
î6tj. ’ is te voeren, waar toe hy ook zyn beft
Die’t dede, Het was te wenfchen, dat die
invotrm gpede Heer, en anderen op dien gfond,
dcrduit- v.°ortgevaren waren, ’t geen zy in twin-
fche Taal C'S o f vyfentwintig jaaren gemaklelyk
bdt zonden hebbçn te boven gekomen dan
«carde. yaren al die droezige gefchillen over de
Maleitfçhe en Amboineefche Taal afge-
fneden,;en aile de aankomende Predikan.
ten ten.eerften, en in grooter getal be-
qnaam-geweeft, om Cbriflus, tn diente-
kneift, aan die van Amboina te Predi-
ken, en zy- zelfc ook in ftaat geraakt,
om den Bybel in onze Taal te lezen, dat
voor hen, en voor ons, een groote zaak
geweeft , en in zoo veel jaaren zeer veel
torhet doen toenemen van hunne kennis
geholpen zou hebben, daar tot nu-die
menfehen nog van den Byb'el verileken
zyn, ichoon die by hen zoo menigmaal
verzogt, en ’er gelegénheit geweeft'is.
om hen die m ’t Maleits, gelyk wy op
zyn • plaats hier na toonen zullen * te
geven.
Dog Wat moeite nu de Heer Wiltens aanhefíeeren
y endde om de Nederduitfche Taal hier
der Ma- in ¡H voerenj het wilde met den bótten
leitze en luyen Amboinees niet gaan, weshal-
^ 1n..h7 > hier van afziende, zieh zelven
■ ichikte, om de Maleitfçhe T a al, als de
bequaamfte zynde, om hier eenige vrugt
by den Inlander op alle deze eilanden té
doen, aan te leeren. Egter hield zyn
navolger, D. Sebaftianus Dankaarts het
in t eerft ook daar door, dat .die goe-
de Heer Wiltens hier in niet wel bera-
den, en dat het beter , en. ook mogelyk
voor hem geweeft was, de NederduiG
lche Taal in te voeren, zoo hy maar wat
langer àangehouden h ad f dog dé' Ivd
heeft hem al mede anders geleerd, ~
Waarom Mogelyk zal zieh iemand verwonde-
menniet ren, waarom deze Heer niet liever de
Ambon- Taal y alzoo di t de inoederfche
Taal ™ ” ler was> heeft beginnen- te iec-
overge- ren; maar zekerlyk heeft hy dit nage-
flagenis. laten, om dat men niet alleen op ieder
edand byna een andere Ambonfche Taal,
o f een andere Dialeit, en Tong-val heeft
maar om dat die zelfs op ’teiland Amboina
, en waarfchynelyk niedi' Ab“ de
andere eilanden, zoo verfcheiden van den
anderen (gelyk ik zelf menigmaal onder-
vonden heb, en van anderen voor my al
aangemerkt is) gcfproken werd, dat zy
om de Ooft en om de Weft van dit ei-
land geheel : andere woorden in ' een
reden gebruiken, die zoo veel verfchil-
len, dat zy malkanderen aldäar geen-
zins en nog veel minder op de vérder
^gelegene Wefter-eilanden, in "t Am-
honfeh können verftaan, en genoot-
Zyn, om Maleits te fpreken, als
een Taal,..die in de gemeene omme-
•WpEi'fchàôn ffiet vôhnaakt, meéft by rêifr
allé deze Inländers verftaaribaar, én (fier-
halven van een groote nuttighëit onder
hen is. ,•
( S i S ! mct i'edcn ( geiyK dat- ook geen een vanm zy nEee rnwa-- DW.W Wi>il-o f
volgers oit, dan alleen in later tyd de tens *n d*
Héer Petrus vari der Vomit, in de gedáé- |@||p il
ten gekomen is) van! V Amboineeicff“ rkta
geh eel en al afziën, en zieh enlcelyk is«
maar op de Maleitfçhe Taal, met zoo
veel yver toeleggen, dat hy de zelve niet
alleefi" m korte tyd: wel leerdè verftaan,
maar ook daar in zeer, vlocjende na ’t be-
grip van den Inlander, begon te Prediken,
behàlven dat hy ook van zyne Maléit-
fche Predikatien, veertien in getal, met
eenige Formulieren} en ook een Woo>-
den-bbèk 1n ftNederduitfch en MaTrítích
j door D. Dankaàrts uitgègeven, en 7
door D. Heurnius vermeefderd is‘) ge-
maakt heeft, die naderhand doôr den
druk in ’t licht gekomen zyn.
Deze Predikatièh van D. Wiltens
wierden in ’t eerft by de Meefters maar
uitgeichreven , en den Inlander voor^
gelezen, en zoo tot in ’t jaàr 1648.
(gelyk uit de Voorreden van D. Heurnius
voor deze Predikatien blykt) gebruikt,
warineer ze eerft door den byzonderen’
yver van de Heer Pieter de Carpentier,
gèwezen ôpper-Landvoogd van Indien,'
en toen Bewindhebber der Ooft-Indifchè
Maatfchappy ter kamer Amfterdamge-
drukt zyn. 0
- Deze gefçhrevene Prédikatien waren
zeer lang het .eerfte boek, ^ n ‘ééniplè'
behüTpmiddel,' waar van zieh dé înlan-,
der kônBêdiènenJ.
Zy handelcn over verfeheide gronden
van ons Geloove, als,.vande Scheppine.
yan.de H. Schrift,, van God, van S
Voorziemgheit GodsV van de U S B
mitsgaders dofc vaH'rden Üitgang d ¿
kinderen Ifraëls uitfKgypteii.
Wel is waar, dat dit laag Maleitfch Aanmer-
wel vry flecht, en hier en daar ook niet king over,
eenige Portugeefche woorden vermeniâ'M1S
is; maar mçn moet aanmetken, d a td& b y iyn
man door hetisgèbrokéri, en ’t zelvctôéh1 Kerw. ’■
maar alléén , en -zonder hulp van iemani Sebruikt*
oîlder 20o1 g r°°ten . Oegft, gedaan , .en
zieh van de Taal, zoo als zy toen was,
en zoo als zy van den Inlander toên gebruikt
en beft verftaan wiérd, bediend,
en met anders gezöcht heeft, als 6ni zieh
maar op de belle en gemakkelykfté .wyze
voor dien tragen Landaard v c r f t ^ Ä -
te maken, alzoo Hy daàr niet gekomen
was, om de T a a l, die de Inlander
toen gebruikte, te verbeteren (dat immers
noit fiet werk van een Predikant
geweeft is) maar alleen^ om hén C ^ ^ í
in d e T ^ l , die hy voiid té leeren ken- ,
; neh, Zynde het evenveel, o f dat in een
gemengelde, o f in een zuivere Maleitfche
Taal gefchiedde* als hem de Inlander
maar wel verftaan -, en als hy de gronden
yan den Godsdienft hem beft daar in tiit-
drukken kon* latende zieh zeer weinig
daar aan. gelegen, zyn ^ wat ook andere
neuswyzen, en Taal-vitters, van zyn
gemengeld Maleitfch toen, o f nader-
hand, zouden mögen Zeggen, alzoo zyn
doelwit niet anders was, dan om Chriftus,
en dien gekruiçigt, onder de Amboineezen
te leeren, en hen dien door alle mogely-
ke middelen in te ftampen.
Daar in was hem Paulus , die grootë
Apoftel der Heidenen, voorgegaan , die
deze zelve drangreden i Cor. I: 1, z. tot
die van Corinthus gebruikt : En ik broe-
ders9 als ik tot u gekomen ben, en ben ik
niet gekomen met uitnemenheit van woorden,
of van wysheit, u verkündigende het getui-
genis Gods : *want ik en hebbe niet voorge-
nomen iet te weten onder «, dan Jezum
Chriftum, en dien gekruiçiget.
En wat de Taal aangaat, die men be-
hoord te gebruiken, dat leerde hem
Paulus 1 Cor. XIV: 2, 4, p, 14 , én voor
al vers 19, dat men in geen vreemde,
maar in een Taal, die de gemeinte ver-
ftaat, Prediken moet 3 welk .voorbeeld
zyn Eerw., en alle de volgende broedersj
die. het recht begrepen, en Pauli les na-
volgen wilden, meae opgevolgd hebben,
uitgenomen, dat men in de later tyd
eenigen van de broeders (gelyk wy op
zyn plaats zien zullen) gehad heeftj die
met een onverzettelyke drift ge wild én
gedreven hebben j dat.de Predikanten de
Meefters, en dieften Inländer, in’t hoog
en zuiver Máleitích leeren moeften^ ¿op.
dat zy den Bybel, die däar in overgezet
wierd, zouden können verflaan. Even
als o f ’t werk der Predikanten was, :oin
een andere Taal, als zy vonden, in te
voeren» en als o f zy in Indien gekomen
waren, om Taal- en Schoolmeefters van
de Schoolmeefters, en van den Inlander,
en niet om verkondigers van het Euan-
gelium te zyn 3 daar immers het laatfte
alleen, en niets van. het eerfte, ’t werk
van een Predikant is.
- De eenvoudige en wakkere Heer
Wiltens begreep Het dus ook zeer wyiîè-
ly k , en heeft daäföm ook met veel
vrugt, na dien tyd, en na dat hy ’er in ’t
eerft maar alleen was, in die.mengel-
Taal onder den Inlander gearbeid 3 maar
wat kon (vooral in die eerfte tyden,
toen alles nog op, zyn allerruwft was )
een man onder zoo grooten ichare van
Heidenen, Mooren, en naam-Chrifte-
nen, die nog- vol Heidenfche en Paap-
fche. bygeloovigbeden waren , helpen ?
Het is zeker, dat die Heer geen tyd
gehad heeft, om die Chriften-dorpen,
die ’er toen reeds waren,, en die wy be-
vorens onder de . Portugeefche Kerk-
zaaken öpgeteld hebben, nu en dan maar
eens te gaan zien, behalven dat hy ook
tyd hebben moeftj om de Maleitfche
Taal te leeren, en om zyn dienft dan in
die Taal, -die nu nog:al vry zwaar voor
veelen is , waar te nemen.
Dierhalven ben ik ten uiterften ver-
wonderdj hoe men dien goeden Heer
zoo lang alleen heeft können laten, de-
wyl men zeer wel in Amboina, in Ternate,
ofop Bantam (daar zieh toen nog
de Hööfden van -Indien ophielden) en
ook in ’t Vaderland, bezeffen kon, dat
een enkel man daar niet veel vrugt doen
kon, vooral, om dat hy ook in de volgende
tyd eenige jaaren aan den anderen
zoo. .flecht bygefprongen wierd.
Het eenige, dat men hierop tot ver*
fchooning -zeggen kan^ is, dat de Heeren
in ’t Vaderland, en de Hoofden van
Indien, die toen zelf nog geen vaften
Zetel hadden, in die eerfte tyden het
hoofd met andere zaaken (alzoo zy
het op veel plaatzen te gelyk met hun
kleene en. vermeide magt tegen hun
vyanden alomme waarnemen moeften)
zoodanig bezet en vervuld hadden, dat
het hen onmogelyk was, om hier in
Amboina, en elders, de zaaken van den
Godsdienft , zoo als zÿ. ’t wel wenichten,
en het die tyden oök wel vereiiehten,
gade te doen, flaan, o f oni derwaards zoo
veel Predi kanten, als ’er I wel noodig
■Waren, te zenden. p
Verm’its nu de Heer Wiltens. tyd moeft
hebben y om; (je Taal te leeren j en de
Inlander ondertuflehen als ^oomeloos daar
néneh leefdé, ■'zôô ?könv hier op 'niet anders
dan èen groot verval in de weinige
kennis en ih de bedorvene zeden, die in
die thien eerfte jaaren nog al fterker te
tug.gingenj volgen, .*t geen hen dan
eindelyk niet dan den blooten naam van
Chriftenen overliet, ter tyd toe dat hy
in hunne Taal, te weten, in ’t Maleitfch^
begon te Prediken, en hen èen fmaak
van de gronden van . onzen Godsdienft ^
zoo eenvoudig, als ’t laag begrip van
den Inländer'veroifchte, eri zoo verftaanbaar,
als ’t hem immérs mogelyk was,
te geven, in wellte hy ook veel vrugt
onder hen , alzoo hy .zeer bemind was,
begon tè doen.
Hoe lang die goede Heer dat gedaafl '
heeft is- ons onbekend, alzoo my noit
gebleken is, hoe lang hy hier geftaan
heeft 3 dog ’t naaft fchynd hy hier tot
’t jaar 1621. gebleven te zyn, alzoo hy
in ’t jaar 1622. op Batavia vóorkomtj
zonder dat ik egter wete waar zyn Eerw.
overleden*is.
E 3 De