godsdienft daar maken , en hen met
meer Taalkundige Prcdikantcü ontzetten
wil.
In ’t jaar 1725. vertrok D. Ninaber na
Batavia, en is vervangen door D. N.
Nicolai.
Na dat ik nu met het verhalen der
Kerkelyke zaaken, zoo verre men komen
kan,gevordert ben, zal ik nu weder van
’t werk myner overzetting des Bybels,
gelylc ik beloofd had, vervolgen tc
ipreken.
Na dat ik in ’t jaar 1694. w Amboina
vertrokken was, hebben die Broederen, dcfo'os en
nu wetende, dat ik zulk een overzetting onbillyk,
des Bybels onder my had, en die in Am"
’t Vaderland zoude tragten voort te zet- n00^ ?
ten, hun uiterfte kragten ingeipannen, nPt\zn
om dit te beletten, alzoo zy my die eere *694.
zeer benydden, en fterk (gelyk ik reeds omrrcnt
getoond heb) voor ’t hoog Maleitfch, o v S t - .
om dat zy anders niet kenden, nog ver- ting des
ftonden, waren. Bybels
Het eerfte , dat zy deden , was, .
zoo als ik in Mai des jaars 1694. ben
vertrok, in September des jaars 169f .
op de quaadaardigfte wyze over my aan
die van Batavia te ichryven, dat. my,
in ’t Vaderland zynde , eerft geble-
ken is.
By myn komft op Batavia predikte ik
nu en dan in de Maleitfche Kerk, en
dat verlcheide m'aal in ’t bywezen van
D. Leidekker, met welken ik in zeer
Q , groote