
1613.' - fterk, en wel gelegen, hegt en wel van
metzelftecnen opgebouwt. Men ziet aan
Verfere weerzydentweediepevaleyen, van welke
»aaken, dcOoftdykfte zeer diep en fteil is, waar
in zieh de Portugeezen en Inlanders agter
Schot cen gcmetzelde muur nog lang verdedigt
hier ver- hebben.
“ffc Hier ontrent hadden de Portugeezen
verfchcide dorpen ,- die onder hen fton-
den, en rects Chriften waren 3 te weten
Tsjerebate, dat 40 huisgezinnen , Pa-
mancaye , dat’er ontrent 80, enLoewo-
laing , ’tgeen ’er 30 had , hoedanig op
een eiland daar ontrent, Carmang, daar
byna 1000, Loewococol, daar ’er 300,
Loewonamang 300 , Loewoongin 100,
Mimba, ontrent 300, op *t eiland in de
Sika zoo, en in Larentoekc ontrent 100
huisgezinnen onder hunne gehoorzaam-
heid waren , die alle zeer wel van pyl
en boog , van fchilden , fwaarden en
roers voorzien, en in ftaat waren , om
zieh nog vry lang tegen de onzen te können
verweeren.
Ook waren tot de onzen op Solor nog
deze Mooriche dorpen, te weten, La-
makere, Lamale, Toelon, Adenare, en
PratoloU ( onder welke ook veel Heiden-
fche boereh ftonden ) en meer andere
plaatzen yan Serbite, onder Solor ftaan-
de, overgekomen.
Daar by hadden zieh die van Aude en
Sallelauvo , die zeiden eigentlyk onder-
daanen van den koning van Ternate te
zyn, mede voor ons verklaart.
Terwyl de onzen nu hier waren, hoor-
den zy van den koning van Amenoeban
op Timor, dat daar zeer veel Sandelhout
viel, dat in China een zeer grooten han-
del gaf.
Dit alles nuhier afgehafpelt hebbende,
vertrok de HeerSchot den z6ôen Mey met
\ fchip Patani , en ’tjagt de halveMaan,
benevens het Galjoot, na Timor , om
met de koningen, die aan de binnenkant
van dit eiland zieh onthouden, een ver-
bond te maaken , nemende eenige waa-
ren, die daar getrokken wierden, en den
koopman Jan Gybertszoon de Prye met
zieh , omdaar den handel voor ons waar
te nemen.
Hy quam voor dat eiland den 4den Juni,
en veriogt met den koning van Meena,
een der magtigften op Timor , te fpre-
ken, die aanftonts by hem quam, en zeer
minnelyk aaii ons toeftont daar te hande-
len, en een Vefting op hun land te bou-
wen , belovende dat met zyn volk te
helpen maaken, en ’tjagt de halve Maan
met Sandelhout, de voornaamfte waare
dezes lands, af re laaden.
Hetvalt ontrent Meena, enCoepang,
200 overvloedig, dat de Portugeezen
jaarlyks van *t zelve over de 1000 b haaren,
oehalven ’tgeendeChineezen, en andere
Volkeren nog weglleepteri , van hier na i i&
China en Choromandel vervoerden.
Ook kon deze handel van ’t Sandei-»
haut ons by de Chineezen byzonder wel
dienen, om hen wat gemakkelyker ,• in
’t toeftaan van den handel op China , te
maaken.
fiuiten den koning van Meena quam
de koning van Aflem ae onzen als een der
voornaamfte opdit eiland voor, die mede
beloofde, al ’t Sandelhout, op zyn land
vallende, aan de onzen te zullen leveren.
Na dat de Heer Schot nu met deze
vorften , als ook met eenige Mooriche
koningen op Solor ( hoewel hier weinig
voordeel te doen was ) een vaft verbona
gemaakt had, liet hyJanGysbertszoottde
Vrye met Kryn Jacobszoon van Raamburg ,
om den handel daar zamen waar te ne-
men, van welke de eerfte meeft de zaa-
ken op Timor, en de ander die op Solor
gade flaan zoude.
Ook liet hy op Timor Capitein van
de Velde als hoofd van *t krygsvolk , tot
der tyd de Opperlandvoogt een ander hier
zenden zoude.
Hy bevont ook, dat hier allerlei Cho-
romandeliche waaren, en Chineeiche
krameryen, van kraalen, enz. zeer getrokken
waren , hoewel ’er niets beter
en meer gewild was dan fyn goud, waar
mede men hier allerbeft te regt komen kan.
In ’t jaar 1616. vonden de onzen in Juli
goed de Vefting , die wy op Solor en
Timor hadden, te verlaaten, en hadden
’er de fchepen den Arend en de Starre na
toe gezonden , om een nieuw verbond
met de koningen daar te maaken.
In ’tjaar 1619. zont de Heer Coen van
voor Jakatra ’t fchip de Jager uit zyn
vloot na Solor, om na voorraad van ryft
te zien , zoo dat wy ’er toen nog op
handelden.
Na dezen hebben wy ons van tyd tot
tyd hier wel vafter gemaakt, en onze vertiere
Opperhoofden op Timor gehad 5
dochvinde de naamen der zelve, voor al
van de eerfte tyden , Zoo net niet, als
’twel behoorde, aangetcekent.
De eerfte, die my voorkomt, is ge-
weeft Gonfalvo (TOrnay, de vader van
eenen Antom d’Omay.
Deze,naderhand Johan cPOmay genaamt Wonder-
( hoewel hy bevoorens een anderen naam ^ ™°r"
voerde) was onze Bevelhebber in ’tjaar Gonfeiro
i6zy. op 't eiland Solor, van welken zekere d’Omay
Jan Broüwer (zoo my uit eenige Bataviiche in ’t jaar
Kerkpapieren gebleken is) berigt aan de 7‘
onzen gaf, dat z of 3 Holländers beiloten
hadden hem irt verzekering te nemen*,
alzoo zy verftaan hadden , dat hy van
voornemen was , om die Vefting aan de
Portugeezen over te leveren} door welk
berigt deze Brouwer ook in groot levens-
gevaar geraakt was.
d'Omay
1646. tPOmay, daar op niet lang fammelen-
de , was ten eerften na de Portugeezen
overgeloopen, en van de zelve, voorna-
melyk om dat hy Roomfch Catholyk
wiert, zoo gunftig ontfangen, dat zy kort
daar na zyn zoon, Antonio d'Ornay, Bevelhebber
van Larentoeke, en over alles,
dat de Portugeezen op Timor bezaten,
maakten.
In *t jaar 1646. befloten haar Edelheden
den 3deu Januari ’t fort Henricus, en die
inwoonders, onder hunne befcherming te
nemen, dat zy bevoorens, en ook töen
eenigen tyd ichynen nagelaaten te hebben $
¡¡jpaäzoo zy in ’tjaar idyo. den iöftea April
ichreven , dat zy den handel op Solor,
bevoorens geftaakt , om goede redenen
nu hervat, en ’t fort Henricus weer in
bezit genomen hadden, om ’t voornemen
der Portugeezen te ftutten.
Na die tyd komt my in *t jaar 1648.
de Heer Majoor fVillem van der Beek als
Hooft op Timor voor, die met een ko*
ningin van Solor trou wde, dat de Heeren
der Hooge Regeering niet zeer wel be-
viel, die het nog al eenigen tyd daar na
geweeft is , en m ’t jaar i6 ff. door den
Majoor Jacob Verheyden , als Hooft van
Verhey- Timor en Solor, vervangen wiert, doch
den in ¿je jjgt njet iang gebleven is, aangezien
i^hier hy in dat zelve jaar in de belegering van
elendig Amakone, op het eiland Chimaar, totaf-
»an zyn breuk der Portugeezen by hem onderno-
ße’ men, zeer fchendigvan de zynen verlaa-
” ten , en van dezen Antonio d'Ornay met
een flagfwaard ter- nedergekapt is.
In ’tjaar 16 f 6. ging de Heer Arnold de
? e VUtming van Outshoorn , na dat hy de
ming yan zaaken in Amboina en in de Moluccos
Outs- volkomen herftelt had , met een magt
hoom ’s van over de 800 blanke koppen hier na
onttnoe- t0?- Hy was van den Capitein Radjà,
ting hier benevens in de 60 koppen , die onder
in ’t jaar hem ftonden , en van Capitein Jonker,
toen nog maar Vaändrig , verzelt, en
gtiam den i ften Januari voor het kafteel
Henricus ten anker , vindende daax alles
in een redelyke toeftant.
Het eerfte ongeval, dat dezen Heer hier
ontmoete, was, dat het praauken, waar
in de Onderzeevoogt Boos was, | zoo als
hy van boord na Timor vertrok, digt by
onze vefting Concordia, omiloeg, alwaar
hy met nog 4 anderen den i f 0“ Februari
verdronk , waar by de E. Maatfchappy
een wakker dienaar verloor.
De Heer de Planting vyf dagen op Solor,
om daar alles te hezorgen, geweeft
z-ynde, ftak na Timor over, envoeteerde
den ly«16" der völgende :maand na hetvlek
Amaraffi , daar des vyands hoofdplaats
was, hebbende zyn volk voor een week
van het noodige voorzien.
Hy quam , tot op 4 mylen naby
’t voornoemde vlek, daar hem een fwaare
flagregen zeer fchielyk overviel, waar
door hy genoodzaakt was na de voorige
halteplaats te rüg te keeren , alzoo deze
regen zoo ligt niet fcheen op te zullen
houden, en hy geen de minfte gelegenheid
vond, om op cut kaal en bulttg gebergte
te können ichuilen. De Swarten , die
hy by zieh had, hem ziende te rüg keeren
, en zieh inbeeidende, dat hy door
den vyand op de vlugt gedreven wiert,
wierpen alles , war zy by zieh hadden ,
uit een verkeerde vreeze tegen de grond ,
en namen ( gelyk zy in zulken geval ge-
woon zyn) als bloode guilen de vlugt.
Dit was oorzaak , dat -deze togt toen
niet voortging, en tot een nader tyd uit-
geftelt wiert, alzoo hy ontrent alles hier
vremt, en onkundig was.
Na ryp overleg hervatte hy den Z7ftea
dito die to g t , en ging het gebergte na
Amafli te voet op, körnende, na 3 dagen
voeteerens ontrent de legerplaats der
Portugeezen, die onder den voornoemden
Antonio d'Ornay hun beft deden , om de
onzen den verderen togt door allerlei be-
letzelen af te fnyden.
De Heer de Flaming, dit ziende, zond
’er den Capitein - Lieutenant Keler met <5
vaandels op uit, om des vyands doen en
laaten wel af te kyken, en hen allen af-
breuk te doen, ’t geen hy met al zyn vermögen
naquam, hoewel met weinig voordeel
, alzoo de vyand wel op zyn hoede
was j maar een weinig daar na liep hieralles
tegen , alzoo 4 vaandels , op een
averegts gerügt agt geflagen hebbende,
zieh na een verkeerde plaats begaven, om
’t gemeen gebrek, dat zy zieh daar inge-
beeld hadden, te helpeh herftellen.
Hier door overdrongen zy malkanderen
zoodanig, dat den Superintendent laft tot
den aftogt geven moeft, zoo hy ze niet
alle wilde zien in de kaars vüegen , en
elendig fneuvelen.
- Hy kreeg daar 8 dooden en 48 gequet-
ften, onder welke de Vaandrigs Klebold
en Hans Jurriaan Weber waren; hoewel
de vyand’er ook al eenige veriooren had.
By ongeluk wiert hier ook in ’t midden
van de nacht de Lieutenant David de
Coning door een van ons volk dood ge*
fchoten, waar aan wy een wakker foldaat
quyt raakten.
Men had den Heer de Planting, gelyk
hy nu aan ’t ganich- beflag zag , de zaaken
hier geheel verkeert opgegeven,
zoo dat hy geen maanden, maar jaaren ,
van nooden gehad zou hebben, om alle
depoften in te nemen, en, als hy die al
verovert had , dan was het fop nog de
kool niet waardig, aangezien alle de voor«
deelen van Timor en Solor die ötikoften
niet zouden hebben können goedmaaken.
Het verfchilde hier ook niet veel, of
de Capitein-Lieutenant Keller zou ’tleven
0^3 door