
I f f ■ U l i ,
illa
ml
3 ? «
VER HAN DE L I N G
D E R
WATER DIEREN
D E R D E H O O I D S T U K .
M M * w «er-Diercn, en wat zieh in Zee alopdoet. Zee-Menfchen hier vaUe»-
r de, die menmet de Doejong niet verwirren moet, die zeer k'laar Je. i S f , gezttn
zyn, ennader befihreven Vierde» Een ander voorbeeid , in Tayouan-, J c i 6 6 i
JrchTry “ving-, Wen gen. idalk m *y 7r1n ige mnsl rdeum ZBeoee-rWo gyefa vnogeregne h, meenn i,n PHreetn tz iveenr bveoenld .S eeNl Dadieirr ebne,-
■ Zec-Peerden, Zee-Honden I . en*:g enien
W S M i ( " f ‘ Band z,,t■ Jawwyzing van dat 'er Zcc - Mqnfchen können zyn.
v A Z i S • j ’ -ti/0' H °3 Z ‘ 4°4' f df Purmer-Meir gmangen. Pliniusgetuigenis
an zulk,jZee-Wyven En die van Alexander ab Alexandra, niiegem verfihejde
■Aee-Menfchen , doer gelmfiveerdige U e im gezitn. Getuigenis der Portugeezen, m
vayndrennegensdezeive Zeldzaamgeval, dm Schryverzrl/, J , . , 7 I| . voorgeko-
tpen, zeldzaam Zee-Menleh. Jn.tS,6. h Ra^za g g g g , 4 1 :
Van de
Water-
Dicren. I
Wat
lieh jn de
Zee al
opdoet.
Zee-
Men-
lchen,
hier vallende.
’Ndien wy redenen gèhàd hebben,
ömönsöver veele dingen, die het
Lajid van Arnboina uitleverd, te ver-
wonderen, wy zullen niet. min , o ver’t
geene de Zee daaropgeeft, yerbaaft ftaan.
W y bevinden , dat ons dàar in ver-
fcheide aanmerkens - weerdige _ zaaken
voorkotnép, over iedér van welke wy in
’ t byzonder hier zullen handelen. Als
I. Zee - Menfchen.
II. Gemeene Vijfchen.
III. Ohgemeene Ptjfchen..
IV- Tlee-Hoorcnftens, eri Schelpen.
V , Zee -Boomen, • Zee - Bloemen, en ’t
geenerdaar verder toe behoord,
J.
Van de
Z E E -M E N S C H E N.
Een van de verwonderens- weerdigfte
zaken, hier in Amboina vallende, zyn de
Zee-Menfchen, ofwel de Meir-Mannen,
en Meir-Minnen , zoo die in ’t gemein
genaamd werden.
Daar is een V iich , in ’t gemein de
| Doejong genaamd , van Welke wy ter
I plaacze, daar wy van de Viffchen Ipree-
I ken, handelen, diealzoo zy veel gelyke-
I nis na den Menfch , en ’t Menfchelyke,
heeft, zeer veel van de onkundigemet de
! r “ ; Mc" fch“ verwf rd •“'erd S dog dat Die „e.
, de Z.ee-Menlchen geheel en al van dezel- met de
ve onderfchciden zyn , la ß zoö uic de Doejon8
befchryving derZeetMenlihen.alhler ne-
vens de afbeelding,der.SeJve.. alS bok uit ¡ E T
de Belchryvme van de Doejong, »laijjen
die met de zelve roaar vergelykt. klaar
blyken. “
Dat hier nieer Zee-Menfchen in oude
tyden te vöofichyn zullen gekomen zyn.,
all? men van. tya. tot tyd y/ei «jangetee-
kend heeft, js 'zeer waarfchynelyk.. De
reden is, om dat men in ’t eerft geen or-
dentelyke wyze, van alle dagelyks voor-
vallende zaken aan te teekenen, gehad ,
en om dat men naderhand netter op veel
zaaken gelet heeft.
Het is een zekere zaak, en die men
weerdig gekeurd heeft in het Dag-Regif-
ter van de E: Maatichappy aan te teekenen
, die alhier Aoi idy j. voorgeval-
len, eh die van den Lmttnmt,Frans Male
(van andre ook wel Frans Smallen ge-
caamd)