
744 V E R H A N D
De St. Jacobs Schelf, uit de Straat
Davids.
Dit is een fraeje geribde roode Schelp,
Waar van ifc een groote door gunft van de
Heer F'oety cnnög twee andre mede uit
zyne hand gekomen , bezit. De kleene
Zyn van dezc de moöyfle j dog de groot-
ite heeft de Heer Schynvoet.
De Weft-Indifche Konings-Mantel.
Deze verichild weynig. van de Oofi*
lndifche $ al&dat zy wat lichter van vet w is.
Ik heb ’er drie van.
De groote Groenlandze Quaker.
Deze is graeuw, geribd , en redelyk
E L I N G jbfeR
groot. De Heer Voet heefc ze my vef-
eerd.
Het biaeuw Quakertje.
D k is kleen.
Ik heb ’er maar een van, ’t geen my doör
de Heer KiggeJaar vereerd is.
Het bruin Poffertje.
Hier van heb ik ’er een paar.
Een zeer fraey p^ar bl§ek-Purpre Mo t
fels.
Dus bezit ik vai^de Weürlndifghe^ o f
Europeifche Hoorns maar »vyfen zegtij*, en
van de Schelfen elf, een kleen getal, by
’t geene andre Lief hebbers bezitten.
V E RHA N D E L I N G
D E R
ZEE-BOOMEN,
ZEE-BLOEMEN.
En ’ t geen daar verder toe behoord.
Van 1 0 t de Kraam der Zee-Hoornkens,
ßoomen I behooren mede de Zee- Boomen ^
enz: * J L Zee-Bloemen , en diergelyke andere
zpldzaamheden , die de Zee al mede
voortbrengd. En daarom ver w onderd het
my zeer, dat de Heer Rumphius in zyn
• Rariteit-kamer niet zoo uitvoerig daar
van, als wel van de Zee-Hoornkens, lpreekt,
aangezien hy een fchoone Zee-thuin had,
op de welke ik in myn jonge Jaaren, na
dat pas in Ämboina gekomen was , een
Gedicht gemaäkt heb.
Ik zal dan maar kortelyk noemeh,' wat
voor Zee-Boomen ik nu nog bezitte , die
ik uit Amboina medegebragt hebbe, ofte
die hier, myoes wetens,vallen.
De groote breede zwarte, ongetakte Zee-
Deze vertoondzich als een zeer groor
te Waejer, met alle zyn Leden aan een.
Hier van bezit ik ’er vier zeerfraeje,
uic ongemeen groot zyn, en een van de
zelve is zôo groot j als een Thee-tafel, ge-
; weeft, toen ik die écrit kreeg-, dogdoor
’t vervoeren nu en dan heeft hy zeer veel
geleden;.
De groote zwarie Akcirbahâr, of Zee-Boom
met takken.
Hier van heb ik tiwe& kleene, en bezit
takken van de groote, zynde fraeje ver-
cierde-Rottings , en een ’er van heb ik
ih Indien voor myn Rotting gebruikt.
Het is een Coraalâgtige Hotte, hoewei
het ten deêlen ook .Hout is , dat met der
tyd Corààl, o f Steén werd.
• De kleene breede, zwarte Zee-Boom.
Van deze zoort heb ik ’er vier, en daar
van twee met Steene Zee-bloemen.
Gok vertoone vàh die zoort een nette
afteekéning bÿ deLetterAAj indePlaat
Np.yi.gemerkt, gelyk men die van de
Meer