
Waaf
benevens
de Schry-
ver ook
toond,
hoe hem
van ze- .
kere
Heeren
vreV-
groote
beloften
gedaan
zyn , om
zyn .werk
voort te
ketten.
1 * 4
Voor ’t laatftè mòét ik ¿et, tot völ-
jeétoien geruft heit'Van haar Ed. Agtbaar-
neden, en ten bewyze dat^de läge Taal
y an de iheefte vrugt is,' nog byvoegén
*t gene my zeker vóornaam vriend van
Batavia in opzicht van • de Maleitfche
Kerk àldaâr dén i6ßeQ Maaft des jaars
. fy z i. fchryft : Het is met de Maleitfche
' Kerk hier 'mager gefi'eld9 zynde de Gemeen-
te wel talryk op den tyd'des heilige Avond-
maals j dog in den tujfchen-tyd werd men
een " groote yverUosbeit gewaar. Geloove
dat het N B het er zoude gdan9 wameer
men voor den-Inland# in een Taal predikte^
dog dewyVdat »» N B /» twee byzandere
Faulen (neemt dit in öpmerking, Heeren
, die ftaaüde houd dat ’er maar eene
Maleitfche Taal isj'gefchied , zoo iherd
daär dôor een divéffie gemaakt, die de
G eme ente verwerd9 en ’/ voll! alsdoet flil-
f la a n , niet wetende wat zy verktezen
zullen.
Dit hale ik aan, om te toonen, dat,
zoo ’er maar laag Maleitfch (dat zy ver*
ftaan) gepredikt, en ook zulk een Bybel
voor hen gedrukt wierd, men buiten
alle tegenfpraak de meefte vrugt doen
zou; i k zwygé, om reden, des Schry-
vers naam, hoeWèl die j zoo ik hem
noemde, een grööt gewigt hier aati geven
zPude.
Dus meine ik nu alles, wat in myn
vermögen is , tot geruftftelling van U
Ed. Agtbaarheden', en tot overtuiging
van de zelve wegens myn' goede zaak,
gedaan -te hebben, latendc het verdere
n# ;;Gode, en de Ed. Agtbare ' Heeren
Zeventhienen bévoléri*' verZckerd zynde,
dat my de ganfehe onpartydige wereld
regtiveerdigén, en nevens my van oordeel
tvezen zal',' dat ? "Zoo- ñu myn werk niet
gedrukt werd, dit in ’t toekomende dej
geeft eñ luft van alle neerftige mannen in
Indien geheêl en al úitbluflchen zal, om
eenig werk van dien aard weer te onder-
nemen, alzoo weinig lieden hunnen arbeid
zoo goed koóp, ais ik toen aan*
geboden heb', Zouden willen geven.
Ik had in ’t voofleden jaar gelegenheit,
om dä'ar over niet een der eerfte Heeren
van ons land, een groot liefhebbêr vän
geleerdë lieden, en met nog een ander
Voornaam Heer te fpreken, die alle de
zaaken voor en tegen gehoord, en wel
gewikt hebbende, niet konden begry-
peri , hoe men mÿ , na *t bewys van zoo
veci neerftigheit, in ’t verveerdigen van
een werk vari zoo veel arbeid en nuttigheit,
zonder eenige verwägting van be-
loonihg, zòo ónbehoorlyk kòn handelen,
en die volílagen tíitzeiden, dat de Overheden
van ons länd zieh zoödanigen zaak
béhoorden aan te trekken, en aan zulk
een man op een befchcidenc wyze de
behulpzamc hand te bieden, om heitt,
en-de Kerken van Indien, dat gewenfeht
oogwit te doen bereikem ’ Ook zeiden
; deze Heeren, my hare hulpe by de Hoo-
ger Machten, en by de Heeren Bewind-
hebberen, toe, belovende my ook verdei
andere Heeren van de eerfte rang daar toe
te zullen bewegen, om’daar over met de
Heeren Bewindhebbercn op die wyze te
fpreken , dat ik hope zou mögen ichep-
pen van door hun toedoen die zaak eens
tòt een gewenfeht einde te zien brengen;
dog deze twee Heeren my (de eene door Dog ho«
de dood, en de andere door een fchielyk dat al
ander tuffchen-val) tegen alle gedagten
ontrukt zynde, zòo möet ik al weêr tot
een beter tyd en gelegenjheit geduld
hebben.
Na dat ik nu over beide deze ovef- geiluit
zettingen des Bybels' van D. Leidekker àv Hee¿
(zalr.)' en van my ’t noodige , my nés renZe-
oordeels, opgefteld had, zoo is my invVentbie'
’t laatft van ’t ia a r .iy ljy b y fchryvcns“ h2
van myne goede vrienden uit Indiëii', Édelhe-
gebleken, dat de Heeren Zeventhienen den >in
alhier goedgevonden hadden aan Mar J0a" g “ '
Edelheden op Batavia te ordonneeren, Leidek-
oin de overzetting van D. Leidekker ten kersBy.
eerften te doen nazien, en die dan aldàar, .bel te
niet in een Arabifehe, maar in een Hoi-
landfche o f Nederduitfche letter, te ‘ j
drukken, om ’t welk ten eerften te be-
vorderen haar Edelheden den ¿pftea December
des jaars 1722. een nader beflißt
daar over genomen, en ook reeds dc
Heeren van der Form en Brands, Maleitfche
Predikantén tot Batavia, ende
Heeren Ninaber uit Amboina, en PFernt-
ley van Macaflar, tot Revifores aange-
ftëld, en ook al laft gegeven hadden,
zoo na Amboina, als na Macaflar, om
dgzg^ Heeren ten dien einde herwaards te -
zenden. ........
Van -wat uitflag nü dit werk, e f dieii
druk des Bybels verder wezen zal, moet
ons de tyd leeren, en hoe Hegte gedäg-
ten ik ook daar van wel op-eeri zeer
vaften grond zou mögen hebben^ zob
wenfehe ik nogtam uit gfönd van myn
herte, dat-de Heere dit werk töt verder
opbbuwing van zytf fwakke Gemeinte in
’c Ooften gelieve te zegenen.
Deze vafte grond nu ( waaf* öp ik Näder
vreeze dat de Heeren Zeventhienen te'fcanmer-
laat- zullen zien, dat alle hunne onkoften king des
te vergeeflch zullen zyfi ) beftaat hier in,
om dat deze Indiaanen niet aifders dan
de l^ge Maleitfche Taal verftaan, en om
dat de zelve, zedert al dat woelen voor
’t hoög Maleitfch al van ’t jaar i<Sp4,
en eef, tot fiu toe' (zynde een tyd van
dertig jaaren) nog niets ter wereld in
’t aanleerert der zelve, hoe zeer men
den Inländer daar toe obk door allerlei
raid-*
jniddelen gedrongen heeft, gevorderd,
en niet in ftaat zyn om maar eene période
te können verftaan. Heeft dat in dertig
jaaren zoo flechten voortgang gehad,
wat is ’er dan nu dog verder van te wachten
, dan dat zulken Bybel, en zulke
koften, te vergeefs zullen zyn. Behalven
dat het immers met. geen reden ter wereld
goed te maken is, dat men de in-
landfchc Maleytfche Chriftenen maar
zulk een Bybel in eenTaal, die zy in ’t
geheel niets ter wereld verftaan., als met
geweld in de hand duwd, in de-welke
zy noit,zoo ras zy maar een vers oftwee
gezien hebben ., meer zullen lezen, alzoo
zy nog weynig luft genoeg hebben,
om zieh in ’t Maieyts, dat zy verftaan,
te weten, ’t läge, te oeffenen. Behal-
yen dat ditvoorleggen van zulken bnver-
ftaanbaren Bybel aan die teedere Chriftenen
een daad is, die om veel redenen,.die
ik al willens overftappe , voor al in ons,
die van den hervormden Godsdiènft zyn,
geen plaats behoorde te hebben,. om dat
wy daar door de, vyaoden. van onzen
Godsdienft als een fwaard tegen ons zel-
ven in de hand geven, waar op my dunkt
dat wel wat verder van alle die. gene, die
daar toe betrekking hebben, had behoôr
ren gelet te zyn, eer deze zaak zpo yer-!1
re was gekomen. Echter wenfehe en
hope het beft yan dit alles, en dat Godt
het gelieve te zegenen, dewyl-;het beter
is/T dat âit, dan dat ’er geen van beyde
de overzettingen gedrukt worden, oe-
halyen dat dit voor de nazaaten van de
Heer Leydekker heuchelyk is, zynen. zwaren
arbeyd nag eens in ’t licht te zien.
D it .nu was,, ’.t geen ik over de twee
overzettingen van den Bybel in ,’t. Maieyts
, als , mede ,wel: by zonder 59 t . de
ftoffe van den Godsdienft bchooreade.jXe
zeggen had.
Welke de verre qu hebben wy omftandig
nüddelen den ftaat van de Kerke van Amboina van
tot her- den beginne af tot nu toe, zoo kort als ’t
ftelling ons mogelyk was, getoond, ente gelyk
vaüetíe" aangewezen, waaro.m zy tot nog toe
Kerk van zoo ílecht geftelt, en wat het eenig
Amboina middel is, om haar te helpen, beftaan-
*yn- de voornamentlyk in deze drie zaaken.
Vopr eerft , dat men hen den Bybel
in de läge Maleytfeht Taal,die zy alleen
verftaan, moct geven : want zoo men hen
een overzetting in ’thoog Maieyts geeft,
dat zy iftet verftaan, en daar zy geen
moeite om zuften doen om die te leeren
verftaan (dat hen ook niet te vergèn is)
zoo zal men bevinden, dat alle moeite
en koften tot voortzetting van zulk een
werk aangewend, te vergeefs.zyn,alzpo
’t quaad genoeg is, om den inlander zelfs
iet in dat Maieyts , dat hy verftaatr, in
te prenten, en hem dat te leeren,
Ten tweeden,dat men op ider Eyland
een Predikant j dog op Ceram , alzoo
dat grpot is , en op Amboina, ider. *er
twee, lech t, ZQ0 dat ’er ten minlten twaalf
zouden. dienen te zyn, daar men ’er nu
meeft maar vier, en als ’t getal al vol
is , maar zes voor zoo grooten oegft
heeft. .
Ten derden, dat’er by die van de Re-*
geçring, en van den Kerkenraad, als men
de boeten dog afgefchaft wil laten, een
ander dienftig enkragtig. middel beraamd
werde , f om den tragen Amboinees ten
minften tot het gehpor van Gods woord,
en vàn de Catechizatien te doen komen,
zonder ’t > welk de ganfche dienft der
Predikanten, en die der Meefters óp de
buy ten plaatzen, vruchteloos is, en dan
meyne ik , dat men in kprte jaaren een
groote verandering zien ,en altoos nader
reden, hebben zou, om te gelooven, dat
het aan den yver der Predikanten niet
ontbrak , dat nu by v'éelen zonder eeni-
gen grond Vaftgefteld werd , en gelyk
haar Edelheden al :vQor:.v.eele jaaren :zedert
?t jaar 170p, haar Eerw: te laft ley-
den, ¿eggende, geen ander middel tot
herftelling , en om den Inlander in de
Kerk te doen komen,. ,te weten, dan ’t
geen de Heer de Haas, en zyn Raad,
voorgefteld had, een Heer , die ik bé-
vorens getoond heb , de. eenige oorzaak
te" zyn , dat zy ’er niet komen, door dien
de .boetens plotfelyk. afgefchaft zyn. Nu
können .immers de Predikanten niet anders
doen, dan prediken, en den Inlanderzelf
aan hunne huyzen ( gelyk zeer
dikwils gefchied is) te yermanen, en z.y
komen ’er egter niet. De Regeering
heeft, hen (gelyk ik onder ’t jaar 170p.
topndp) ook emftig ve/maand, en hier
qp komen zy ’er ook .niet.., tKonnen dit
de FrediKanten nò nblpeii^vidaär3e Inlanders
na.de Regeering alzoo wéynig,
als na hen, lüyfteren? Geheel nietj maar
men, moeft zamen een ander middel be-
ramen} dog daar over zyn wy noit eens
gefproken, en men bemoeid zieh in de-
zen ppzjcht zeer weynig met den Godsdienft.
Quamen de Landvoogden , en
andere der voornaamfte bedienden, vol-
gens de uytdrukkelyke lall h arer Edel-
heden.,- wat dikwils zelf in de Maleytfche
Ketk , dat zou zeer veel helpen ,
om ’er den Inlander, al was ’t maar uyt
fchaamte,; mede na toe te trekken, dog
die komen. ,noit daar } en zÿ zouden het
zeer qualyk opnemenrzoo de Predikanten
hen daar over aanfpraken.
W il men nu, als een middel om hen
te meer tot het ter Kerk gaan te lokken,
hen een Bybel in de hoogp. Maleitfche
Taal opdringen , dat zal het regt mid-
! del, mynes oordeels, zyn, om het vat
P z den