
M M 1 tjR Ifp
3 i l l i M î | | p [.* feL " j e - 1
«
Ì I 1 1 »
i g p i ® i K i i n l i
; H ü
F i ¡ p i
i l
A M B O N S C H E Z A A K E N
En eindclyk heb ik ook; een groot
Lexicon Mälaicum in Folio > met ’t Malei
tfch in een Latyniche, en Arabifche
letter voor, en met hct Duitfch agter j
en ook weer met het Duitfch voor, en
met het Maleitfch in beide die letters ’er
agter, getpaakt, dat een fchoon werk isr.
Alle deze werken hebbe ik nog onder
my, :n hope, dat die nog eens dienft
zullen doen, wänneer ik ’t geluk zal
hebben van onder de. Bewindhebberen
: deze en gene Heeren te vinden, die my
hier in, ten bellen van ’t gemeen, en
vooral van ’t Inlandfch Cnriftendom,
de behulpzamc hand zullen gelieven te
bieden.
DeCIaffis L ^ en z.äS oridertüflchen, terwyl ik my
van Am- geheel ilil in Amboina hield, zonder iets
ft^rdäm verder van myn Bybei te'reppen^ dat de
onder- E e rw * Claffis väri Amllefdam, höe ze^r
tuflehen ° °k te vören tnede voor myn werk ge-
tot 't weeil, nu tot dat van D. Leidekker wat
gerk van meer begon over. te hellen, en alleen
dekker" ^oor zyn werk verzoek te doen, moge-
over, en v k om dät_zy geen kanszagen, om de
doet ver- Heeren Bewindhebberen tot het drukken
Vze!ve°r Vai? m?n w<?rk te bewegen, en om dat
by de haar Ecrw- het nog beter keurden, het
werk van D. Leidekker, dan. geen vari
beiden, in ’t licht te hebben.
Op dezen grorid fchreven haar Eerw,
v ü S J y f l f i t in 1 P ? '7ö?..ecn zeer
Eerw. in beIeelden briefaan ons m Amboina,waar
’t jaar by zy ons bekend maakten, dat zy het
1709. aan drukken van beide, de overzettingen wel
die van VQpr goed keurden, en ook reeds aan de
Heeren Bewindhebberen vöorgeflagcn
hadden, dog dät die daar toe niet te
Heeren
Bewind«
hebbers.
W aa r
-Ambon
kennis
gaven.
Met aan- brengen waren,
wyzingi Dierhalven oordeelden haar Eerw.,
de Hee- dat de ovcrzetting van D. Leidekker nog
-renZe- wel gemakkelykil ter drukpers geräken
venthie- zoude, en dat zulks al zoo veel als innen
daar gewilligd was, zoo de Heeren Majores
noeg-C" maar gefuil konden zyn wegens de deug-
zaam delykheit des zelfs, en de genoegzame
over- zörge van dat werk te overzien.
helden. Vermits zy nu, ookf gezien hadden,
Waarop wat verzoek ik op Batavia, eri in Am-
Eerw.aar hoina, by myn komfl aldaar, wegens
verzog- mynen Bybel, gedaalh had, zoo vreelden
ten, dat z f , -dat dit zomtyds het düs verre gedit’n'f
«., werk van haar Eerw- » « ‘ den
ftrem- .ßybel van D. Leidekker weder zou kon-
men, dogneii veragteren.5 waarom zy my verzog-
met myn ten, en hoopten, dat ik, .tot welvaren
verder vah de Kerk, myn werk liever zou wil-
wilde ftil- *en Iaten vaaren (geruft zynde het myne
zitten,en daar toe gedaan te hebben, en den loon
ophon- van den Heer ’er voor verwagtende)
dan, door op het ;drukken van ’ t zelve
te veel te ftaan,oorzaak te zyn,dat ’er in
’t geheel geene overzetting in ’t licht
quam.
den.
De Kerkenraad van Amboina aht- Waar 00
woorde die Eerw. Claifis den 24ften Sep-J Am-
tember des jaärs 1710 daar op, dat het k iche
overgezonden verzoek van D. Falentyn S i ;L
alleen gediend had, om haar Eerw. te Eerw,j,
toonen, wat hy op Batavia, en in Am- Jaar
jaar
boina, verzogt häa, en dat dit in ’t we: JJ-!
tp.ant«
zen der zaak overeen quam.
WQorde.
, T ° ^ er zeiden zy- myrienthalven • tot Dat ik
naar Eerw.—gerullheit, en wegnfttoirig. geen
van alle vreeze voor- ’t vertragen vari nader
D. Leidekker: overzetting door te veel op S rek-
de myne ce ilaan, dat ik , zedert myn laat- myn
Ite verzoek älhier, geen nader voorflel ,
daar omtrent gedaan had en dat ik mei H l
haar Eerw.-mede vàn òordeel bleef, dat.wèimedè
net noodig was eens een goede Maleit-'&ng0e-
lche overzetting te hebben. ■ : • ; deMa-
Na dezen tyd nu uit Indien in ’t Va-» lf‘- chc
derhnd in ’t jaar Ì714. gekomen zyftde, 4 « «
bevond ik , dàt die Eerw. Claffis nog noodig
even zeer voor het werk van D. Leidefc °ordeeI-
ker was 3 ja veelen daar van waren al zoÀ
verre gekomen, dat zy geloofden, dat
er maareen en dezelveMaleitfehe Taal, byzyne
or dat er geen hoog nog laag Maleitlch: « rug-
(diens tegendeel reeds klaar genoeg -be- komft uit
wezen is) en te^r^dieiiialvengeeri J 5 Ä ’
reden meer was, om voor myn werk, Claffis
maar dat men alleen voor ’t werk van even
D. Leidekker behoorde te fpreken. fterkvoot
Dit fleurde zoo wat 'henenj dógfn- s tm .
dertulTchen quam ’er al zoo weinig van-Fcrkwas.
t werk van D. Leidekker ¿ als van het Van 't
myne. welke
Eenige jaaren n» jn p aänwezen aüiier I S f
fcreeg ik egter een briefje van een Predi- àedden,
Kant van Amiterdäm , waar by ik vèr- 'er
zogt wierd eenige Eapittelen uit myne f é' n
overzetting met een interlineare Latyn- w 6“ 8
, S '2 2 2 S 56. 0niicr È i a woord äati Maleits,
zyn Eerw. over te zenden , alzoo de en dat’er
Heeren Bewindhebberen nu eenige hbrié ^aa.reene
voor.-den druk van een Bybel bègoàden HpewT
te geven, en genegeb waren deze af- hefVetk
lcnnnren na Indien te zenden, om ze vaö D*
daar'te l|ten zien, en die zelve Kanitte- EeilJck-
len ook van daar uit den Bybél. van D < w '
Leidekker herwaards’ te eiflèben, om dietten'al
dan hier van de Eerw. Claffis tegen mal- 100 wtì
kanderen te laten nazien.'- aig.als
Ik Zbnd ten eerllen die aflehriften, en vo” S ' ’
ging ’t jaar daar na, na dat öok die af- ging-
lehriften uit Indien gekomen waren, na Eenige
Amllerdam, om met de Heeren Depu- Jaaren
tati ad Res Indicas zelfs over die zaak te e- DJ*
fpreken. § wjerdde
SK - ^bchry ver
Ik hoordè toen, tot myne groote ver- door een
wondering, dat die van Batavia by hun PredikaDt
laatlle fchryvens ai zoo verre gekomen ¡S/nT
waren, dat de Bybel van D. Leidekker omeeni-
met geen Arabifche letter moell gedrukt Se af-
werden, alzoo de Gemeinte die niet Triften
leezen kon. Ook. was men daar .van we”rkm-
oor- zogt,met
V A N d e n G O
, f f lÈ È Sm & ì dat ’t Maleitlch in myne af-
voo’s i lehriften niet eenparig, oork te veel na
drukken ’t Nederduitfch gcichikt, en daarom met
goed was. aH H H a .
Men had ook Seide deze affchnften,
ÌDie de- ¿je van myne, cn die van D. Leidekkers •,
“ver! overzetting, tegen malkanderen verge-
zend, en leken, en in veel pläatzen de myne ( zoo
die’t jaar my van zeker Predikant aldaar bericht is)
S « ! beter, dan die vàri D. Leidekker, ge-
damî keurd. .
hoorde, De voornaamlte reden van myne reize
Dat die was égter öin aan de Heeren Deputati,
? of een‘ van haar Eerw., dien ik maar
D S D l E N S T. ü r
daar aan de fterke hand leggen, want, als Waar i&
u Eerw v wel'wcet, men wil hier de Por-
tugeefche Taal de overband doen houden, ge^ccj
en ft Maleitfch was't mogelyk, defchop anders
geven i dog zoo niettegenßaande dit, het |aad^
egter anders uit quam te fallen, V geen wel g
kan wezen, als men yt in V Vaderland
maar wel meent, en befluit genomen heeft,. dan in de
van den Bybel in ’/ Maleitfch te laten vonge
drukken, zoo meen ik, dat men alle een- fyeekt;
zydigheit onder ’/ Maleitfche Brocderfchap
vooraf behoorde te vergüten, en alle mid- En waar
delen dan in ’/ werk te feilen, om dat heil- in zyn
zaam oogmerk eenelyk te bereiken, zonder
te zeggen, wiens Verfie beter is, maar kcn van '
uit alle, die ’er zyn, een te maken, zoo een,
NB. die zoo na, dis ’t mogelyk is, over
een te brengen met ohze Nederlandfche överzct.
overzetting, in de Synode van Dordregt tingen na
goedgekeurd, waar op ook de» druk van dien onze•
Bybel door Authoriteit van de Heeren
Staaten Gcneraal voor alle de Schoolen en te.;
Kericen "der öereformeerden van ons Ne- gen ’t
derland ook voortgegaan, en altyd te bly-khryven
ven vaß geßeld is 5 en in zoodähig gevdl "
meen ik, dat ter dezer zake u Eerw. Kerk nog
dienfi löffelyk , en werk nevens de andere in dit jaar*
Broeders noodig ntoet gehouden werden,
wanneer het zeer goed zoude wezen, dat
die Heeren u Eerw. ten dien inzigte herwaar
S ä e eerll ontmoeten zou, te vertoònen ze-
Arabifche kereri brief van D. van der Vorm , waar
letter in zyn Eerw., ¿iende, dat ’er van geen
bef^als van beide de overzettingen iets quam,
onlees- en ook geen karis ziende, om dat in
baar af- -Indien verder te bringen, hoopte, dat
-keurden, dic djenen mog c , om egter daar door
Endatze een -van beide die Bybels gedrukt te
mynj.t kry^eri. Om welke , en andere rede-
ve“ M ’t ncnlk. dien bpief ook voorgedragen heb.
Neder- Luidende aldus :
.duitfch
vonden Aan den Eerwaarden Heer
en’tdaar- François Falentyn.
om verwierpen.
- hßyn fjger zeer waarde Medebroeder.
Gunfljg'- ',
der Claffis ingeßotene, my door u Eerw. ge-
\oor my- | j wezenë Difcipcl, Amos Pietcrsz.
Th'ft Therioe, nu Schóoì-: i» Leer-meefter op
Voorftd ^ Timor, toegezonden zynde, om
van D. dezelve aan u Eerw. verder te laten af-
van der gaan, zal u Eerw. butten twyffel doen I
V°rm I ziçn,, hoe hy ’t daar heeft, en wat daar
Schrtvei voor hem, ai ^ d°eit hebben in
in't jaar } d ii jaar door de Hooge Regeering <i/Ä/«-
1718. ftot ge kr egen, eenzekér Extraét-ai/ k/gJVIiffive
voortzç^ van df Edele Groot Ägtbare Heeren Be-
beidedìe windhebberen ter Kamer van Zeven-
overzetr thienen | aanwyzende, dat ook door u
tingen, öf Eerw. aan dezelve een opfiel, rakende
T ' werk f e Maleitfche Verfie, ingebragt was, en
uifailè de vervattende eenige vraag-poinften, nopen-
zelve, de de Maleitfche Verüe des Bybels, door
“ et e®n den Eerw. D. Melchior Leidekker ge-
re^lof e" rnaakt, om die te beantwoorden, en daar
vóor des uit voorts ook te geven een Literale Trans-
Scliryvers latie van den iften Pfalm, het ^ftè-Ka-
werk, en pittel van Jefaias, het ifte Kapittel van
perzoon. ^ Euangeliüm Johannis, en het 3^c Ka-
gemond 'P’ttel van den Sendbrief Pauli aan de
uit zyn Romeinen, volgerti de tränt |der Inter-
Eerw. lineare Verfie van Arias Montanus, V
| || | welk alles %y nagekomen, en aan de Hoo-
ge Regeering alhier overhandigd hebben, I
. zulx als u Eerw. wel zal können <ver-
nemen.
Zoo ’! na de zin der meeßen alhier gaat,
zal van V drukken des Maleitfchen Bybels
niets komen, of men moefi in ’t V aderland
ds befloten te zenden, om als dan dat
Godsdienftig werk met vollen yver, nevens
andere Maleitfch-kundigen tot eere
vah Gods naam , en ter gewenßer vrugt
dezer Indifche Kerken zonder hinder uit
te voeren.
Hier mede u Eerw. Gode en den Woorde
zyner genade bevelende, ben ik
Myn Heer , zeer waarde Medebroeder $
U Eerw. geneavcrpUcEteh
Dienaar,
P e t r u s van der V o rm .
B atav ia dm 10.
November 1718.
Gelyk di^brief my, als ik dien tegen Des
’t vorige gÄhrevene door dien zelven Schryveri
Heer wegens my vergeleek 3 zeer won- JjJ™0Vet
derlyk voorquam , alzoo vergaf ik zyn die Brief t
Eerw. in myn herte alles,j dät hy te vo- en over
ren tot nadeel van iny, en myn werk, de;rvan
gefchrevcn had, pryzende zynen inkeer Vorm.
ten goede, zjrne befcheidene getuigenis
over my, en myn werk, en zyne ver-
kiezing van dit middel tot hct in ’t licht
brengen van ’t zelve.
'Maar was dit my wonderlyk ^oor- En hQe
gekomen, het.quam dien Heer Deputa- wonder--
tus ad Res Indicas niet min wonderlyk jykdeze
voor, bnef#CQ