
A M B O N S C H E Z A A I E N
in *t bidden en dienen van hup Goden
meeft,,na dat- zy voorvallen van zware
ziekten hebben, o f wel.defce o f gene
r^mpen en plagen onder zieh vernemen:
Want zoo lang als. zy welvaren, weten
- ^y van geen Goden, nög van geen Godsdienft
ter wereld.
, Indien zoo.- een ramp, zinkte ofplaag
een byzonder ^geilagt overkomt, zoö
Zullen, >zy hun. God, en byzonder die
opper-Goden, wel yverig daar over
aanbidden , -en, fmeeken, dog alvorens
moet .’er ter ceren van dien God , een
groot Feeft aangerecht, en daar toe alle
bloedvrienden uit alle plaatzcn,en landen
genoodigd, en veel mannen en vrou-
•wen by een verzameld werden, om op
dat Feeft te dienen, te koken,, vifch te
Vangen, Pieflang en andere, bladeren, .te
verzamelen, Ryft te MnpHi,"Zagoe te
verzorgen, en allerlei ander werk te hel-
pen doen.. Ja om alles tot. dit Feeft te
verveerdigen, zyn zy wel twee drie
maanden te voren* in de weer. -
Van | ' r Alles nü tot dit Feeft der Feeften 1 dat
1es >c H Hemels noemen, en dat
van eenig I I S andere Feeften in weerdigheit oyer-
byzonder 5 gereed zynde, zoo geeft men aan
geflagt. bet Dorps-hooictikennis hier af, om ’t
aan alle Iiedeh , Viye cn Slaven, bekend
te maken, en om hen te verbiedea, dan
niet uit het dprp te gaan, maar in ’t zelve
tot Jiet einde van dit Feeft te blyven.
Als zy nu den Hemel .(dien zy in hun
Taal Lanit noemen) zullen aanbidden,
kappen zy een Bamboes met zyne. bladeren
af, brengen die op de Baileoe, o f ’t
Raadhuis, vercieren die met jonge witte
•Calappus-bladeren, en hangen aaar Za-
goe, Bagea, Canari, Vifch, een Verfeens-
lteert, en meer ander^eeten,. en ook een
t-opd. doekje .’er boyen aan, dat by hen
gelyk als een briefis, die de.noodiging
vervat j waar na dan de groote maaltyd
zelf op de Baileoe klaar gemaakt werd. ,
Na dat nu de Son ondergegaan is,
.ficken zy Damar’s , o f Flambeau wen,
aan,. brengen^drie o f vier Gongen, en
negen-maal op de Tifa, of
Trommel, gelyk men by het Tsjakalile
gewoon is te doen, ten einde hunne Ni-
toe’s , o f Duivels, aldaar mede zouden]
vergaderen.
Daar op gaat dan het eeten, drinken,
fmullen, cn gaftereren, als mede, het
danflen, fpringen', zingen, en tsjakalile
op ’t geluid van Tifa en Gong,, niet
weinig aan, vervoegende zieh al.darillende
en fpringeride na. dien Bamboes-boöm,
die zy de naäm van Lanit, o f den Hemel,
geven, en die zy in .des zelfs plaats eeren,
waar mede zy tot het aanbreken van den
{Jag bezig zyn. Na dat het nu dag geworden
is ,bereideo zy weer eenig eeten,
en drank., en kiezen drie o f vier jonge
maagden, om te danflen.
Alles hier toe weer klaar zynde$ dra-
gen zy dezen Bamboes , nemen eenig
eeten mede, kloppen op Gong en Tifa*
en belaßen deze jonge dogters na de
plaats, alwaar men den Hemel aanbidden
zal, te danflen, gaande derwaards. met
hären Priefter j die onder het gaan al ge-
ftadig roept: - Sopa oepoe, fopa oepoe,
apaleke, apaleke, dat is,—Wy fmeeken u ,
Heere, wy fmeeken u, Heere, eerbiedig,
erbarmd u onzer, en hebt medelyden, Met
om.. •
Na dat zy nü dicht by de plaats der
aanbidlirig gekomenzyn, zetten zy dien
Bamboes-boom by een anderen boom
met een anderen Bamboes, die kotierj-
drie.of.yierleden lang is, neder^
ftelleride üieduPby'die vorige Bamboes-
boom , by welken zy dari cenige bladen,,
rond , als borden , gefnederi, zetten ,
j fchikkende voor, ieder God, "ofDpivel |
een byzonder bord ,.en gevende iedef zyn/'
byzonder deel, te weten, cen blad voor
den Hemel, een voor de Aarde, een
voor de Son, een voor- de Maänj een
voor de Morgen-, een voor de.Avond-
Ster, en een voor ieder van de, andere
Geeften, ofte Duivels, die zy ;hier toe-
beroepen, .en met de Tifa genoodigd:
hebben 5 dog onder alle deze bladen-, en
deelqn, fteekt in ^ieraad het blad en deel
des Hemels boven alle anderen, als het
allerfraaifte, uit.
De oflerhande nu, die zy eigentlyk
aan den Hemel, en. aan al die. andere
Goden, op dezen tyd doen, beftaat daar
in , dat zy aan ieder der zelve eeriig
eeten voorzetten, een weinig hier en een
I weinig daar af kiezendc,' als, een ftuk
van een Hoen, wat Ryft , wat Spek,>
wat- gekookte Wortelen, enz. dat zy
ieder op zyn bord, o f blad, dogin ry-
1 kelyker mate op ’t geen voor den Hemel
gelchikt is , leggcnj flaände geen van
deze borden over , om ieder Duivel hier
af zyn deel te geven.
Zoo ras zy dit verricht hebben, eet
de Priefter een Pinang, gakt dan öp de
grond met de Beerien^nder’t lyf zitten,
en begind luidrugtig dit navolgende Ge-
bed tot den Hemel te doen
O Heere des Hemels'! 1by fmeeken » ,
Heere, gy Sonne, gy M.aan, ^ Morgen-
gy Avond-Ster, en alle gy andere lichtende
Sterren, gy Aarde, en gy Zee, gy,
groote boomen des L^nds, gy Waringin-
boömen , 0 alle gy Dieren! die op]tland
loopt, en alle gy Viflchen, die in Zee
fwemt, alle de, welke de Heere gefefapen
beeft.
Wy . fmeeken », Heere, en brengen u
offerhandßfcvanfpys en drank van de Dieren,;
•van
En ver-
icheide
andere,
daar uit
fpruiten-
de,
V A N t) ê n G O
van de Bokken, van de Verkens, Fifch i
Towak, Ryfi j en Wortelen, die gy, ons
veeft i voy roepen u aan, en vetfzocken u,
dat gy dit 3hs off'er, dat wy u toebrengen,
aannemen, en dat gy verre van ons alle
ziekten, ongelukken, en elenden, tveeren,
en geven wild, dat die alle met den flroom
in Z e e mögen henen/väaren. Laut dte met
de Sonne ondergaan, en nöit wederkeereny
maar verleen ons in tegendeel uwe genade,
allerlei zegen , en welvaaren. Geeft ons
gezonde zielen, en friphe vafte'lichaamen.
Verleent oni kloekmoedigheit, en de over-
•winning tegen onze vyanden maakt ons
vooifpoedig in onzen handely en geeft ons
veel welvaren daar in, op dat ivy mögen
ryk worden, en‘.veel Goud en Silver,
Gongen, en Zyde gefch'ilderde Kleeden
verkrygen. Laat dog al ons gewafeh des
"velds voorfpoedii en &eef, Pnze
Thuinen ew Plantagien ons veel vrugten
mögen geven. _
% Gebied de Viflchen met geheele fchoolen
en iroepen na ìand toe te fchieten, op dat
zy ons niet alleetf9 maar ook alle arme
menfehen, mifsgaders Weduwen en Wee-
zen, voeden mögen. Doet onze Towak en
Sagüweer - boomen veel yocht tot drank
aan alle menfehen geven, verleen ons veel
zoonen, en Jochters, en geeft dat wy met
de zelve dp der aarde langr en tot grys-
werdens toe, leven mögen, op dat wy u,
0 groote Heere ! veel offers ons ganfeh
leven door mögen toebrengen.
Na *t voleinden van dit Gebed, neemt
de Priefter wat olie, en imeert die allen,
die daar tegenwoòrdig zyn, op ’t voor-
jhoofd, cn,.dejjprft, tot hen zeggende :
Óntfangt den Zegen#
Hemels met aUMel zegen en ‘tShVaremroer
u , en uwe linderen, verleent.
Na dat Gebed, en deze Zegen-lpräak,
eeten en drinken zy alle van de overige
fpys en drank, en gaan dan na de groote
Baileoe, alwaar zy een groot Feeft, dät
alle Feeften in heerlykheit overtreft, be-
reiden. , .
Daar na komen alle ingezetenen, ou-
den enjongen, Vryenen Slaven, in dit
dorp op de Batleoe , om mede, aan die
tafel te zitten, en vrolylc te zyn, behal-
ven het welke ook ieder van hen zyn
deel van alles, ’t zy van Ryft, W^ortelen,
Gierft, Bopntjens, Vifch, Spek, Con-
fy t, Makronnen, Papedo, ö f wat ’er
meer zou mögen wezen, mede na huis
neemt, om daar van weér gefchenken
aan Zyn huisgenoten te doen ; dog
’s Priefters deel is grooter, als dat van
anderen. , ; ■ .
Men eet en drinkt daar met een uit-
nemende vreugde, terwyl andere bezig
zyn om op de Tifa en Gong te ilaan, te
danflen« te zineen« en te fpringen. ■ ’
D S D 1E N S T . 7
Behalven dit groot Feeft wierd ’er nog'
een klein Feeft je voor de zufters, broe-
ders, en andere bloed-vrienden, die op
dit Feeft geholpen hebbén j en dan nog
een byzonder voor de bloedvrienden ,
die hunne gefchenken van Goud,Silver,
Gongen, Kleeden, Porcelyri, &c.-tot
dit Feeft des Hemels toegebragt hebben,
gegeven.
De Priefter is dan ook gewoon ’t voor*
hoofd "en de borft van alle de mannen,
vrouweh, kinderen , fenz. die daar ver-
fchenen zyn, te, Salven, en over hen den
Zegen des Hemels, en lang leven, tot
gryzenstoe, afte bidden.
En cindelyk möet ’er dan nog een
Feeft beréid werden voor de andere minder
lieden, die op dit Feeft des Hemels
gedient hebben, aangezien zy daat voor
geen loon ter. wereld genieten, Als ’et-
nu nog fpÿs b f àrank^Qvën^ is V die moet
aan allen, die ’er zyrir, zöodari^ verdeeld
werden, dat ’er zelf geen biad af in dat
huis blyven mag*
Dat nu zulke Feeften, ’t eene op ’t
ander körnende, bequaam zyn ohi den
Amböinees, die met gaften en braflen
aan cen hangt, in den grond (gelyk wy
bevorens al gezrgt hebben ) te bederven,
zal een iegelylc zeer licht können be-
grypen. ,
Z'oodanig nu is het met het Feeft.des Vän 't
Hemels, dat door het een 6f ander ge- Feeft des
flacht in ’t byzonder gegeven werd, ge-
legen | maar als ’t gariieh dorp zieh een ¿orp.
Feeft des Hemels nanrichten en toeftellen
[zal,. dat is noit zoo groot, nog zoö
koftelyk, als dit Feeft, door byzondere
lieden toebereid. Ook is een dorp dit
noit -gewoon te, doen »„dan bv tyden van
bbfîbg, o f 'vari^YwW ziekte, fterfie,
en ändere land-plagen van den Hèmel,
om welke dan af te'bidden zy een Feeft
des Hemels aanrechten.
Indien hier op nu geen Zegen volgt *
de plagen niet ophouden, nog hun Gebed
verhoord word, moeten zy een Slaaf
koopen, en als zy dan weder zullen aanbidden,
brengen zy dien Slave mede op
dé offer-plaats, daar .de Bamboes-boom
ftaat-., alwaar zy 'eeri hoogte maken,
Hangende dien Slaaf een witte Porcellana-
hoorn om den hals, en belaftende- hem
op die verhevene plaats tc gaan zitten.
Als nu de Priefter aan den Hemel zyn
deel van ’t Feeft geven zal, krygt die!
Slave in plaats van den Hemel (dien hy
verbeeld) dit deel, eetende en drinkende
daar van in ’s Hemels naam en plaats.
Dezen Slaaf nu noemen zy Powanno,
en hÿ mag noit veragt,. geflagen , or
ergens toe gedwongen, maar moet in
de volgende tyd altyd tot het Feeft des
t t l - I______ . . . . o n rw»V*riiilrfr vr7f*rnf,n _