
16 B E S C H R Y V I N G É v a n
7 o f 8 dagen gebrand had , en na dien
tyd maar lmeulde.
Den 27ftenJunii, ’snamiddags ten drie
uuren zagmen uit dien Berg aan deZuid-
W eftzyde zeer fwaare dampen, en fwarten
rook , opvliegen , die zomtyds met
eenige vlam-gemengt was» en die men ,
wegens het normend en regenagtig weder
, niet al te wel onderfcheiden kon.
Den z8ßen dico was het met het aan-
breken van den dag nog al even eens.
Men zag geen vlam j maar fwarte rook,
en vuurige ileentjens en aflehe, ook
hoorde men een groot gedruis , achter
den Bergs doch die op Neira waren,
vernamen ’er niets van , alzoo de fterke
Zuidooften wind die al om de Noord-
Weftkant, en zeewaart henen, voerde.
Men zag nogtans ’s avonds ten 7 uuren
aan de Zuidweftkant, na Lonthoir toe,
niet als licht, eri ’t flikkeren van de vlam,
die door den fwaaren regen dan eens wat
minder, dan weer eens wat fterker was.
En even zoo dede het ook den 2 9 ^
dito 5 doch den $oßen dito den ganfehen
dag zag men weinig dampen ofte rook,
hoewel men die voor des zons ondergang
tegen den avond beide weder vernam,
maar ria zons ondergang was de top des
Bergs de gänfehe nacht door aändeZuid-
Weftkant, na Lonthoir toe, met vuur
en vlam bezet.
Den ißenJuli vemam men den ganfehen
dag byna geen damp o f rook , en na
’tondergaan van de zon zomtyds maar
een weinig flikkering , zonder recht te
weten, o f dit van den Berg, o f van de
ftarren, was. Even zoo was het ook
den zdea en 3Jc“ dico, en zoo vervolgens
tot den 9den toe, op welke de werkbaas
met de fchuit den Berg rondvaarende,
daar ongelyk meer rook en damp , met
aflehe vermengt, die van' een fwavel-
agtige reuk was, vemam. Ook zag hy,
dar verfcheide boomen aan die kant door
’t vallen der aflehe dpr, en als dood, en
dat ook de klipfteenen aan denvoet van
den Berg doorgaans met_ aflehe bedekt
wareru
Na dien tyd hebbe ik van geen verder
branden van dien Berg, dan dat hy toen
nog fmeulde, vernomen.
Groote SP Eiland heeft men ook groote
Slangen, Hangen , die niet alleen hoenderen , en
enz. op verkens , maar zelf ook kalveren , en
ditEiland. menfchen infwelgen , aan hoedanige
brokken zy ook wel komen te ftikken,
of dan zeer ligt doodgeflagen worden,
vermits zy , daar door zeer belemmert
zynde, zoo niet voortkonnen. De bek
van deze flangen fchynt in zieh zelven
wel niet groot genoeg om zulke brokken
in te fwelgen; maar de natüur heeft haar
onderfte kaakebeen zoodanig gefchikt,
j — — . _ ,v iwiinen
uitzetten, en daar: door haarenJbek zoo-
. danig verbreeden, datzy al eenvtygroo-
ten brok -er döörzetten konnfen. Indien
zulk een flang een menfeh komt aan te
- doen-, o f op hem! Hier o f daar uit Zyn. hol
toefchiet, zoo; is ^y gewoon frem eerft
een bogt o f twee bm ’t lyf te flingeren,
haaren ftaart. aan éen wortef van een
boom vaft te zetten , éñ hem zoo dood
• te wringen , teil waare dat die meqfch
gelegentheid heeft, ofkryge, om dien
bogt met een hoifwér, of Ínymes,: dbör
te kappen , en daar door haare Writíg-
kragt te brekeri/ ' r:'* JP 6fi
Men heeft op dit Eiland ook veel Wilde
koebéeften en verkens-, die *er voor de-
zen, over honderdeh van jaareriy cer de
Bandaneezen nog Moorfcn waten , op-
gezet zyn, en ’er ál heel wel op aardeh,
ichoon ’er geen drup verich water op,dit
waar door zy genoodzaakt tvöf-
den hier, gelyk ook op Neira, ' eñ op
’teiland Ay, haaren dorft met zeewáter
teleflchen.
Dat men hier ook een fchähs héeftf, DeSchan¡
Kyk in de Pot genaamt, en regt tegen Kyk inde
over ’t Waterpas vän Lonthoir gelegen,Pot*
hebben wy reets uit 'het eerflre bericht
ovei- dien tocht bovéñ na den Vuurberg
gezien. Daar legt een Sergeant met
eenige foldaten in , en is zoo wel van
gefchut voorzien, dat zy aan alle vreerrf-
delingen het inkomen ih het Lonthoirs
gat , wanneer het van ’t Lonthoirs wa-
terpas onderfteunt word , volkoffien
beletten kan.
Men heeft op dezen Berg, aan de voet,
niet dan eenige flaaven van Timor, Solof ,
Tenimbar, Key, Aroe, Boeton, enz.
woonen, om op de thuinen van hünnc
Meeflers te paflen, en ook wel vef-
kens, ö f jonge koebeeften, te fchieten,
dat zy anders niet mögen doen, eñ hen
wel ftreng van hunne Meeflers verbodéh
word, alzoo daar niemant, dandejager
van den Heer Land voogt, diedaár toe ih
’tbyzonder gehouden word, jagen mag.
In t jaar 1087. \vas Jußus Bovetb_fffs'
eenige Vryborger, die op dit ftrand
woonde.
W at,nu \ Vrouweneiland betreft, aan ’c Vrou.*
de Noordzyde van ’t zonnegat gelegen^ S ‘ e1'
dit is zoo klein, dat het, even als Poelo
Kapal, geen befchryving waardig is. Des
Men weet (om nog iets op dien togt Schryveis
van de Heer Feilingius te zeggen) hobaanmer*
C. Plirnui Secundas, deoomvanC. m H
Cfctltus Secundus , door zulken onvoor- Jan Pk-
zigtigen daad, aan zyn einde geraakt i; s : nius, en
want na dat hy van zyn zufter (in de tyd °P ’c Se-
dat hy te Mifenum als hoofd der vlpSt ^ H e e r
lag) in de maánd November ’s morgens Feilingius
ontrenit ten zeven uuren verftaatj. 'mid, by zyn
dat zieh' een wolk van een ongewoönrejj?^^
I - - . V yfooi't 1 n
Het E iland
A y
belchre-
ven.
B N D A.
ioört en grootte vertoonde, ging hy ,
•fdeuwsgierig om dit verder na te vor-
Ichen, in eenvaartuig, en begaf zieh na
den Berg ( die men ontdekte den Vefuvius
te zyn) zoo dicht daar aan, dat de heete
afch op ’tvaartuig vloog , die, hoe hy
hader quam , hoe zy heeter en iwaarder
wiert, alzoo ’er ook eenige puimfteenen
onder liepen.
Hy trad eindelyk te land eh onthielt
zieh eenigen tyd in de verlaatene en half-
verbrande huizen , terwyl die Berg zoo
lterk blaakte , met uitwerping van zoo
veel ftoffe , dat Pltnius onmogelyk uit
die huizen zoude hebben können ontko
men , zoo hy die niet tydig verlaaten had,
hoewel met het uiterfte gevaar, wegens
de regenbui van fteenen, (he (fchoon hunrie
hoofden omwonden waren ) geduurig uit
den. yuur- en blikzembraakenden Berg
fbirabift en ontreht' hen nederftorte,
Zoo dat zieh dan'eens een heldere dag,
dan Weer eens een naare nacht van buiten
bpdede.
Terwyl hy nu bezig was om de boor-
den, daar de zee op aflluitte, wat nader
te j>efchouwen, om te zien wat bolwerken
der natuürfe däar nog overgebleven
waren, quam ’er, pas na dat hy wat watet
tegen de neete luchtgeeilcht en ingedron-
kenhad, een fchielyke fwaveldamp, voor
welke zy alle, uitgenomen Pltmus (alzoo
hy geen quaad vreesde) de Vlugt namen ;
doch, daar toe nader verzögt, ftönd hy wel
op, maar zeeg, op t wee flaaven fteunende ,
weer neder, zynde waarlchyrtelyk doof
dien heeten fwaveldamp geltikt , Zonder
anders eenigzins gequetft ie Zyn.
Een verhaal, dat C. Pltnius Cactlius Secundus
weleer wegens ’t ongeval Van zyn
00m aan Facttus dede j eneen onverWagte
wyze van dood -, die hy zieh , buiteö
eenige nöodzaakelykheid, en rukkfeloos*
zelfs op den hals gehaalt had , en aan
welke (gdyk ook voor al aan de dood
van die twee mannen zoo kort te vooren
voorgevallen) de Heer Feilingius (mynS
oordecls) Zieh had behöofen tie fpiege-
len , aangezien dit gänfeh bericht, en
alles wat j zyn Eerw: daar gezien heeft ^
immers van die waarde en Van dät belang
niet is, om daarom zyn leven in zulken
Zigtbaar gevaar, als zyn Eerw: üede, te
flellen.
D E R D E H O O F D S T Ü K .
HËt Eiland Ay befchreven. 'tKafieel Revenge. De Perken hier. DonderfleenCn
hier gevonden. Körte Jchets der Perken op Neira en Poelo Ay. Zielbejcbryving
van Banda. Wilde Koejen, Herten, enz. hier. PoeloRhun, en Veiling. Verfcheide
ißyzen van Viflchen der Bandaneezen. Geen Nootenboomen nu hier. Geichil
van onze Maatfchappy met de Engelfchen over dit Eiland Rhum Swaare Slangen
hier.
H Et vierde Efland, waar von ons
nu te handelen ftaat, is het
eiland Ay o f Poelo A y , zynde
maar een kleine myl läng , en ontrent 4
uuren Icheppens in *t rond j doch des niet
re min een van de vermaakelykfte, ja
’tfchöonfte van alle de Bandalbhe eilan-
den, om dat het meeft over al vlak land
i's, hoewel het hier en daar in *t bofeh
nog Wel een klein heuveltje heeft.
Het legt ontrent 3 mylen Weil ten
Noorden van Neira, zynde, by fchoon
weder , een fraai reisje om ’er na toe te
Icheppen, doch by quaad weder kan daar
een vervaarlyke zee iraan, en als men de
reis fiu al meind gedaan te hebben, heeft
, men dicht by dit Eiland van eenige klip-
pen, die ’er hier endaar aande Ooflzyae
voor leggen , zulken fwaaren branding,
tn aanffag van de zee , dat ’er meenig
‘Väartuig het onderfte boven "geworpen is.
De Tenimberezen (zeker loort van welg
eoeffende fcheppers) fchoon ’t onderfte
oven geflagen, keeren ’t vaartuig in de
Völle zee maat weer om, hoozen ’tu it, en
fcheppen Weer Voort 5 in welke händig*
heid hen niemant kan naVolgen 5 doch als
zy dit by hood doen, moet men hen voor
*t beftellen van een enkfelden briet Wel 4
o f f Ryksdaalders geven. Dit omflaan
der vaartuigen gebeiirde verfcheide maa-
len in ’tjaar 1687; en iö88. wanneer ik
daar was j maar aanmerkelyk vond ik toea
zeker geval, by ’t welke een Orembaai
van een Perkenier, waar in niet clän flaaven
waren, dicht by ’t Eiland omfloegj
twee , die iwemmen konden, begaven
zieh van ’tvaartuig af na land, maar zy
verdronken in de fwaare branding. Nef
1 en anderen, die niet fwemmen konden,
ielden zieh alle by ’t Vaartuig, en ver*
dreveri met de ftroom , zonder dat meft
taal o f teeken van hen vemam, op ’t ei*
land Ceram aan, van waar ze den Orange
kay van Goeli Goeli , na hen 6 Weken
wel gehandelt te hebben, weer op Neira
by den Heer Landvoogt van Zyll bragt,
die hem voor deze belceftheid een fraai
gefchenk van kieedeft deed.
I In ’t Noorden heeft het een regelmatig
Dz kz