
X660. Als nu alles dus verre klaar gemaakt en
yder na zyn boord geordonneert was,
liepen de gedagten van deze en gene her-
waarts en derwaarts, overwegende Waar
na toe doch Wel den toeleg zöude mögen
• wezen, en wie het zou mögen geldèn.
Zommige fpraken van Solor en Timor,
en van de Portugeezen aldaar, te meer,
alzoo’tfchip Arnemuiden derwaarts voor
af gezonden wiert, hoewel dit mââr dien-
de , omhen, als onze vrienden, tewaar-
ichouwen, dat wy hen niet meinden, en
dat zy dierhalven niets te vreezén had-
den.
De vloot Men Verliet daar op in Mey t66o. het
vertrekt eiland Amboina , en de Opperhoofden
uftAm- vertrokken van daar met een vlöot vari
z i fchepen, 3 galjoots, en 8 chaloepen,
ö f in ’t geheef 33 Zeilen fterk , waar op
Z4 vaandels blanke koppen, tot 5*0 ydér,
en 400 koppen van de Inländers , meeft
Amboineezen, waren, alle welke met het
verdere fcheepsvölk entrent 1700 man
uitmaakten.
Men fchokte met de zelve voorby het
hemelhoög gebergte van Boerö, en meer !
andere eilanden, voort, totdäfc inen het
klein eilandje Batatarra , en daar na dé
hooge bergen van de eilanden Lombatte
en Serbite, in ’t öog kreeg, alwaar nu dé
Opperhoofden geraaden vonden, aan de
verdere fchèépshoofden, kennis te geven,
waàr na toe de togt aangelegt, en dat
het op Macailar gemunt was, doch dar
men de vloot eerft eenige dagen aan de
eilanden Serbite en Solor zou laaten ver-
verfchen , om. dän na Macailar over te
fteken, een taal, die zommige bevreesde
Volkeren in déze vloot wonderlyk in de
ooren klotfk, zoo dat zy Wel wenlchten
in Amboina gebleven te zyn.
Men liep tuflehen Lombatte en Serbite
met een holle zee, en een fterké ftroom,
voorby den brandenden hoogen berg op 1660,
■ t eerfte eiland, door de engte van Lombatte
henen 3 tot dat dé vlöot, niet zon-
der gevaar , alzoo- de grond- niet heel
goedwas, voor ’t eiland Solor ten anker
quam ,• alwaar men de koningin van Solor,
met een groot getai van haare Groó-
ten., onder .’t gerammel van een. groót
getal van Gongen en Tifa ’s , aan boord
kreeg, ter eere van welk ’er wakkér gd-
föhoten- wierd.
Zy verzogt, dat men wilde aanhouden n
met haar invrede envriendfchap te leven, • .^°*
en dat-men weer een veiling op haar land v 2 i ors
bouwen wilde, om haar tegen de Portu- veizoek.
geezen, haare en onze vyanden, té 'be-
-ichermen.
Men zef haar dit toé , met verdere be-
loften, dat men, na den Macaflaar be-
teugelt te hebben, hier weer met eenige
fchepen komen zöude, om de Pottugee-
Zen op Timor 00k te bezoeken y waar
op die verheugde Vorilin met haare magere
Edellieden zeer vergenoegt na land
vértrofe. sí-rs'i ss ~
Men vond deze ankerplaats zoo gevaar*
lyk, dat men beft'keurde ’tanker té lig,-
ten, en na de ov'erwal van ’t eiland Serbite
over te fteken , alwaar zy dige by
land ten anker quamen , meinende hier
verfch Water te vinden , doch vergeefsj
en fiiöeften van daar na Lamhale’s engte,
tuflehen Solor en Serbite, verzeileri, en
däaf ten anker körnen, daar zy aan .’t laatfte
eiland een fchoohe rivier vonden , niet
verre van ’t vlek Lamhale in zee ftorten-
dé 5 doch mogten van de ichepen t niet
aän land komen, hoewel de Soioreezen,
en eenige andere Eilanders gelegenheid
genoeg gaven , om allerlei ververfching
voör geringe beuzeKngen en fnuifteryen
tot hun volkomen genoegen in te
ruilen.
D E R D E H O O F D S T ü K.
DE vloot zeilt na Macailar. De twee Opperhoofden loopen voor uit. Hun ierigt.
Zy tafien 6 Portugeefchefchepen aan. En verjlaan de zelve.' Zaaken, toen voor-
gevallen. De onzen veroveren de veßtng Pannakoke. De Macajfaaren op de vlügt gedre-
ven, en een groot deelvan deßaft verbrand. Gezanten van den koningverzoeken ßilßant
vanviapenen. Die hen geweigertr .doch eindelyk toegeßaanword. Gezant, rhaar monde-
Unge laß hebbende, wort te rüg gezonden. Portugees fehip aan ßratid gejaagt. De Ma-
cafläaren geven eenige gevangenen over. De Heeren Truytman na Bima, en vän Darri na
Batavia. Op Batavia in Jugußus deYxtdt getroffen. In 'tjaar 166g. fchendigverhroken.
Ons Opperhoofd vlugt na Batavia. A/e/Radja Palacka mede. Deszetfs. gevaUen. Zyn
vlugt na Boeton. De koning van Macailar beoörlogt Boeton. . En brengt bet iot bet
uiterße. De Heer Speelman verßaat de Macaflaaren.
D e v loot
zeild na
Macailar.NÁ dat nu de ganiche vlóóü zieh
van genoegzäame vervérfehing,
drinkwater , en ’t verdere noo-
dige , wel vooräien. had-, vertrok dezelve
den 28ften Mey van hier, zeilende weer
tuiieheii de engte van Lommahale en
Lombatte, voorby den Lombatzen vuur-
berg, door, tot dat zy in de ruime zee
ge-
1660. gekomen zynde , met 34 Zeilen längs
w eiland Ende na Macaflär voortzeilden.
' .' Na dat de vloot ontreht ’t eiland Cele-
J^^bes gekomen was , wiert in den Vloots-
hoofden raad beiloten , dat de Heeren van -Dam
loopen en Truytman met 1 fchepen, de Mars en
voor ^t. Breukelen,. na Macailar voor uit loopen j
en een proeve nemen zouden , ö f door
minnelyke verzoeken deZe hardnekkige
vorft nu nög niet tot reden te brengen,
en met hem een vrede zou te maaken zyn,
waar pp men zieh wat vafter , dan op
alle de yoorige vrede - verbonden , zou
können verlaaten 5 en terwyl zy dit on-
derftaan zouden, zou de vloot hög twee
dagen over en weder blyvert zeileri.
Na dat men dit in ’t werk geftelt hadj
litt) de vloot by Tartahkeke ten anker,
om zieh volkomeii flagvaardig te iriääken i
en ten eerften de veftingen der MacaiFaa-
ren met een dapperen ihöed aan te taften.
Terwyl onze vloot hier nog lag , zagen
zy den 1 oden Juni vän verre een Ma-
eaflaars vaartuig in ’t verfchiet, ’t gceri
zy dagten dat nen de blyde tyding van
een aaneenaame yrede brengen , en van
alle volgende möeitfe verlofleri zöude j
doch na dät deze gaften de vloot ter de-
gen bezien en veripied hadden , zeilden
zy te rüg. Öndertuflchen zag men de z
voör uit geloopene fchepen Mars en Breukelen
te rüg komen, die moeite hadden
om by de vloot te geraaken, weshalven
men bell keurde digt by hen.te körnen
ankeren.
, Zy bragten tot berigt, dat zy op de
{jT reede van Macaffar 6 Portugeefche fche-
pen vöor der zelver verblyfpläats , zeer
ryk geladen nu pasvariMacao gekomen,
hadden zien leggen, die voornemenS wären
ten eerften na Goä te vertrekkeh j
maar om hen de pas däar toe af te fny-
den, vond men goed, aan de Macailäa-
ren , by ’t aäntaften van deze Portugeezen
ifl ’tgezigt, en onder den föok van hun
kafteelen, eens blyken van onze däpper-
heid te geven, en hen te toonen, datwy
zoo zeer niet te vefagten waren, als heil
de PoltugeeZen , met öns voor bloode
Zeeroovers, en een volk zonder Prins, of
Regeering te fchelderi, hadden wys ge- v
mäfikt.
Zy tafien Men wagtte niet langer als dert mpr-
6 Portu- gen daar aan , en taftte hen , na ’t uit-
geefche ftorteh Van een zeer ernftig gebed tot
God , om zynen zegen over deze onze
onderneming, met het aanbreken van den
dag döbr z fchepen mec de uiterfte dap-
perheid aan , begroetende hen eefft met
een volle lääg. •
De Portugeezen 3 die mede op hun
hoede Waren, en hier voör wel gevreeft
Kädden, deden in ’t eerft geen kleine te-
genftänr j maar verbäaft ftond de koning
van Macailar y als hydeze 6 Portugeefche
fchepen door 1 Hollandfche ( eeri zeer on-1660. \
selyK getal, en dat na ’twerk van geen
bloodaards, gelyk zy altyd voorgegeven
hadden, geleek) terwyl de ganfchevloot
dit ipel maar aanzag, zoodanig zag ha-
venen, dat zy niet wiften, waar zy zieh
keeren o f wehden zouden , uit al het
welke hem nu te laat bleek, dat hy zieh
veel te onvoorzigtig door deze Portugeeze
fnorkeryen had laaten misleiden , en dat
het hem in ’t kbite wel berouwen mögt,
dat hy de vrede , hem zoo edelmoeaig
van de Holländers aangeboden 3 niet äan-
genomen had.
Terwyl dit de koning met zyne hove-
lingen van zyne veftirtg, benevens een
ichaar van duizenden Macaflaaren , die
’tftrand vervulden , aanzag 3 ipronk tot
hunne uiterfte ontfteltenis de Portugeefche
zeevöogt met äl zyn volk aan dui-
zend fpaanderen in de lugt 3 by ongeluk
een fcnoöt, öf eenig vuur, in zyn kruit-
kamer , die in volleii brand geraakte,
gekregen hebbende. Hier door geraak?*
ten ook nog z andere van hunne ichepen
in brand 3 die tot aan ’t water verteer-
den, hoewel ’tmeefte volk , na de wal
fwemmende, zieh zelveri borg.
Twee andere fchepen wierden doorj?n Yer.
onzez tegen ftrandgejaagt3 en ’tlaatfte,flaan
noflra Seignora di Remedio genaamt, maar dezelve.
die wel een flegt remedie betoonde te zyn 3
wiert door de fluit Breukelen aan boord
geklampt, en in aller gezigt verovert^
en voonaan de Hollandze remedie genaamt.
Men vond ’er veel zyde ftoflen,
Sandelhout, en veelOhineeze waaren in,
Men had ook veel Portugeezen gevan-
gen bekomen } doch men gaf hen vry-
heidj om weer na land te gaan, en daar
te verhaalen , dat dit maar een voorfpei
was , en dat het nu eerft regt de Macaflaaren
, daar zy eigentlyk 9m gekomen
waren , gelden , en dat men Hen eens
leeren zou, wät onderfcheid ’er was tus-
fchen ’t friorken der 'Portugeezen 3 en
tuflehen de dapperheid der Batavieren,
die zy nög niet regt kenden.
Alle de fchaade , by de onzeri in dit
gevegt bekomen, beftorit in 4 dooden,
en 8 gewonden > maar ’t fcheelde weinige
o f onze zeevoogtwas met denPortugee-
fchen in de lugt gefprongen, van voor-
nemen geweeft zynde, om hem aan boord
te klampen, waar door hy vry digt by
hem genadert, en in groot gevaar geraakt
was.H
et verlies der Portugeezen hield men
voor ons wel verborgen y maar het is ligt
te denken, dat zy veel dooden, en niet
minder gewonden hadden y zoo dat zy
niet in itaat waren , om den benarden
Macafläarzen koning eenige hulp toe te
brengen.
Het was daar in de veftingen, en in de
T 3 ftadt,