
6 B E S , C H R Y V I N G E t a n
Kaja-’s , -of Hoofderi dier ileden en dor-
pen, yder na zyn rang j doch de andere
hier toe geroepene uit de gemeente,
Orang Boedjang, o f de ongehuwden
gcnaam t , zaten op de aarde- beneden deze
Iteene voet.
De Oelilima’s zaten om de Ooil- en
Noordzyde, en de Oeliiiwa’s om de
W e il en Züidzyde 5 doch de vreemde-
lingen (leiden zy , daar zy die wilden
hebben.
Voor den oorlog met de Inlanders zclf,
en met de Holländers , vergaderde men
onder dezen boom tweemaal ter week,
Dynsdags enSaterdags Op deze dagen
hadden de vrouwen die voorrecht, dat
dan geen. mannen op de voet van deze
boom mogteh komen, o f , zoo zy dat
deden, yerbeürden zy yder reize y Cati
(dat is ruim 6 pond) Foeli.
. Men had ook degewoonte, om opde
marktdag aldeGantangs (eenzeker foort
van maaten van eenige ponden , doch
hier en in Amboina van 17'; pond) en
mindere maaten, na te meten , de
welke Zoo zy niet van het nette, gewigt
bevonden wierden , verbeurden zy een
derde ’er van , doch, zoo zy ’er tegen
lprakenj ¿00was, volgens uitfpraak der
ÖrangKaja’s , en der Moorfche Paapen,
die hier zeer groot bewind in hadden ,
al hun goed, dat op de markt was, ver-
beurd.
Hedendaags is de gefteltenis van dir
Eiland aldus Men heeft aandeNoord-
weftzyde het Comptoir, Lonthoir ge-
naamt,. alwaar gemeenelyk van wegen
de E. Maatfchappy een Koopman ge-
plaatll is , om de N ootenmufenaten, en
deFoelie, van de Vrylieden ofPerke-
niers te öntfangen. Deze woont in een
zeer fchoone breede ileene Logie ofte
Huis, ontrent de itrand 5 maar echter
eenige treden hooger gelegen 5 doch als
men van ’t zelve ha ftrand gaat, komt
men by eenwaterpas, ’t geen het naauw
tufichen dit Land, en deGoenong A pi,
(aan welkers Zuidzyde beneden aan de
voet des bergs een fchans, K yk in de Pot
genaamt, en met een Sergeant, eenige
loldaaten, eri (lukken geichut bezet is)
ook zoodanig beilryken kan , dat daar
geen fchip zou können paflerert, zonder
onder ’tbereik van een van deze (lukken
te geräken : want zoo zulk een fchip ,
om ’t groot R if, dat zieh voor Lonthoir
uitilrekt, het na de wal van de Goenong
Api, o f de Vuurberg, hield , zoo zou
het daar alzoowel, alsdoor ’tLonthoir’s
geichut , gegroet worden.
Voor het ilrand van Lonthoir , zoo
men die fmalle boord ’t itrand noemen
mag , gelyk ook ter zyden , een iluk
weegs om de W eil, ilrekt zieh een zeer
breed R if in zee uit, zoo dat men over
’tzelve niet, dan met kleinevaartuigen,
komen kan ; doch met hoog water kan
men met Jonken en chaloepen’er over
heen loopen. Als ik met de landfchuit
"er na toegebragiwiert, wiert ik in een
klein baaitje wat Bewerten de Logie aan
land gezet, alwaar ik geen voorland ter
werela , en my ten eerilen aan de voet
van den berg vond , die men met 313
breede en vry vlakke trappen niet alleen
opgaan j maar ook gemakkelyk opryden
kan, doch ’tafryden, hoewelikhetook
dikwils gedaan heb, is zoorgemakkelyk
niet, ja zeer gevaarlyk, alzoo ’tmy wel
gebeurtis, dat, voor al by nat weder,
de agterile voeten van myn paard niet
alleen uitgleden, maar dat ’t zelve alzöo
ettelyke trappen aan een afgleed , ecr
het weer op zyn agterile voeten quam
’tg eenik, jong zynde, mededeea, om.
dat ik het Opperhooft, die met my open
afreed , dit zonder gevaar my voor-
doen zag, en om dat ik meinde, dat ik
mededoenkon , en doen moeil, ’t geen
ik een ander voordoen zag j maar, op
zekeren tyd door den heer Landvoogt .
gewaarfchouwt zynde , dat ik , indien :
zoo een paard zyn voorile voeten, gelyk ■
ligt gebeuren kon a o f maar een van de
zelve, by ’t afryden qüamen uit te gly-
den, zeer licht met het zelve van boven
totheneden zou können voortrollen, en
dus myn leven verliezen , . zoo kreeg ik
zulk een fchrik voor het afryden, dat ik
het zedert noit weer heb durven doen.
Half weg dezen trap is een bron, die
geiladig water , hoewel van weinig belang,
geeft;
In ’t hangen van dezen berg heeft men
de Negry, Lonthoir genaamt, die. zieh
tot böven op den berg-uitftrekt, .en höe-
wel men ,’er ook. ileene.wööningen heeft,
zoo zyn h e t, eenige weinige uitgezon-
dert , in vergelyking van die van Neira,
zeer ilegte huiskens. Ook is het een
groot ongemak, dat men voor yder huis
byna z o f 3 buiten, en z o f 3 binnen-
trappen vind, met. welke men op een
voor- erfje voor’thuis gelegen, treed,
’tgeen by een viiitatie, ot huisbezoe-
king derLedematen, een zeer moejelyk
op- en nederklimmen geeft.—
Weil en Ooil op ilrekt zieh die Negry
uit, doch wel de langfte wandeling
heeft men om de W e it , een klein hall
uurtje verre, paiferende onderweeg een
moerigen thuin van ’t Opperhoofd, waar
op een byzonder thuinier pail j zoo al
recht uit, längs een gelyken en redelyk
breeden weg gaande, eindigt men aan een
plaats, van welke men van een fchoone
hoogtezeer (teil in zee, de eilandenAy,
en. Rhun (want Poelo beteekent een
eiland, en daarom laat ik ’er dat Maleits
woord af) zeer klaar, et? vlak voor die
ileiltc