
V O O R B E R I C H T.
Z o o veele Heeren van de eerfte Rang,en van ’t hoogfteGezag zoo in Indien,
als in t Vaderland, geweeft zynde, brengen veel gewigt toe aan de Papieren,
welke haar Wel-Ed.my overhandigt, en zoo gunftig geleent hebben, ge-
lyk die Papieren weder een ongemeenen luifter ençieraad aan myn Werk ge-
v en, van welke zoo dit berooft gebleven was, zoude het zeer veel van zyne
waarde by alle verftandige Luiden hebben moeten verliezen, daar die het
2el ve nu zoo vol maakt doen te voorlchy n komen, dat het een yders luit tot
het zelve op zulke onwrikbaare gronden moet uitlokken, behalven dat het
noit uit betere handeu, dan die der gemelde Heeren, zoo volmaakt kon
gelevert worden ; om welke onwederiprekelyke redenen ik oordeele , dat
den Liefhebberen groot ongelyk zou geichied z y n , indien ik hen dezelve
met medegedeelt hadde.
Dit is dan , waarde Le ze r, de reden , waarom dit Werk byna zoo
bladen meer, danwy in ’teerftgegift hadden, enzooveelvellenPIaatwerk,
beilaat; maar ik twyffel niet, o f de ftofFe zal den Lezer immers zoo veel,
als my bekoren, en by hem van geen minder noodzaakelykheid, dan zy
myvoorquam, gefchat worden, weshalven ik vaft (telle, dat h y ’er veel
genoegen in za ln e em en , als h y maar overweegt, wat een fchat van fraaye
en echte zaaken, daar men volkomen ftaat opmaaken kan, omde handen
daar z y uitgekomenzyn, en hoeveel netteTeekeningen en Kaarten meer,
als hy anders zoude gehad hebben, hy nu bezitten zal.
Vaar dan wel, beicheiden Le ze r, ende verluftigt U in alles, d a tU dit
doorwrogt Werk uitleverenzal, enzytverzekert, dat, gelykhetaltoosvan
groote agting by Luiden, die Indien in den grond kennen, wezenzal, het
ook veel nuttigheid en vermaak zal bybrengen aan die genen , die deze
Landen noit bezogt hebben j alzoo z y daar uit een volkomen kennis van dit
gezegend deel der wereld, en wat daar verder toebehoort, bekomen zullen.
Ook twyfFel ik niet, o fa lle Mannen van Lefteren enervarenheidontrent
de zaaken dézer Geweften, zullen van ons, en van ons werk, met zoo veel
befcheidenheid oordeelen, als de wydluftigheid van zoo grooten beflag van
redelyke Luiden e ifch t, zoo ’er hier o f daar door my mögt misgetaft
zyn ; hoewel ’t alle geen misflagen zullen z yn, die deze o f gene onkundigen
dikwils daar voor zouden rekenen , aangezien wy niets zonder rype over-
weg ing j en naaukeurige navorfching, op het papier gebragt hebben, waar
op de Lezer ten vollen kan geruft zyn.
Dit hebbe ik noodig geagt voor a f, by de uitgave van deze laatfte Deelen
, te berigten, niet twyffelende, o f dit zal den Lezer vergenoegen, en
ontrent het beflag van dit werk ten vollen geruft ftellen. Waar mede ik
blyve met veel agting,
Z e e r B e f c b e id e n L e Z i e r ,
U E D : V o lv e e r d ig e D i e n a a r
F r a n ç o i s V a l e n t y n.
1sGravenhage den
31 Mey 1 y 16.
OMBericht
wegéns
dezaaken
van den
Gods-
dienfi.
O M S T A N D I G V E R H A A L
Van de
GESCHIEDEN ISS EN, en ZAAKEN
Tôt het
k e r k e l y k e
Of tot den
G O D S D I E N S T
Behoorende 7.0 in
A M B O I N A
Als in alle de Eilanden in het voorgaande Deel gemeld,
van de oudfte cyden af tot nu toe voorgevallen.
E E R S T E B O E K .
E E R S T E H O O F D S T U K .
¿fm Maf.f'en •van ^ Godsdienft. ^JQie hier van oudsber driederlei ge*
‘weeji is r £>e
ontleend, bedtend. Hare Opfer- en mindere-Goden; Steenen ¿/F Gofengteerd Als
ook Boomen, enz. Hunne Marels. En der zelver bedryf. Waar men die nol vind
Van den dienft der Mampeefen. Fan de Goden, of Duivels, door die van Honimoa
Noeflalaoet, &c. gedtend. Van V Feeft des Hemels. Van eenig byzonder geflagt En
mrfcheide andere, daar uit fpruitende. Van V Feeft des Hemels van eenig Dorp
Waarzeggers, en Wiehelaars. En hunne goede en quade voorteekenen. Vermögen dezer
Wichelaars, en hun Hflig beßier. Andere voorteekenen. Wat voor dieren zy tot ofler-
handen gebruiken. Hun afgods-Tempelkens. Oude overlevering der ^Soyaneeien. Het
vordere hünner offerhanden betreffende. Weten van geen vaften-dagen. Hunnen Eed.
En die der Chineefen. De Matakauw der Amboineefen, of als een Egd^weering of
als ^» middel ^ „ b Ä e e r in g gebxuikt. Straf ö^.diefftal. Liß der Wiehelaars. - 5
Verbonds-Eed van die van Honimoa. Met wat onderfcbeid by die van Noeflalaoet gebruikt.
Verbonds-Eed der Cerammers. Befnydenis der Amboineeien. Ennoodzakelykheit
daar van. Seldzame gedagten der Inlanders wegens hunne ziehen. Wonderlyk
middel, om die weg te nemen. Plegtelykheden omtrent de Viflcheryen, de Jacht en
omtrent andere zaaken. Hoe die van Nallahia de Afgoden dienen. Afgodery van die
van Siri-Sorri, en van de Noeflalauwers.
NA dat wy nu tot hier toe
A M B O IN A ook in zyne
voornaamfte bedienden ge-
zien, en alles aangemerkt
hebben, ’t geen wy tot de
volflage befchryving des zelfs meinen tc
III. D e e l .
behooren, zo gaan wy nu over om van
de zaaken van den G O D S D I E N S T
te fpreken.
Zy is nict altyd een en de zelve, maar
na de verfcheidenheit der tyden ook ver-
fcheidenerlei geweeft.