
SIS
m - ■
1111
i K ot! ;
■
30 A M B O N S C H E Z A A K EN
g
1 l ä f 1
f l
11 i B i
KSK
eerfte Jefuiet geweeft:, die in Indien ver-
ichenen is.
Hy quam den Öden Mai in ’tjaar 15*42.
te G o a , verrichtende groote zaaken,
door ’t uitfchitteren Van zyn deugden en
groote gäven, als mede door ’t bedryven
F van wonderen ( zoo Joan de Lucena ¡Jar-
ricus, en andere verhaalen) omtrent het
werk van de bekeering.
Wat hy in dien tuflchen-tyd hier en
daar gedaan heeft, zullen wy op de
plaats, daar hy dat uitvoerde, ordentelyk
aanhaalen j en hier alleeh zeggen, dat
hy, in ’t jaar 15-40. in January van Ma-
lacca na Banda vertrokken zynde, den
iöden February des zelven jaars in Am-
boina quam.
Hy vond daar reeds vecl Chriftenen}
dog de zelve ook fterk door de Mooren
vervolgd, die hy zeer kragtig tegen die
vervolging onderfteunde, gelyk ny 00k
zeer veelen van die ongeloovigen bekeer-
de, voöral, na dat hy hen van genoeg-
zame Priefters voorzien had.
Niet lang na zyn komft wierd 00k
deze Emanuel van Hative eeril gedoopt,
zoo Jarricus zclf zegt, des niet te min ,
moet men gelooven, dat hy een goed
Chriften was, alzoo zyn broeder te Ma-
lacca, o fteG o a , gedoopt was.
Na’top- In den tyd, dat ny zieh hier onthield,
Roöms-r ^at Pas drie maanden en een halve was,
gezinden. ¡¡¡Sil hy in ’t einde van Mai na Ternate
vertrok, bragt hy alles in een vry beter
en väfter ft-aat, dantevoren, richtende
zeven Schoolen op, en haar aanwyzen-
de, hoe men de jeugd het Pater Nofter,
Ave Maria j ’t Geloof, nevens zekere
Vragen uit zynen Catechifmus leeren, en
hoe meri daar'hä^öok tot het leeren’ <3er
Gebeden, en tot het verftaan van eenige
5 körte verklaringen, door hem over de
Catechifmus g^maakt, voortgaait'moeft.
Hier doof , als mede door zyne inge-
togen en ftrenge manier van leven, dede
hy meer vrugt in dien körten tyd, als
by al zyne vorige mede-arbciders in zoo
veel jaaren hier verricht was. In ’t einde
van dat jaar is hy ’er nog eens in Decem-
- ber, dog maar t wintig dagen, geweeft,
verfterkende de nieuwe door hem gelegde
gronden. Zeer veel hebben hier toe die
drie Priefters gedaan, die hy na zyn ver-
trek herwaards zond, en die deze Schoolen
een grooten luifter toegebragt hebben.
Om nogtans de waarheit hier omtrent
te zeggen, de gronden, die hy, en zyne
navolgers, onder deze onnoözele Heidenen
leiden, waren zoo Hecht, dat zy
niet anders , dan den blooten naam van
Chriftenen droegen, terwyl zy in den
grond Heidenen, en nog aan al bare
Heidenfche bygeloovigheden en Afgodery,
waar by dan nog veel van het Roomfch:
bygeloove quam, vaft bleven; het welke
die van Hitoe bemerkende, die een af-
gryten van ’t aanbidden der Afgoden,
dat zy dagelyks aanzagen, hadden, zoo
geboden zy de Portugeezen nogmaals,
hun land te verlaten r en by hun Geloofs-
genooten de Heidenen, en Äfgodendie-
naars op Leytimorv te gaan.
Xaverius had onder de knuffen, by
hem hieren daar ,op Leytimor öpgerieht,
’er een hier gelaten, dat uitriemend groot,
en, zoo Jarricus zegt, van die kragtige
uitwerking was, dat, als de Amboniche
vröuwen in het droog Saifoen daarjvoor
maar knielden, ’er aanftonds regen viel.
Een flegt bewys voor de waarheit van
zyn Geloof, cn niet kragtiger, als dät
vari de Soyanezen voor haar Heidenfeh
Geloof, die in dien zelven tyd vöorgaven
aanftonds regen in menigte te können
doen nederftroome8, als Radja Soya maar
een wjtte Haan voör hunnen Afgod of-
ferde, en met een Bamboesje maar in die
Martavaan, die boven op den berg ftond,
roerde.
W y hebben bevorens, toen wy van
de Moorfche Religie fpraken, oök ge-
toond, hoe ’er in ’t jaar 15-5-8, by de
komft van Kimelaha Laulata in Amboi-
na, een zware vervolging tegen deze
nieuwe Chriftenen opgekomen , die 00k
van een langen duur geweeft is; te meer,
alzoo naderhand 00k die van de Javaanen
’er op volgde.
Jarricus zegt, dat deze Lauiata { dien
hy zeer qualyk Leltato noemd, älzoo die
eerft in de volgende eeuw in ’t jaar 1624.
in Amboina quam ) die van Kilang, eh
Emanuel van Hative zeer hard aangetaft
en dat de laatfte wel drie maanden lang in
zyn dorp belegerd wierd, tot dat hy
door Henrik de Sad (gelyk wy aanftonds
zien zullen) gered wiera.
De groote woede van dezen Laulata
tegen deze teedere Chriftenen was oor-
zaak, dat zy meeft al te maal, alleen
Kilang en Hative uitgezonderd, ten eer-
ften weer afvielcn.
Eindelyk quam Henrik de Saa in ’t jaar
15*01. met een groote magt van Goa.
Hy ontzette de belegerden, floeg de
Mooren op, en bragt zulken verwoe- 1
fting onder deze bloeddorftige Ternataa- \
nen , en andere Mooren, dat zy de i
Chriftenen eenigen tyd lang in ruft lieten.
Tn deze zelve vloot van de Saa waren 1
oolc twee Priefters, Marcus Prancudo, i
en Jacob de Mafcarenhas, gekomen, die ^
hier eenige tyd gebleven, en naderhand ^
door Francifcö Vieyra, en Jacob de Ma-
gellanes onderfteund zynde, zoo 'grooten
verandering omtrent" de Schoolen
brag.
Waar op
de vervolging
onder
Laulata
zieh
opdedc.
V A Ö E N
G o D S Ö 1 E N S f .
fragten, dat, daar ’er zedert het jaar
15*47. maar zeven op Leytimor geweeft
Waren, men nu zoo aldaar, als elders in
Amboina, eenendertig Schoolen telde.
Deze \yaren in de navolgende dorpen
geplaatft: te weten in Noeflanivel (zoo
’t Maffejus 00k noemt) Seylale, Latoe-
halat, Amahoeflo, in vier dorpen van
öerimeffing, in Soya, Amantelo, Ahoef-
fen, Oeritetto, Maredheyka, Kilang,
Nako , Hatalae, Erna , Hoekoerila ,
Roeton, Leahäri, Halong, Hoekoena-
lo , Hative, Tawiri, Baguwala, Soeli,
W a y , Hative Kitsjil, Hoetoemöeri,
Hatoe, Alang) en Liliboy.
Al welke dorpen zy op dien tyd tot
het Chriften Geloove, gelyk veele van
de afgevallene Chriftenen, die voor
de vervolging Van Laulata hadden mpe-
ten bukken, wc£r overbragten, be-
halven dat zy in vervolg van tyd, nog
zesentwintig Schoolen in de Uliafiers,
te weten <, zeven dp ’t eiland Oma,
twaälf op Hönimoa, en zeven op Noeflä
Laöet, gehad hebberi •, omtrent welk
groot werk der bekeering Emanuel van
Hative deze mannen (zoo Jarricus ge-
tuigt) zeer veel de behülpzame hand geboden
heeft.
Hare Priefters gingen nu en dan wel
eens na deze cilanden , dog raakten
zomtyds door ftormen, die hen over4
vielen, elendig in de klem, alzoo de
vaartuigen flegt waren, en de Inlanders
(volgens gewoonte) ten eerften buiten
boord iprongen, en hen dryven lieten,
waar van Jarricus een flecht geval verhaalt
van een van die vaders, die na de
Uliaflers, en na Roflelan (Noeflä Laoet
wil hy Zeggen) gaande, dus in de pekel
gelaten was, en een ganfehen nacht in
zee dreef.
Javaan- Vier jaaren daar na quam ’er wc6r een
ffche ver- donkere wolk op, alzoo de Hitoeezen,
yolgingin en Loehoeneezen, ziende, dat zy de
tjaar Portugeezen door hulp der Ternataancn
5 S‘ niet quyt konden raken, de Javaanen te
hulp riepen, die in ’tjaar i fö f . een af-
gryflelyke vervolging tegen de Chriftenen
hebben aangerecht, en zeer veel
dorpen gedwongen we6r af te vallen, en
zoo weide Portugeefche zyde,vals huh-
nen Godsdienft, te verlaten, waar by het
tot den tyd van Don Andrea Hurtado
de Mendofa, die geeflel van Ambon, die
byna alles we£r onder Portugal bragt,
gebleven is j zynde zelf die van Noeflanivel
(by Maffejus 00k Recanive ge-
naamd) Öerimeffing , en een gedeelte
van Halong toen Moorfch geworden.
By deze vervolging was de Priefter,
Nugnez Ribeira byna in zyn hutje ver-
brand, hoewcl hy eindelyk gered wierd.
Ook hadden de Javaanen George Fernan-
dez, en Gomes Damaralio, tweeieverige
Priefters, zeer moorddadig, Zoo als zy
van Java nä Ambon op reis waren 9 niet
verre van Java, omhals gebragt.
De Javaanen , ondertuflehen geeft
ontzet krygende, waren genootzaakt
Ambon in ’t jaar ifö8. te verlaten.
Onder die genen nu, die door de Por- Lifläbatti
tugeezen bekeerd zyn, telt men, behal- bekeerd;
ven de voornoemden, ook die van Lifla-
batta. Maffejus geeft daar zoo hoog van
op, dat hy, van de nieuw-gedoopte van
twee fteden (dorpen meint hy) fprekende,
en een van de zelve Lucebata noc-
mende> zegt dat ’er wel veertig duizend
van hen den Doop verzogt hadden, het
gefen ik gelooven zou, zoo hy vier hon-
derd gezegt had, fchoon ook dat wat
veel was > om dat '’er noit in twee Ce-
ramfehe dorpen veertig duizend ingeze-
tenen geweeft zyn.
Dat de Portugeezen op Lifläbattä oök ¿00 mett
Chriftenen gezogt hebben te makert, is voor-
waar j maar terwyl deze inwöonders een
Portugeeichen Priefter vanTidore haalen,
en herwaards brengen zouden, hebben
zy den zelven trouwloos en moordädig
by ’t eiland Oebi omgebragt, en zyn
zedert dien- tyd Moörfch gebleven.
Dus -fchofcte dit naderhand met hörten Roeb(^
en ftooten voort, tot dat de groote Ree- hongi
bohongi, zoon van Samarau, in ’t jaar dwingt
15*70. als KöninklykeTernataanfche Stad-
hoüder in Amboina quam, die zynen Verhui-
Zetel van Boero op Loehöe tot Gamma zen.
Songi verplaatfte, zieh met de afgeväl-
len Hitoeezen vereenigde, en van. daar
de Portugeezen, op welke zy zedert de
mp,oid van Koning Hair zeer vetbitterd
waren, alle bedenkelyke äfbreuk dede,
dwingende hem, om metter tyd ook van
den Roodenberg Wcftelyker op te ver-
huizen, en een grooter Kafteel op ’t
ftrand van Bonioopo aan te leggen, dat
zy in ’tjaar 15-88. eerft völtoid hebben.
Hoe dat toen ook eenigen van Noef’ Die vin
fättivel en Öerimeffing door den Land- Noeflani-
voogd gevangen zyn, wanneer zy met
hun Coracora-volk op zyn opontbod ünglydeii
quamen, om eenig gefehut op de nieuWe om dea
vefting te brengen , en höe hy ’er eenige Gods-
na Goa, df Malacca, zond^ hebben wy
bevorens reeds gezegt.
Dit was oorzaak, dat de anderen de
vlugt na ft ontoegänkelyk gebergte van
Poeta nafflen, alwaar die van Oerimef-
fing zeer vefel voiks verloren, hardende
het daar zoo läng uit, tot dät zy doof
Sanchiafafconcelhö, den eerften Poftugee-
fche Landvoogd, genoodzaakt wierden
met die van Noeflanivel na de kuft van
Hitoe de vlueht te nemen, daar zy op
Kai