
Verhan-
dcling
Van de
Dieren
Van Amboina.
Verde-
ling van
derzelver
zoorten.
Van de
Land-
Dieren.
De Buffe],
V E R H A N D E L l N G d e r
De Mongkos, in prent vertoond. De Gekko. Een Duizend-been. De Scorpioeri.
Rotten j, $nz. • De Kakkerlak.- ’¿><?,Sagoe*Wormrv Zwarte Mieren. Roode en
Witte Mieren. Byen. De Sprinkhaan. Hei, wandelend Blad.
NA dat wy de Geboomte, en ’t
geen de BoiTchen van Am-
boind uitleveren , dus verre
afgehandcld ÿ en ’t noodige
duar van beichreven hebben,
zal h et nu tyd werderûdat wy oolceehs
vantîe Dieren, dienienàldaar vind, ofinde
Länden , daar oritrenfc- gelegen j alzoo
veele een en de zelve zyn , beginnen te
ipreken.
W y zullen dat juift niet in die ordre
en nèt{ieid,als ’t van de Heeren Genees-
o f Ontleed - kundigen gemeenlyk ge-
iehied} maar echter zoadanig doen, dat
her zal können volftaati | om tè wet'en ,
wat hier valt, hoewel ’cr hier en daar
nog al uitbreidingen by zullen komen,die
deze en gene genoegen geven, en te ge-
lyk zuljen dienen, om veel zaakenteont-
Wàaren, die men nooit te vooren zooge-
weten heeft} dat ik ’ër niet meeryàüne-
dergefteld heb, is meeft veroorzaakt ,om
dat ik oordecl,dat dit Werk egter groot
genoeg vallen zal.
Wat Piiniûs hiér over mdde akngetee-
kend heeft, kanmen/;'Æ. ix. en lib. x.zien.
Om dan met eenige ordre over de Dieren
van Amboina te fpreeken , zullen
wy onze gedagten hier over. zoodanig
ichikken, dat wy zullen handelen:
Voor eerft, vàn de Land-Dieren.
Ten tweede, van de Vogelen.
Ten derde, van de Water-Dieren.
V A N D E L A N D -D IE R E N i
Om nu van het eerfte werk, gaattde
over de Land-Dieren j een begin te ma-
ken,zullcnwy met de grootftebeginnen.
De Büffels (die men hier tot deSteen-
bakkeryen , om de kley te treden, van
nooden heeft) vallen hier niet oorfpron-
kelyk ; maar zyn ’er van ’t Eiland Celebes
,- o f van andere Eilanden, zoo veel
gebragt, dat men die -er nu in een rede-
delyke raenigte vind j doch alle zyn zy
tam, en wanneer zy tot het kley-treden
niet gebruikt werden, zyn zy gewoon
op een Veld , ontrent den Oliphant los
te loopçn i en dan zomtyds, als men’er
voorby gaat, en zy ymand zien, die iets ,
roods aan heeft, al zeer gevaarlyk, in
zoo verre, dat zy dan wel met een groo-
te woede op ymand komen aanloopeh ,
hoedanig zy eens op den Hr. Land-
voogd Vander S tel gedaan , en zyn Ed.
gedwongen hebben met groot leveps-ge-
vaar de vlugt te nemen.
. ,Zy mögen, op zekeren boete, niet in
de Stad loopen , waar op de OppaiTers Nadcrbt
van den Landvoogd paffen , dewyl zy fchreveru
die boete trecken.
Het is eeft Dier van gedaante, als een
grauwe Os-, maar nog wel eens, zoo
zwaar,, gejyk wy hier na zullen zeggen,
en altyd gÖWoon zeer fterk te fauiveii*
de kop zeer verwoed , zoo ras het men-
fchen vemeemd, herwaards en derwaards
te draijen , en de zelve fterk aan te ky-
- keni en anders, by de hitte, gewoon zig
geheel in de moader-poeleu. te baden.
Zomtyds werden zy , jong zynde , wel
gegeten j dog dat gefehica meer op Ce-
Ibbes, öndef die van Gorontalo , &e. dan
wel hier, alzoo zy vry heet en koortzig
Van vleefch zyn.
Haar melk werd hier by veele ver- m l]1(. j -
kogt, en gebruikt, foo wel als de Koe-Sv?,
je-melkj. dog dat zy flechter, en om de enerBoi
Land-hitte zbp geagt niet, als de andere,ter*
is j bl^kt aan de prys ook , die maar iz
ftuivers de fles van anderhalye pint be-
loopt , daar dd fles Koeijen-melk vier
fchellingen- koft j höedafiighet öök raet
de Boter, die daar van gemaakt werd ,
gelegen is-, koftende ’t pond, Koeije-bo-
ter twee gülden, en de andre (die ’er
zeer w it en ganfeh niet aangenaam, nog
ook zoo vaft niet uit ziet) maar half zoo
veel. 1
: Dit Dier valt in ’t wild op het Eiland Wiuii 7im r , maar voor al op ’t Eiland Ce- Oov-
lebes, en wel het meeft ontrent de Dor- ipronke-
pen Padapadangt Sawito., en meer andre val"
vlakke Landen Benoorden Boegis , na lcn*
het Koninkryk van Mandat toe , gelyk
mede ontrent het groot Binnen-Meir
Tempe (waar uit de groote Rivier T fjw
rana , die zieh twee uuren boven
vertoond, in ^f^.loopt) gelegen.
| Men noemd dit Dier by de Maltijers Nart
Garioww, dog veeleyds in ’t gemeen ook Vangfl’,
Boefra (dat Portugeefch is,) maar äiMa- en br-
caffaaren notmen dit in hunne Taal Caram- londer<f
boe Roman, en Lambar, dog de Boegis zoorten‘
(mede een Ryk op Makaffar, onder
Radja Pälacka ftaande) Todong. De Ma-
caffaaren weten dit zwaar Dier zeer be-
hendig met fpringen (van Tacken van
Boomen gemaakt) te vangen. Zy gaan
met groote troppen ’er op uit> en egter
koft het nu en dan wel een menfeh ’t le-
ven, zoo z y , wanneer die verwoede Dieren
op haar aankomen , niet ten eerften
een Boom, daarop zy zieh bergen, weten
te kiezen. En dan ftaan zy voor zoo
een Boom te woeden , cn te tieren, als
o f zy die vernielen, en om ver re liooten
wil-
DI EREN v a n AMBOINA.
•wilden,, om zoo meefter van die daar op
^ zit te werden } dog ondertuffchen kry-
gen zy zoo veel fchiehten, en werpfpictien
in ’t ly f , dat zy eindelyk ter nedérval-
len, o f raaken ook wel eindelyk eens in
cen ftrik.
Daar vallen van deze Dieren twee-
derley zoort, Tarnnie, en Wilde , en
deze zyn zommige zwart, zommige
w i t , en eenige graeuw.
De zwarte zyn de gemeenfte op Celebes
, en vry grooter , dan deTamme,
zynde als halve Olifanten , met witte
maanen aan den hals, ook zwarter van
hair, en zoo zwaar van lichaam, datzes
,of zeven Menfchen hun werk vinden,
om eèn vierde-deel van zoo een Dier te
dragen, zoo dat ’er zyn , die wel izoo.l
ponden, en meer fouaen wegen.
De hoornen van deze Dieren zyn
a veel gro o tera ls die der Koeyen , zynde
Wel een eile o f vyfvieren-deel yder lang,
11a agieren gebogen, en zomtyds ook wel
recht pver-einde ftaändfe ¿zy zyn zwart
van verw, niet rond , maar o f plat, o f
ook wel wat driekantig, gemeenlyk voi
keepen, en kervingen , en ten grooften
deelen >( voor al na., voren toe) niet hol,
maar yaft en als een enkele hoekagtige
ftoffe,
Haai’ oogen ftaan vry veel na buiten
uitpuilende, byna ter groote van een
ey , zyn wit, envertoonendeeenfterken
witten glans,vooral in haar woedé. Zel»
den gebeurd het, dat men hen behenr
dig vangen kan : want als men ze al op
de bovengemelde wyze in een ftrik ,
o f in een kuyl gevangen heeft, moet
men, om ongemacken voor te komen,
die doöden, dat al mede niet zonder
veel moeite gefchied, dewyl zy hard van-
huyd zyn. En fchoon men de zelve
zomtyds nog jong zynde, al levend
vangt (gelyk zy zoo nu en dan nog veel
op de markt van Bòni, de Hoofd-plaats
vant ’t Ryk der Boegis gebragt werden,)
zoo kan men die in ’t wild gevangene,
niet in ’t leven houden , om dat men
haar voedzel niet kend , en dus komen
zy door vérkeerd voedzel ten eerften te
fterven, gerakende eenige dagen te voren
aan een ongeneeilyke buykloop.
De Macaffaarèn houden ’t vleefch van
een wilde Büffel voor een heerlyk wild-
braad | en verheffen hèt vleefch van de
wilde zeer- verre boven dat van den tam-
men Büffel, dat ik wel gelooven wil jj te
meer, alzop men dit ook zoo ontrent
andere Dieren bevind.
De Boegineezen zeggen dat de Hörens
dezer Dieren mede iets , dat merkelyk
, tot de Genees-kunde diend , in zig verborgen
hebben. Zy maken van de zejve
cen Poeder, en ltroijen dit in verfche
III. D e e l .
vlecfch-wonden, opene gezwellen, &c
bevindende,dat het zeer fpoedig geneeft,
en de pyn verminderd. Oolc be waren
en gebruyken zy die Horens , alzoo zy
fchoon zwart en vaft van lichaam zyn ,
tot het maken van hegten van meflen,
Houwers, Kriffen«,-Copjens, en andre
werken , die zy zòo vernufig wiften te
polyften, dat men zig inbeeiden zou het
fbhoonfte Ebben-hout ter wereld te zien.
Men heeft ook witte, die wit van
hairen horens, en rood van oogen, dog
die zelden te vinden zyn.
De grauwe, die zoo tuffchen den
witte, blauwe en gryze zyn, vertoonen
byna de zelve geftalte en groote, als de
andere, zynde grysagtig van hair enwat
bleeker van horens.
Dezer beider vleefch is ook zeer hitzig
en koortzig , verweckende zeer licht
het braken en overgeven , waarom het
ook zelden gegeten werd.
. T)c Macaffaaren zuWcn in .doosjens,
van de hoorns dezer Dieren (die gemee-
nelyk nog grooter , als die van de eerfte
zoört, zyn) gemaakt, noit hare Peer-
len , Gefieenten, nog Miftikd's ( zynde
fteenen , in Dieren o f vrugten gevon-
den) be waren , verzekerende , aat zy
(en de laatfte voor al) daar in ver-
bleeken, en van haar kragt veel verlie-
zen.O
flèn of Koeijen zyn hier nu redelyk
veel j dog die zyn ’er niet altyd geweeft j
maar van Macaffàr ( daar zy wat klein
vallen) of' wel van ßali en Java (daar
ze veel grooter , fchoonder, en gladder
zyn) hier ( zoo meyne) in de tyd van de
Heer Demmer gebragt.
Daar zyn ’er aan ’t Cafteel, en ook
op alle de Buyten-Comptoiren alhier ,
al een fraey groot getal, -die desE: Maat-
fchappy toebehooren , en die alleen dienen
voor de Heer Land-voogd, en de
Buyten-opperhöofden , die zig (fchoon
dat op de Buyten- plaatzen eigéntlyk
meeft voor de zieken tot verquicking
dienen moeft ) yan de Melk en Boter
(die ’er zeer fchoon, immers zoo goed,
als in ’t Vaderland, van gemaakt werd)
bedie#n, welke laatfte zomtyds nog
wel een potje Boter aan den Land-voogd
’er van overzenden, verkoopende dege-
karnde Melk (die anders voor de arme
Soldaten behoorde te zyn) door de Sergeant
, ( o f jemand anders ) aan deze en
gene-, dat voor hen nog zoo al wac op-
brengt.
Dat de Boter ’t pond twee gulden, en
de flès Melk vief fchellingen geld, hebben
wy reede gezegt. Dit is wel wat
veel geld; maar ’t en belet niet, dat die
egter dus zeer veel , als zy maar te ltry-
gen is, gekogt werd} alzoo’er ook vry
L l Bor-
Doosjens
van de
Hoornen
der zelve,
qaaad
voor ge-
fteenten
&c.
Koeijen ;
en Offen ;
De Melk
en Boter,