
S S I
V O O R B E R I C H T
Van den S C H R T V E R. aan den
BESCHEIDEN LEZER.
Anneer wy eerft befloten hadden dit Werk te Iaaten drukken,
en in ’t licht te geven, maaktenwy, op ’tgeen 'er van ’tzelve
veerdig la g , op zeer goede gronden ftaat, dat het tot ontrent
duizend veilen uitloopen zoude; maar na dat de wereld, by de
aflevering van ons Plan, nu gezien had, wat zaaken het zelve vervatten
zoude, zyn veele Heeren van aanzien daar door aangezet, zommigen op
myn nader verzoek, doch de meeften uit eygen neiging, om die Werk mec
al het fraaye, dat over deze en gene Indifche ftoffen onder hen was beruften-
d e , nog verder op te gieren, en zoo volmaakt, als 'cmogelyk was, voor
den dag te doen komen.
Deze Heeren, v e r fch e id e Papieren van belang bezittende, welke buiten
alle tegenfpraak tot devolmaaking van dit Werk behoorden, en een groot
$ieraat daar aan zonden toebrengen, hebben de goedheid gehad van my de
zelve zeer edelmoedig by te zetten , waar by ook zommigen van haar
W el-E d . verfcheide fraaye Teekeningen , en zeer nette Kaarten gevoegt
hebben, welke anders al mede zouden hebben verborgen gebleven, en die
nu aan dit Werk daarom te grooter luifter g e ven , om dat ik die uit zoo
echte handen, en van Heeren bekomen hebbe, die niet alleen veele jaa-
ren in Ooftindien doorgebragt, maar daar ook in ’tHoogfteGezag, o f als
Landvoogden , o f als Diredteurs, de voornaamfte Landvoogdyen en Di-
redien der E. Nederlandlche Maatfchappy beftierd, ende daar door meer
getegenheid, dan anderen, gehad hebhen, om veele zaaken, tot dit Werk
behoorende, re doen opbaggeren , en ook verfcheide Teekeningen , en
Kaarten van deze en gene Landftreeken, over welke in dit Werk gehan-
deld word, te doen opftellen, daar men anderzins , wat moeite men ook
mögt aangewend hebben , noit meefter van zou hebben können worden,
ten wäre men, gelyk my nu zonderling gelukt is , die van zulke Heeren
had weten te krygen.
Om nu nog verder te toonen , welke Heeren zieh aan de volmaaking
van dit Werk hebben laaten gelegen z yn, en van welke ik zoo veele fraayig-
heden en $ieraaden , d ie ’tzelve een onwaardeerlyk gewigt byzetten, bekomen
hebbe, het zyn de navolgende.
Aan de Ed. Heeren Mattheus en Elias van den Brouke , zalrs. als de
oudften in jaaren, en ty d , geven wy den voorrang.
De eerfte, welke veele jaaren op de kuft van Malabar , maar voor al
als Diredteur en Extraordinaris Raad van Indien in Bengale gelegen, doch
naderhand als Ordinaris Raad van Indien lang op Batavia den Grooten
Raad van Indien bygewoont heeft, en ook als Commiifaris aan Kaap der
* Goede