
dat zeer veel tot Sero’ s en Fuiken ge- bruikt, om een lieffelyken geur aan dé
n t l 1 1 1 /1 A n i r / t O j u ia n A n n n m / 4 n t —. . J
I - 1 t - . t t t •
Specery-
agtige J
Touwcn.
Cajoe
Lacca.
Coedrang.
De Ca-
inoencDf
Het
Cajoe
Rapat.
DePoe-
Iafari.
bruikt,enTali RacoeSerogenaamd werd,zynde zecrjaay, en _zqo duurziiam in ’t
Zee-water., als Rotang.'
Men vind’er onder dezc Bofcb-Touwcn
die een fpeceryagtige geur van zieh ver-
fpreiden. Van deze'zoort is ’t Lacca-
baut, dat donker bruiri van verw is , en
iet fpeceriyagtigs van zieh veripreid. Het
bout fleszelts werd tot reukwerk op Java
verkogt.
• Daar is een andere wilde zoort, Tali-
Carbauw , o f ’t Koeyen-Touw, genaamd,
die geen geur heeft, en deze naam draagd,
om dat de Koeyen geerne die jonge bladen
eeten. Hier van vlegten de Balten
wel Heiningen, en Heggen.
De Coedrang, een Hcefter , hebbende
mede doornen als de Limoen-boom , en bladen
, die wat na de C/7rw»*bladen trek-
ken, diend den Amboinees meeft om geel
en gtqen te verwen , ’t eerfte van zieh
zdven , en *fc ander by geval, dat de Ver-
wers in Amboina weten.
De Camoeneng-ßruik , waar van twee
, -zoorten zyn, ’t Javaanfcbe, en ’t Ambon-
fih e , wil met zyn hont wel wat na ’t
Palm-bout gelyk e n f dbg ’t laatile heeft
ineer overeenkonift met Cajoe Lacca, hebbende
een ffcim orttrent een been dik, be-
üaande uit verfcheide flammen by een j
dog ’t JavaAnfch werd een fraay boömtjen.
Dit hout (voor al ’tkruipendegeflagt)
werd vcel tot Kloflen, Stoelen, Krishegten,
Scheden * alzoo ’t fraay gevlamd
is , gebruikt. Ook hebben de bladeren
van dit Gewafch haar gebruik in' de Ge-
nees-konde tegen de lammigheid , een
•körten adem, zwäre borft, enz.
Het Cajoe Rapat, o f het dicht-Weer toe-
fluitend-hout, is een Kruip-Heefter,diens
takken ontrent een vinger dik zyn, en
uit welke een zekere melk, die zeer kleeft,
Zoo ras men ’er in kapt, loopen koint.
Deze fchorfle werd by' deze en gene
liftige Vrouwen gebruikt, om een jonge
Dochter, die hären Maagdom reeds quyt
geraaktis, weer in haar . geheel, en in
baren voorigen ftaat te herftellen. De
bladen werden ook wel als. een Moes-
kruid, ofals Salade,gegeten. Men pryft
die fchors ook tegen de ßloed-loop, dog
Vrouwen , die (er goeder naam ftaan,
hebben deze fchors niet geerne,met we- 1
ten van andere in huis, alzoö haar eere,
ichbon zy nog zbo zuiver mogten zyn,
by de quaadaardige daar doorveel lyderi,|
en redenen tot qüaad - fpreken , o f ten
minften tot gedagten ten quade geven
Zoude.
Men heeft hier ook een Bofch-Touw ,
Poelafari genaamd, diens fchorfle een
zeer aangenaame reuk geeft. Zy valt
wit en zagt, en werd in bondelkens gekleederen
te geven , behalven dat rneii
die ook^endgj aflder£.,hpiiten en bloemen,
en onder ryft en;water,.mengt, dienen^
de verder tot witte koekjens, daar men
gewöon is ’t lyf mede te waflchen, om
het te verkoelen, en geur ’er aan té
geven. Het hout zelfs diend ook tot
verkoeling j maar daar is een baftaard-
zoort, die men met deze niet • vermengen
moet , alzoo die na déze in geur
niet en gelykt,-behalven dat het touw
van de baftaard-zoort ook wel zoo glad,
en zoo rond is. .
De Tuba Bidjt is een zoort van Hce- be ÉM
fters, waar aan kleine Bezjen? o f Noot- Bidji.ent
jens, groeyen, by önze Ktuid-kenners
Gucculi Indici ^geñáámd , dienende' hier
enkelyk , om ’er Viflchen j en Vogelen
mede te vergeven,en waar mede ookge-
meenelyk de Paradys-Pogelen meeft ge-
vangen werden. W y geven een afteeke-
ning van deze Plant op N°. LXXXII.
Zoo heeft men nog een ander Ge wafch,
Tuba Akar, of de ff^oriel-Tubd^gén,aamd^
al mede tot het zelvb gebruik met hare
geftampte zwarte wortelen dienende^ ge-
iyfc tfiede den Tuba Coening + 'öi de Geele
Tuba, hoewel die oök in de Gehecs-kun-
de, als dé Rhabarbar t gebruikt werd.
Dus heeft 'men ook een-'tduwagtige De
Heefler, Gamat genaamd , dié ván een Gamat
2e-^ goeden dienít is-, om ’t uit vallen van
hair te beletten,hoewel zy ook tegen
de Milt-ziektey en meer aridere quaalen,
gebrtiikt wbrd.
Ondér de T ouw-géwaflcheñ geeft de De Sod
Inlander zeer hbbg öp Van de. Sóelamoe laiäoc ’
Tali, een Plant, die zeer wél na-dé wilde
Sirih gelyktjdog die krygt riooit zoö
een dikke flaim Zy is vari eén algeinéi-
me nuttigheid j eh voor al zeer heerlyk
tegen alle gczwelien.
Men heeft buiten dieri nog fneer gef Sirih Ti-
flagten van de wilde Sirih, waar onder de ^anS-
Sirih Talang geteld werd * hebbende een
ftreng van een duim djk , dog grooter
van blad, dan ’t voorigej Den Inlander
gebruikt dit hout, als den heilzaam mid-
del tegen hare ingebeelde Tobveiyeñ ¿ en
betooveringen. De bladeren zyn ook
goed tegen hbofdpyn j dog ontrent y-
mand, die niets fehort, zullen zy geen
werking hebben,, en niet fterk trekken,
gelyk zy anders, doen. *
De wilde lange Pepei: (éeri derdé zoort 'Tsjabc
van wilde Boom-Sirih) by den Inländer Hoetara.
Tsjabe Hoetan genaamd, gelykt in bla- cnz-
den, en Vrugten, wel wat, maar geen-
zins in fmaak daar na. Dit is mede een
T ouw-Heefter, een zwarCn arm, en Zóiri-
tyds wel een been, dik, gelykende by-
zonder wel na ’t Soelamoe Tali, hoewel
’er in zieh zelvcn nog veel ondericheid
tuflehen is.
Tili Sinh.
Dit dik touw, doorgekapt, diend den
Inländer, in ’t Bofch en van Water ont-
zet zynde, meeft voor den dorft , alzoo
’er zeer veel,en redelyk goed water (im-
mers in tyd van nood) in is.
De fchors werd ook gebruikt j om j ge-
kneuft: en met water gemengd, ’er de
kleederen in te waflchen, en om aan de
zelve een goeden geur te geven.
Wy vertöonen een rank deszelfs met
de bladeren op N°. LX X X IIi. ^
Daar iS nog een tweede zoort, die vry
beter na de lange Peper zweemdj maar
deszelfs touw is pas een duim dik.
Pdö
Tsjcdahgan.
Bocnga
Manoor.
Daar is nog een anderebobmägtige Sirih
, Lada Andjing, of Honden-Peper") genaamd,
dun en pas een grove vinger vari
dikte j dog deze heeft tot nog toe by
den Inlander geen gebruik.
Daar is een zoort van touw , Tali Sirih
, of Sirih-touw, genaamd , dat van
blad wel wat na een Sirih-blad ge lykt,
hoewel het in der daad zeer veel aaar van
verfchild. “
Het Touw zelf heeft wel de dikte van
een kinds-arm,en loopt zoö tegen andere
boomen op. Het heeft een bittere
fchors, en dit is al mede een Oebat So-
wanggi, o f een tniddel tegen de betoovering,
daar dog den Inländer vol van is.
Wy vertbörten een rank deszelfs dp
No. LX X X IV . ihet hare bloeflem , en
Vrugt.
•; Men heeft ’er riög een tweede zoort
van, diens wortels met Pinang tegen ’t
Kolyk gebruikt werden, zynde ook zeer
goed om flappe en lamagtige knyen, als
men ’er de geftoote wortels oplegt
verfterkep.
Onder deze Heefters heeft men ’er odk
verfcheide , die fraaye blöemen geven ,
van welke de Pelo Tsjedangan zeer ge-
zogt werd , ^elyk zy de Vröuweri oök
diend , örh ze in ’t hair te dragen. Zy
gelykt wel wat na de witte Syringa, kry-
gende een ftam, die wel een arm bene-
den dik is , dog die zieh ten eerften in
dünner ranken verdeeld , hebbende een
zeer dicht lof, dat wel vier o f vy f duim
langten ontrent half zoo breed valt, waar
om zy ook zeer veel diend, om over een
wagen te loopen, ten einde men onder
deszelfs lommer zou können zitten. De
bloemen hebben wel eenige gedaante na
de Jasmyn-bloem ^ dog vallön korter van
hals, beftaande uit vy f geel^gtige blaad-
jens,: en, meeft na verfche ryft riekerides
De Manoor-bloem, een van de fraay fte
Indiaanfche bloemen , groeid mede aan
een houtagtige ftruik, die ten deele op
ftaat, en ten deele langS de grorid kruipt.
Z y valt aan ranken, die ontrent een vinger
dik zyn. De bladeren ftaan twee en
twee tegen een, fpitsagtig vbor, en agter
rond toeloopende, ook zyn zy een
vinger lang, en matig breed.
De bloemen vertoonen zieh aan de ui- t M
terfte takjens met hun dricn,of ook wel
vyf by een j eerft witte knöppen, zynde
kort van hals, en zeer wel na degeopen-
de Orangie-bloeJJem gelykende. Zy riekt
byzoridef aangenäam, en'bvna als de e-
vengemelde bloeflem i dog zy gaat na
Zons 'ondergang (gelyk meer andere bloemen)
eerft open, blyvende zobdiegant-
fchen nacht, eri dag ’er aan, eri dari valt
zy af, zonder Vrugt te geven.
W y hebben bevorens diergelyken
bloeiri, dog die wel vier, vyf, en ze-
ven dubbeld'werd ^ onder de naam van
de Tonkinfe Möegri) of Manoor-bloem be-
fchreven, dragende veel träger, als de-
hoewel zy anders in blad en verw
even eens, en nog wel.zob fterk van
reuk is.
Zy diend de jonge Juffers, om ze in’t
hair te ftrengelen, of agter de ooren te
dragen, als mede öm ze pp hare flaap-
fteden , en in hare kleederen te ftrooyen,
bm ’er de geur van deze bloein in tebfen-
gen, ten welken einde zy geftrengeld ,
en alle dag verkogt werden , zynde dit
een van de fraayfte gefchenken, die een
jbng Heer aän een jonge Juffer doen kan.
Men heeft nu en dan aan deze: Struik
fteentjes gevonden, die de gedaante van
deze Bloem-knöp hadden, en die de In4-
landers de Miftica Manoor ,o f de Manoor-
fleen) noemen.
De Gambir-bloem is de zelve by na, als Boetigi
de witte Jafmyn-bloem, dienende al me- Gambir;
de om ’t hair der jonge Juffers te vereie-
ren. Vari de zelve is nög een wilde of
StrAnd-zoort;
De Bloem werd-by andere ook wel
Boenga Tahi Ajam\ dat is , de Hoender-
Stronts-bloem, genaamd ,van welke won-
derlyke. benaming ik egter geen reden
wete, eh nog minder grond ’er toe daar
in vinde. Nu en dan heeft men hier van
ook Vrugten gezien.
De Gambir Laoet, een zobrt van Jas*
myn-bloernen gevende, is een heerlyk mid-
del tegen alle fchadelyke gegeterie Vif-
fehen, Krabben, enz. wanneer men de
korls ’er tegen inneemd.
Daar is nog een Bloeiri, die aäri een Boenga
Bofch-Töuw van de zelve dikte byna, als Biroc;
de Boenga Manoor, groeid. De Portuge- 1
I zen noemen die Foela Kricqua. De Inländer
noeriid die eigentlyk Boenga Calintet,
(Jive Flos Clitoridis) en ook wel Boenga
Naß, o f de Ryß-bloem , om dat hy de
gekoökte Ryft daar mede verwd. De
bloem is als een hoog-blaauw klokje ,dat
van binnen licht geel, en wat geftreept
is. Als men deze met Azyn- en water
wry ft, zoo kan men ’er eenigzins wit
G'g 3 linnen