
*38 Befchryving der HEESTERS, PLANTEN,
linnen -blatu v mede ver wen, dog ’t ver.j far by hnnnenViTch gekookt.om ’creen
/ “ r !► '] â 1 r,hynJfchheid Heefte r en dat de wr»rrr»a1 an te geven. Men zegt, v en ’ t- T/T/í,<F2**, !■ - ____?
De Da'
hon-Ga-
De Saga-Heeßer valt wel zoo dik , ci
taay van Touw,, als de voorige, dienende
de; Inlander meeft tegen gezwellen, eu
andere ongemakken in de keel. De roo?
de korlcn o£ boontjes, werden in ’t ge-
wigt van Goud cn Zilver gebruikt, waar
van d«?v vier en twintig (of, zoo zy groot
zyn, een en twintig) een Maas, o f on?
trent een Hollandfche Drachma 9 doen ,
van welke, ’er tien in een Tay il gaan, die
vier guldenin waarde doet.
Onder de kruipende Gewaflchen jteld
tah-Gam men,°°^ ^et Gatab~ Gambir-blad, dat zieh'
bir.cnz.' lan8e sanken, even als de Wyngaard,
uitbreid, hebbende; tweederley .zoorten,
van welke de eene breede, de andere
fmalle bladeren heeft.
Het breed-bladige, dat *t Wyfjen is,
valt ontrent twee duim dik van ftam,
verfcbillende van ’t ander meèft in blad,
hebbende ’t eerfte veel fmalle en langhal-
zige witte bloemen, byna als de Jasmyn,
en ’t laatfte zulke Paerfihe bloemtjens,
dog zonder reuk, daar de breed-blächge
bloemtjens als Caneel-Olie rieken. ?.
De b/adçren van de eerfte zoort eet
men met Pinang) dienende medeom roo-
de lippen, eneenzuivere mondtemaken
Z y zyn ook goed tegen de Sprouw. De
tweede zoort diend in’t Bofch alleen tot
dorft-leflching , alzoo ’er veel .water in
valt.,.
Dit is echter een geheele andere Plant,
dan die¿ van welke de Gatah-Gambir gern
aakt werd.
Men heeft nog een andere diergelyke
Struik, die met zyn takken zieh wel
uitbreid, dog gemeenelyk met twee der
p n nrp l m p a « *- —--------- .11 1
— IlUCiXJCIJ UCZC
Dahon Gatah-Gambir Baböeloe, o f de rui-
ge Gat ah -Gambir -bladen. Zy valt wel
cen arm dik, hebbende ’t dikfte ’er van
zomtyds van binnen in mede veci water.
Men zict ’er ook geel en witte bloem-
kens aan, dog zy hebben geen reuk.
Onder de Struiken, die zomtyds op
zieh zelven ftaan, en zomtyds tegen een
Boom oploopen, teld men de Tali Mo-
rêa, o î het AaVs-touw mede. Men heeft
’er een Mannet jen en Wyfjen van. Zy
werden zoo genaamd, om dat zy onder de
fchil zoo glad als een Aal zyn.
Het eerfte werd een ftruik van veel
ftammen by een, yder ontrent een duim
dik, en zieh zoo van de wortel verhef-
fende.
Het Wyfjen valt gladder, dünner éh
minder van ranken. Zy geven beide
bloem en Vrugt. W y vertoonen een af-
teekening van ’t Wyfjen op N°. LX XXV.
De bladeren werden by. die van Mjacaf-
De Tali.
jMoréa.
A J 7 ö '- * « -« ., i y j c j i z e g t ,
t de wortel van ’t Wyßen beft is, om
wonden en zweeren te genezen , ja zelf
omkogels uit de: wonden te trekken.
. Tali Baeompol, of 7 zamen-gerold Tali Bi;
Torna., is een zeer verwerde ftruik, wel coir'Pol>
cen arm dik beneden, verdeelende zieh
ten eerften in veel ranken. Zy diend den
Inlandei- voornamelyk tot verkoeling.
Ook kan hy de jonge bladeren eeten, dat
de Koebeclten mede geerne doen, zoo
dat men ’er wel oppaflen moet, wil men
die hebben, alzoo zy ’er anders ontrent
komen, en die ten eerften opeeten.
o D?ar E no§ ecn ^dere zoort van deze
Struik, die 7 Roode 7 zamen-prold Touw
genaamd werd,; dog zy wafeht hooger
op, breidende zieh met zyn taaye ranken
zeer verre uit. De Inlander köökt deze
bladeren als Moes, en eet ze, hoedanig
zy de bladeren van de Oeta Mim I ö?
Vette Moes-Struik, mede.gebruikeni en
ook die van de Oeta Pela, o f van de Sa-
JprBaguwald., met Calappus-Melkgeliookl. Tali Saft;
De Tali Safawi, o f het Moßaard- Touw wi.
wafchf ook aan een voörtkruipende ftruik,
hebbende een ftam.* een arm dik. diewit
van Ichors is. De bladeren, die wel zeven
of acht duim lang, en drie brfeed zyn-, fmaa-
ken wat na Moflaartj dienende meeft tot
pappen tegehSteeh-p.uiften,Bloed-v innen
en op allerley wonden,die zy doorgaans
zeer wel-genezen.; Qok is die wortel
goed , als men.van.eenige vergiftige Vifch
gegeten heeft, o f ’er van gefteken is, ’t
zy mendieuiterlyk j of inwendig gebruikt. DeTäpa-
De Tapanawa, van welke een groote, nawa.
en cen- kleine zoort is* diend den Inländer
7 —ö ö- UJL.L twee uci I als een bind-töuw, om alles vaft te maft
j“ gCn malkandcren ic n > mede het Booms Touw, dat n , t if
fcat. De Inländern noemen deze hier van Beoton gebragt is, cn dat wy op Boc™
I N - D O i X « m a ly n c Vrugtiensve^.
töönen. , . °f Pf^Lnoot,datis,l,etr,o?ni, Zee-Bitter) is een dünne längs de grond Laoet.
voortkruipende Struik, diens jonge bladeren
raauw gegeten, voor zeer aan^
genaam gehouden werden, alzoo zy een
ziltige bittere fmaak hebben. De fchors
takken, en wörtel.in water gewreven *
verftrekken'den Inlander voor goede zeen*
om hun linnen te waflchen. 3
Onder de flinger-gewaflehen teld men De Saj«
ook de Sajor Pepe * hebbende een ftam Pcpe.
ontrent twee vingeren dik, waar van cen
kleine, en een groote zoort is.
Deze verfchillen in groote van bladeren
} dog de bladen van de fmal-bladige
of de kleine zoort, dienen den Amboinees
meeft, om ze raauw by hunne Canari
7 agoe) en Bacajfam, te eeten.
Zy zyn in’t eerft wel wat bitter, doch
daarnazoet. Zy werden ookwel by Vifch
g;ekookt,en zoo gegeten. ]n
Tn GELASSEN
In de Genees-kunde diend de wortel |
tegen benaauwtheid Voor ’t hert, en te '
gen fteking deSzelfs^bok cen heerlyk te-
gen-gift, als men van vergiftige Krabben,
ofanderequade Vifch, gegeten heeft.
De Solu-, Wy geyen een teekening van de kleine
lo-Plant. zoort op N°. L X X X V I l.
De Solalo-Plant, die eenigzins recht
op wafeht, is echter maar cen fraaye
duim dik ) loopende daar na tegen de
ruigte, die hy ontmoet^ op, hebbende
cen witte bloeflem, als dip van de Boomen.
Zyn ionge bladeren dienen al mede
tot een lekker Möes, wanneer de Inlander
die by zyn Boontjes, o f wel in Ca-
De Tali Itippus-Melk kookt. De opgekookte bla-
Picflüog. deren zyn ook goed tegen de lammigheid.
Het Pieffang-Touw is een Struik., diens
rankeq ontrent een duim dik vallen. Daar
is een breed- en fmal-bladige zoort.
Van de breed-bladige vertoonen wy
cen afteekeningmet de Vrugten,op No.
LX X X V III.
Het middelftc heuveltjé van de bloefn,
diend tqt fpys, fmakende by zonder wel
na de Phffang-Vrugt.
De wortels, en fchorfle van ’t fmal-
bladige, in water gewreven, en ingeno-
men, zyn zeer goed tegen ’t Kolyk, uit
winden ontftaande, en tegen alle benaauwtheid
des herten. Ook doen zy
lolle tanden weer vaft ftaan.
Hier van fchynd mede een zoort te
Zyn zeker Bofch-Touw , van den Inlander
Lahae genaamd, waar van de Vrug-
ten gegeten, en de fghorlTe gebruikt
De Woit Werd, om ’er de tanden mede te wry ven,
Beûar. en ze vaft te zetten.
Onder de voorname Bofch-Touwen be-
hoord mede de Woit-Befar , een zoort
van Klim-op, die al verfcheide zoorten
heeftfals’t groot-,klein- bladige,en’t ruige.
Het eerfte is een Touw,hebbende een en-
kele ft reng,die beneden wel een arm dik is.
De tweede valt veel dunnervan ftreng,
pas een dmm dik.
De derde is vçel grooter van blad, als
de twee voprige.
Het eerfte alleen diend den Amboinees
byzonder veel, en is ’er ook wel ’t beftc
toe, om hunne hooge Boomen daar mede
te beklimmen, en om de Coefi Coefo's
(zeker Dier) te vangen. Ook werd de
fchors van beide by Pinang gegeten.
De Woit Gelyk ’er nu een groote zoort van
Súsjü; Woit is , alzoo leverd ’t Ambonfcb Bofch
ook een kleine zoort uit, die wel zoo
wel na Klim-op gelykt. Hier van zyn
vierderley zoorten.
De ftam van de eerfte valt mede een
kleine arm dik. De tweede, is maar een
vinger dik. De derde, (die welriekcnd
is) heeft een ftreng van een duim dik j
4?n de vierde valt het klemfte. Allcdc-
Van AMBO I NA.
ze klein-bladige zporten van Woit leve-
ren een witte melk ui.t, die wel bitter j
cn brandig in de inondi doch niet feha-
delyk is. De fchors van de takken det
twee eerfte zoorten werden in ’t Bofch
als Pinang gebruikt ; raet Sirih en wat
Kalk) na dat zy wät geklopt Zyn, gegeten.
Van de derde zoort £ maakt men
wclriekende kranflen, die wel zeven o f -s
acht dagen hären reuk behbuden.
Wy geven hier een afteekening van de
eerfte zoort van ’t Woit Kitsjil, met de
Vrugten, op No. LX X X IX .
Men heeft hier onder de Struiken , Dekoehä
ook verfcheide zoorten van Braamen, Kekoe.
Koene Kòkoe genaamd.
Daar is cen zooft met kleine bladert-
jens, die met veel ftammen recht opgroeid*
doch daar is een breed-bladige zoort, die
krommer van ftam, en doornagtiger is,
hebbende veel grooter en driekluftige
bladen j doch van bloemen en Vrugten
verfchild hy niet van de vdörige, hoewel
deszelfs Beziën Wat, platter, en zoo hol
niet, als de vorige, en bitter van fmaak
zyn , hebbende beide, ryp zynde, eeri
roode verw j dodh de bladen van de breed-
bladige zoort zyn niet bitter 5 inaar wat
t’zamentrekkende.
Deze Vrügt werd van den Inlander noit¿
maai* wel by ons gegeten, echter dienen %
zy hühhe kinderen, om hén ’t piflen in
’t bed af te leeren.
De wortel van de eerfte zoort is heerlyk
tegen ’t bloed ipiiwen, als men die
met wat Gember, witte Sirih, en Pinang
eenige dagen aan een eet. Mits dat men
zieh dan voor alle Vifch wagte. De bla- <
dpren dienen al mede tot fpys, gevende
een zeer verkoelende Sayor , o f Moes-
kruid, en werden ook wel by een Salade
als toekruid gegeten, behalven dat d it,
en de andere zoorten, nog al meer andeA
re dienften in de Geneees-kunde gevèn.
De Struik, waar aan de Klitsji's groé- Öc KH*
yen is een dooriiagtige Hcefter, waar Mj*
van een Wyßen en cen Mannetjen is.
Het eerfte is beneden wel een arm dik*
doch loopt daar na, hoewel laag, over
andere ruigte voort, hebbende takjens,
aan welke körte doornen , als aan de
Rooze-boomen, zyn.
Aan deze Struik gröeyen zekere Boö-
nen, drie o f vier duim lang, en half zoo
breed , voi körte doorntjes , die groen
en week zyn } doch de oude werden
zwaitagtig, en in de zelve viftd men
twee, drie, o f vier graauwe Klitsji's, o f
Knikkers , dienende, om tot het Boont-
jes-fpel te gebruiken. Men maakt. ook
zeer goede Heggen van deze Struik; Dé
bladeren in Towak gekookt , zyn ook
goed tegen allerley zugt, en voor geel-
zugtige cn andere diergelyke menfchen.
Ecrt