
V E R - H A N D E L I N G öEft. j f ö
No. |
5*4 De Ruigs ydel-geribde Kwaker van |
Rondelctius.
j*r Een diergelyke, wat dieht-geribd.
c6 Een Chama, oiGaper, een zoort van
platte Nagel-Schelpeff, vallende m
Middelandfche Zee.
f j De Orgel-pyp.
78 Het Vagelt je.
yp Een andre gladde Gaper 5 de Chama
Glycemerydes genaamd.
60 ( Een zoort van Landfchapjens, o f de
61 \ Griekze A Dubblet, voor aan getand.
Yder byzonder van tee-
kening. ’
61 Een diergelyke van een Goud-verw,
met een witte Ster-vlek agter aan,
en voor aan fyn van banden.
65 Een Dubblet, die gebandeerd, op ’t
ly f met tandjes is , donker-geel
van verw , van gedaante als een
groote Konings- Mantel, in de
ßaey van Cadix vallende.
¿4 ("Fraey gebandeerde getee-
67 i kend als Loos - dubbletten, met
66 i. bruine en geele banden.
6y ( Kleene Strik-dubbletten , o f Letter-
<58 Schelpen. Dezevallenop de Stranden
van Napels. De eene heeft
twee banden, met tenten ’er tuf-
fchen beiden , en de andre vyf,
met een gewölkte teekening ’er
tuflchen beiden.
6p Een zoort van fyn geribde Labaaren,
met drie fyne dwars-banden, voor
twee, en agter aan een.
70 De witte ftompe Nagel-Schelp.
j i f Twee geribde kleene Schelpen, die
j z ^ niet kenne.
73 Een Tofcaanfche Schelp, een zoort van
een bafiaart-Arkje.
74 Een Indifche geribde, dog my onbekende,
kleene Schelp.
77 EenCitroen-geele en PurperagtigeiVi*-
vel-Schelp, vallende in Portugal.
76 Een grooter Nnvel-Schelp, gelykende
wel wat na de Bßtecdfche Navel-
Schelp, die veel grooter endiepcr
geribd is , dan de gemeene Nt-
vel-Schelp.
77 De lange Moffel van Rondeletius met
83 C Stompc Nagel- Schelpen met breede
84 % ribben.
87 Een Kwaker met witte en bruine breede
vier overlangze-banden, en twee
breede witte dwars-banden , gelykende
wel wat na de groote
Tour de Bra 3 dog fterk genet,
o f getraliet.
78 f Twee zoorten van Bacaffam - Schel-
7 p 1 (ende mct Mofch o f hair^
ontrent Sicilien vallende.
80 Een zoort van Wafel-Tzers, o f van
Tygers-tongen•, fallendextTaranie.
81 fOns Pcerde-voetje of L a m p je dat
82, hy van agteren, en van boven vertoood.
banden, vallende in de Baey
van Cadix.
86 Een zoort van kleene gebandeerde,
hoog- of dik - geribde Nagel-
Schelpjss , met eenige tandjes tcr
zyden , en tot over de helft ge-
bandeert van voren af j na agter
toe. — ^
87 Een Dubblet, die ik niet lcen.
88 Een OJJ'en-hert, een zoort van groote
Hartjes zonder tanden 3 dog my.
onbekend.
8p Een Dubblet, byna als een fyne Car-
tageenze. > - -
pö Dit gelykt een dik-geribde honte-Man-
l tel, zonder Ooren.
p 1 ( Dit zyn mede by zondre zoorten van
pz J bonte-Mantels 1 die agter aan rond,
pj | zommige met twee andre met
P4 ijj meer banden , en zommige dik
van ribben, zyn.
py Is een Cartageenfche met nagplkens.
pö Dit is een zeldzame Schelp uit de Bogt
van Vrankryk , o f te Marzeille
vallende, hcbbende veel reyen
met körte nagels tot halver weg
toe, even eens als de Holßers.
P7 Een kleene dik-geribde en gedoomde
Schelp , met reyen ’er op , die
niet kenne; zynde een zoort van
Venus-Hoorn met tanden ter zy-
den.
p8 Een Zee-Noot, byna als een dubbel
Hartje, vol groote zwarte fpik-
kels op een witte grond , of als
een zoort van Aardbeijen.
pp Een zoort van kleene Kwakers , die
niet kenne,
xoo Een groote Zee-Noot. Van fatzoen
als No. p8; dog met dwars-ban*
den, en zonder zwarte fpikkels»
De III. Clajfis.
Handelende van de zoort van Een-fchalige >
ofte Hoorns, die men de Turbinate, o f
Tol-agtige noemd , gelyk de I. Claffis
over de niet Tol-agtige gehandeld heeft.
N®.
1 De gebandeerde Tepel-bak , met twee
banden van zwarte blokjens; ge*
lyk ik ’er een heb , en met een
kroon agter.
z Een dito zonder kroon, en byna zonder
Tepel, een tVeft- Indifche, o f
00k een Aroeefche , daar Zy 00k
zoo vallen.
3 Gelykt wel een gevlekt Kivits-Ey 3 dog
kcn
Z E E - H O R E N K E N S v a n B o i f A N N Ü S i J j i
N°.
kenne het niet. Deze zou op onze
Stranden, en 00k in Sicilien ,
' vallen.
4 Eeri zoort van ydel-gefpikkelde Do-
yers , die niet kenne ; zy is wät
grooter j als de SaraJ/a-Hoorn.
f Een Slekke, als de Hierlandfche.
6 Een kleen glad Vleermuisje , o f een
wilde Mufycq zonder takken.
7 Een Doyer, of Slekke-. Hoorn uit’troode
Meir.
8 Een dito gevlamd, tot half wegen toe
breed, en agter aan fmal gevlamd;
dog kenne die Hoorn niet. Het
gelyk wel een zoompje.
p Een gladde Petool-Hootn, van groote
als de Soldaat; dog byna zonder
teekening.
10 De wildt Mufych-Hoorn) zonder takken
, en gemarmerd.
11 Een zelzame Zilver-mond, met i a 4
dikke dwars-ribben 3 kenne die
niet.
i z Een andre zoort.
13 Een andre zoort j byna als de Moorfche
als
14 De Dekzels der zelve.
iy De Vyg) o f Luyt.
16 De kleene geribde Olie-Hoorn^ enmet
vlekken.
17 Een andre zoort.
18 De gemeene Olie-Hoorn, met de dikke
Lip, en Zout-korls.
ip Een zoort van Sproetjcf, dog nogwat
anders.
2.0 Kenne deze in ’t geheel niet, 00k is
die niet wel afgebeeld.
z i CEen dik-lippige Olie-Hoorn, zonder
^ Zout-korls.
z z ^ Een dito , dito mede zonder vlek-
keh, vallende in Spanjen.
23 Een Trommel- S.chroef, die glad is.
24 Een dito grooter van gladde bogten.
zy De groote geribde en gebandeerde
Olie-Hoorn, met vlekken ; dog
wat vlakker van agteren j als de
onze:
26 Een andre met groote dikke Ribben,
zonder vlekken.
27 Eenfchoone gvooitlVervel-Slek,oiNavel
Slek, met een fraeijenz warten
en witten breeden buiten-zoom.
Het is een Indifche ; dog kenne
die niet 3 o f ’t moeft de gemeene
zyn.
28 Dit is waarlchynelyk een diergelyke
zoort 3 zoo ’t niet de zelve van
, boven is.
22 / En groote gewaterde fchoone Do-
30 \ yer, die zwart van breede dwarsbanden
op een witte grond is.
31 Is het Lobbetje.
32 De Ternataanfche Snippe-bek (gelyk ik
N°.
die heb) in ’t kleen.
3 3 Een zoort van kleene Buccheltjes,
een ilompe Canari.
34 Een Canari met een Lip.
3)' Het Dißel-Hoornken.
36 Een zoort van kleene Olie-Hooms mct
een Lip , en Zout-korls.
37 Een zoort van Orangie-pentfen, o f enkelde
Paus-kroonen.
38 Het Knoddeken.
3P Een glad Tuitje , Trompcts-wyze on-
der.
40 Een Gnemoe-Hoorn.
41 Een Tuytje met zwarte fyne banden 3
op een witten grond.
42 Een dito ander zoort j wat gladderen
ronder van gieren , en geftippel-
de banden by elke gier hebbende:
43 Een zoort van- langwerpige Neritas ,
o f Alikrüiken.
44 Het oude Wyf met tanden, o f de Toover
Sldk.
4 f Een zoort van körte Tuitjes, vol regte
ftreepen , en met drie dwars-
banden.
46 Een Hoorn , by na als een Babylonifche
Toren ; dog boven wyd van
bek en hoekig. Hy valt in dd
Middelandfcbe Zee, enin Portugal.
47 Een zoort van een Knoddeken.
48 Een zoort van een valiche Wentel-
Trap; dog anders van mond, die
tanden, en een Lip, heeft.
4p Een Hoorn , als een ftompe Canari3
even eens geftippeld, als ’t kleen
geftippeld Arguins Hoorntje.
fo Een zoort van Ezeltjes ; dog wat anders
, o f Dadel-agtig van gedaante.
yi Een gekartelde Atikruik.
f2 Dit gelykt wel een Buikje, ofgevlek*
te Bezöar, met een dikke Lip.
f 3 Dit je ly k t wel een langwerpig
f4 ('Dit zyn zoorten van Doyers.
V 1 f 6 l^Een gladde Trommel- Sehroef.
77 De Kuypers-boor met ftreepen, van de
befte zoort, en de andre."
78 Een Zilver-mondje.
7 p Een Arcularia Major.
60 Een dito andre zoort zonder kroon in
’t midden.
61 Een zoort van Gnemoe-Hoorn.
6z J Dit zyn Alikrüiken, my onbekend:
63 Ü gy ^Verfcheide Gnemoe-Höorenkens. ■
66 Het Katwyks-Hoorntje, of Tolleken. -
67 Een dik zeldzaam Tuitje, dat niet
1 kenne.
68 Een kleen by ons bekend zwart Tuitje.
6p Het gedoornd Tuitje van ons.
70 Een zeldzaam zoompje met banden
Aaaa ä van