
io<J Befchryving der BOOMEN, PLANTEN, CO ÜlPlnCn iinf Vcn meinen , dar h» ett- m a ar! va: n i’t. f/ll egte i • •
i g ewceft zyn za l, ’t gcen hy
geltend heeft. 5 *
! § » dat het nu dit voornoemde
nert-iterkende gebruik in de Genees-kun-
ae heett , gebruiken de Chinesen het
o°k als een Reuk-werk, houdende voor
t beite, ’tgeen 200 week is, dat men
net met een nagel van de vineer in-
douwen kanj dog 20p heb ik het nooit
gezien. Dus gebruiken zy het, om een
Karner,daar men z it , kleederen, enz. te
berooken, waar aan ’c een zeer liefFelyke
reuk en geur geeft, die zieh alom ver-
ipreid , opk werd het tot he; verbranden
van de lyken der Indianen, en tot meer
anuere zaaken, die my nu niet te binnen
ichieten, gebruikt. En dir is het al dat
ik met waarheid van de Calambac, uitde
mond atr Chinezen, die niet alleen zclf
m Cambodia, en Quinam geweeft} maar
00k van zommigen die daar geboren waren
, zeggen kan.
Hct A- Wat nu ’t Agel-hout, of ’t tweede
gel-hout. Zoort van Agallochum, belangt, deze
C^*ne:zen hebbcn my verzekerd, dat
ait maar een minder zöort van Calambac-
hout is , dat aan dien zelven Boom valt.
maar ’t geen nog tot die rypheid , als ’t
beite reeds heett, niet gekomen is. :
Andere zeiden, dat het rechte Calam-
bac onder in de ftam, een voet o f twee
van de wortel, maar dat het Agel-hout in
de takken van dien zelven Boom yalt.
Men moet ook weten, dat ’er veeler-
Icy Agel-hout is , en dat ’er in ’t ver-
koopen van ’t zelve een \ groot bedroe
gepleegd werd. .
Het belle Agel-hout valt graauwer van
verw, harder en knoeftiger, als Calambac,
gz lykende in reuk meer na den Benzoin
, dienende 00k meeft, ten dee-
le tot een reuk-werk, ten deele in de
Genees-kunde tot een hertfterkend mid-
del,hoewel het in werking zeer veel van
het Calambac-bout verfchild , gelyk dat
00k aan de prys des zelfs* te oordeelen is
alzoo eeh geheel Pikol (of honderd vyf
cn twmtig pond) Agel-hout, in Quinam,
# met meer als honderd gülden komt tc
gelden.
Ook werden ’er zoo van dit hout, als
van ’t Calambac, honderd grollen van de
bygeloovige Chineezen verhaald , die
my aan alles, wat zy ’er byna van zeggen,
doen twyfeien.
Het is zeker, dat ’er ook in andere
Landen Boomen vallen , die mede een
zoort van Agel-hout geven , die ’er in
verw , en in werking , zeer wel na
gelyken, hoedanig een zoorte ik van
Malacca over ettelyke jaaren gehad heb
behalven dat ’er ook op Djohor, en voor
al op ’t Eiland Belitton zulke Boomen
groeyenj ipaar men hoüd dit egter zoo
\3Ca S n a Ü S S t ¡83 W lW i A -
gel-hout. Ook gefchied ’er door ¿¿ geldgierige
en looze Ghinezen zoo veel be-
drog met het Calambac, en Agel-hvut,
dat Zy de menfdhen dikwils met die beide
bednegen, en ’t moet al een heel goed
kenner zyn , die ’t eene uit het andere
en de rechte zoort van yder van ’t val-
lche wel onderfcheiden zal.
Wat nu de Sandel-boom belangt, die De san.
valt mede m Amboina niet, maar echter del-boom.
werd dit hout, dat mede ief Spcceryag-
tigs, en een aangenaame geur by zieh
Jiceft, zeer veel zoo onder de reükwer-
Ken van den Inlander, als in hunne Genees
kunde, gebruikt.
Daar van zyn drie zoorten,. ’t wit, ’t
geel en ’t roode. Men zegt , dat het
eigentlyk op ’t Eiland Timor, en op de
Eilanden daar ontrent, valt. ~
Veele hebben gemeend, dat deze drie-
derley zoorten van hout, aan een en de
zelve zoort van Boomen groeyen j dog
dit is zoo niet.
’ Hej w!ttc’ cn ’tgeele, yalt aan Boo- Het wit,
men, die byna een en de zelve zoort uit- cn Scel
makenj dog zy groeyen echter veeltyds ? ndd'
yder aan een byzondere, en o oi wel aan
een en de zelye Boom , fchobh zy od
een en ’c zelve Land, te weten, ¿p
, en eenige andere daar ontrent,
voortlcomen, maar ’t roode Lomt
aan-een geheel ander zoort van Boomen
enop een geheel ander Land voört. ’
riet witte Saväel-hout zietmen gemee-
nelyk (met altyd) aan de zelve Boomen
butten om ’t geel Sändtl-hout, ’tgeen
zoo veel als ’t hert van ’t wit Sandei-
hout is.
Echter heeft men ook Boomen , die
byna niet anders, dan wit Sandel-haut
geven, zonder dat men byna eenig hart
o f geel Sandil-hout, daar in vind
Altoos dit weet men nu, dat geen Inländer
onderfcheiden kan, welke Boom
alleen ’t Witte,-of welke ’[ wit cn eeel
nout te zamen geeft.
De Sandel-boom is al fraay hoog, byna
als een groote Mangga-boom, licht-
graauw en wat ros van fchprs, die in
de jonge Boomen zieh wel glad ver-
toond , maar in de oude ’er aflehilferd
t r i vcel dun“ en Itorte
tuflehen-takjens, waar aan de bladeren
tegen een in ’t kruis ftaan, gelykende
wel wat na de kleine zoort van Warin-
gin-bladen, zynde ontrent een band breed
lang, anderhalve duira breed, en vol a-
dertjens tegen een.
Het blad valt aan de oude Boomen
vaal 5 dog aan de jonke donker-groen
makende dus een fraaye lommerige krüin.
De bloeflem valt uit den blaauwen ,*
trektfekkende'wat
na den dönker-blaauwen,
gevende kleine VrugtjfeS o\s Pißaches^ öf
als onze lange Haze^nootftt} dog van de
dunfte zobit
Zoo lang deze Bootti jöng is , geeft
dit hdut geen reuk van zieh j maar ä'lleen
als ’t zoo oüd werd, dät de baft van de
llam berft, en dat die witagtig werd, o f
wit te voorfchyn komt.
Men zegt , dat die ftammen wel een
Vadem o f twee dik werden.
Als nu de Inländer oordeeld, dät het j
tyd is , zoo kapt hy die Boom ä f «
zomtyds pas boven de wortel, ook wel
met de wortel ’er by, dat wel beil be-
vonden is.
Ook heeft dit hout ten eerften die
fterke reuk niet j maar t moet eerft eenige
tyd leggen, enbeftorven zyn , en
inen heeft bevonden, dat h e t, om de
reuk by een te houden, beft is, dat men
het witte Sandel-hout zöo lang,als’t tno-
gelyk is, om ’t geele blyven laat.
van beide deze zoorte Werd het geele
voor ’t befte gehouden, ’t geen zöineyds
vry hoog-geef werden kan. Het naafte
daar aan is dat witte , d$ar nog eenig
hart aan isj dog ’t flegtfte, dat geheel
w i t , . en zonder eenig hart isj hoewel
men hier.by zeggen moet, dat geen vatt
deze Boonien een geel hert eer , dan na
dat zy geheel oud geworden zyn, kty-
gen j zoo dat men in een en de zelve
Boom j nog jong zynde, dat geel hart
nooit vinden zal.
Een Bahara van dit hout (te weten
van het befte) werd op vy f honderd pon-
den gerekend, en die komt honderd gülden
te koftei).
Men wil 5dat het buiten de Noord,en
de Zuid*zyde van Timor, ook öp’tLand
van Ende , Bali, op Java, en in meer
andere Landen valt.
Het *Sandei-hout nu , en voor al het
g e e l, dat wel *t fterkfte van reuk is ,
werd, o.m zyn. verkoelende eigenfehap,
hier in Indien heel veel gebruikt, om,
fyn gewreven , en met water gemengd,
’er ’t ly f, o f ’t voorhööfd, ende ilapen
van ’t hoofd, mede te beftryken. Het
eerfte gefchied alleen, om ’t lyf een aan-
gename geur te geven, en te verkoelen
in de heete tydj en het tweede, om y-
mand van hoofd-pyn, uit hitte ontftaan-
de, te verloflen.
Ook werd dit hout by de Benjäneri
zeer veel, nevens andere geurige houtenj
tot het verbranden van hun Lyken gebruikt.
Het witte is al van ouds veel beken-
der in onze Geweften, däri ’t geele, geweeft
j dog ’t laatfte heeft men hier eerft
zedert de vaart der Nederlanders op Indien
lperen kennen'.
O f nu de Oüde de wäre Sandel-boomen
gekend hebben, ichoon ’t woord Aha-
lim, Ntem. xxiv. 6: Prov. vn. 17. en
Abalfah, Gant. rv. 14. door Sandel-boomen
overgezet is , iaat ik den Lezer nu
zelf oordeelen. Immers ik geloove het
niet} maar w e l, dat zy andere geurige
Boomen uit Arabien door de Vaart in ’t
Roode Meir hebben weten te krygen.
Ook ftryd de befchryving van. hunne
Sandel-boomen in vcelen deelcn met deze,
vermits de Sandal-boom niet aan de water-
ftroomen, maar in ’t diepfte en öp ‘ t
hoögfte der Bergen groeid, ook zyn het
zulke Ichoone Boomen niet, om Ifrael
daar by te vergelyken, ofom ’er eenen hof
mede te ve'rcieren, te meer, om dat zy het
leelykft van baft en ftam werden, als zy
moeten omgekapt werden.5 behalven dat
de Ouden niet het minfte van de wäre ei-
genfehap van dezen Boom, cn van de nut-
tigheid j die hy meeft geven mpeft, wi-
ften.
Dit äs myn gevöelen, latendeeen anapr ■
’t Zy ne vry} dog het komt hiy zeer äan-
neemelyk voor, dat, zoo de geleerdftd
nu nog veel verfchil over de wäre Sandei
booni, en zyne eigenfehappen hebben,
het altoos niet zeer waarl’cbynelyk is,
dat Salomo, veel min, Bileam, itts van
de rechte Sandel-boom kan geweten hebben,
zoo men zieh maar weer te binnen
brengt, ’t geen wy in het I. Deel van
dit Werk, wegens de geringe kennis der
Ouden van Indien , van de Gewaflen ,
en andere zaaken van dat Land, ge zegt
hebben.
Om den Lezer egter iet te toonen, ’£
geen ik geloove hy weinig gezien heeft,
geven wy hier op N°. XX XIV. een tak
van een Timoreefche Sandel-boom y na ’t
leven geteekend, te zien.
Behalven het geel en wit Sandel-hout, Het
is ’er ook röod} dog de Boom, daar dit Rood
aän groeid, en de plaäts, daar het gevon- Sandeiden
Werd , Verfchild zeer veel van de
vorige Boom, en van alle de Plaatzen,
daar ’t ander valt. Behalven dat ’er nog
een hevig verfchil is tuflehen de Geleerden
over dat hout, en Over den Boom,
daar ’t aan groeid.
Voor eerft moeten wy vaftfteilen $ dat
alle rööde hoüten, juift geen Sandel-hout
zyn,behalven dat zy ook alle die geur cn
Werking niet hebben.
De beroemde Heer Herbert de Jager, a
die, behalven zyne kennis in de Krutd- ’
künde , in de twintig (meeft Ooßerfche)
Taalen grondig. verftond, houd het Ca-
leatour-hout, daär men in Opper*Indien ,
en op Choromändel, duizenden ftoelen en
banken van maakt, voor een en ’t zelve
met het gemeine Sandel-hout.
Vermits nu die Heer dit naauwkeu