
0 5 V E R H A N D E L I N G dea
%ynde , in een vat gevallen was , daar
’t wel een half Jaar in- gezeten had ,
zonder dat men bedenken kon, waar
van die Dier geleefd had. •
Zy groeijen zeer langzaam voor al,
die men zoo in de Huyzen of Thuy-
nen opvoed.
De cycren der zelve zyn langwerpig ■,
als die der Stangen j dog fmaller. >
De Inlanders eeten deze Schild-pad-
den nicc j dan dat zy ’t vleefch der zel-
ve nu en dan in eenige ziekte wel tot
geneezing gebruyken, voor al in zekere
gebreken, met welke een zoort van
kramp vergezelfchapt gaat.
R Zy kan zig ook in ’t water onthou-
den , gelyk zy ook zoo wel in de wa-
ter-Putten , en elders} in ’t leven ge-
houden werd , aalende op ’t flyk ,
Mofch, en de Vifchjcns , in de Putten
groeijendc*
Men heeft hier te Land ben gevaarly-
keziekte, Penjakit MangkaJJär, dat is,
de Makajfaarfche ziekte genaamd, en by
de Amboineezen, met de naam van Enne-
moeri, dat is, Schild -pads - Euvel, be-
kend.
Z y treft beyde Mannen, en Vrou-
wen , zynde een zoort van een kramp
in de teel-deelen, die met een groote
pyn geheel inkrimpen, en hen , zoo ’t
nict tydelyk geholpen werd , in levens
gevaar brengen.
Om die ziekte nu te geneczen , ge-
bruykt men het onderfte deel van de
borft van dit Dier , ’t welk gewreven,
en als een Poeder den Lyder ingegeven
zynde een groote uytwerking doed 3
dog o f de Inländers (die zeer geheim met
al hunne zaaken, en voor al, diedeGc-
nees-kunde raken , zyn) ’er nog iet anders
by doen, is my onbekend.
Hier vallen ook Kaymans o f Crocodil-
len in menigte alomme , welkers be-
lchryving wy voor bygaan , om dat dit
Dier by andere zeer dikwils befchre-
ven is. ;
Alleen moet ik hier maar by voegen,
dat ik ’er gezien hebbe van een uytne-
mende groote , die ik van verre aan de
uytgangen der Rivieren heb zien leggen
bakeren in de Zon. en die wel 20, 24,
a 30 voeten lang waren.
Men heeft ook de Leguwaan alhicr,
een Dier, ten deelen naednCrocodil, en
ten deelen na een Hagcdis gelykende ,
zoo dat men het tot beyde die zoorten
’ Zou können brengen. Daar zyn Landen
ook Water-Leguwaanen hier a dog
wy befchryven hier de Land-Leguwaan.
Dit is een Dier, gemeenelyk vier voeten
lang, zynde des zelfs ileert anderhalf
maal zoo lang, als ’t ly f. Van kop ge-
lykt het zeer wel na een Kaynaan 3 dog
*t verder lichaam na een Hagedis. Hec
is zwartagtig van huyd , fyn gefchubt
met geele vlekskens over ’t ly f , zynde
verder wat langwerpig rond van lichaam.
De fteert loopt heel fpjts u y t , is bene-
den- rond } en böven hoekig , o f wat
driekantig.' De tongis lang, en in twee
takken, als die van de Slang s gefpleten ,
welke dit Dier zeer lang uytfchiet, om
vliegen, o f eenige andre dierkens , ’er
mede te vanger..
De pooten zyn invyf langeteenen ver-
deeld, en met fcherpe klauwen van een
ongelyke lengte voorzien, waar mede
dit Dier zeer rad wect op een Boom te
geräken. De oogen.zynzwart, enfterk-
glinftcrende j ftaande dicht boven ’t op-
perlte kinnebakken, agter ’t welke men
nog twee kaale plekken , even o f ’t oogen
warenj ziet} dog dit zyn des zelfs
ooren.
Kort agter de pooten heeft het over
dwers een groote fcheur , dienendetot
ontloozing van des zelfsyuyligheid } ook
legt het daar door zyn eyeren, die lang-
zacht, en geelagtig zyri.
Binncnsdyfs hangen die aan een eyer-
Itok , die met twee pypen na de voor-
noemde uytgang loopt. Des zelfs vleefch
is wit en valt, by naalsHoendervleefch,
welkers fmaak ’er ook aan toeeefchreven
werd.
Het is een by zonder gaeuw Dier} we- tende Jen ecrften en zeer gezwind de
Boomen en Huyzen te bekfimmen,
houdende zieh meeli op ’t Geboomte,
dat dichtft begroeid is, en voor äl op de
Waringin- en Linggoa-Boomen , niet bo-
ven in de Boflchen zoo zeer , als wel in
en ontrent die, de welke na by de Rie-
vief-kant, en die ook niet verre van de
Huyzen zyn, alzoo zy by nacht wel gc-
woon zyn de Hoenderen en Endvogcls
(daar zy op aafen) uyt hare Kotten te
halen.
, Zelden kan men die levend krygen ,
vermits zy zoo rad zyn 3 hoewel zy nu
en dan nog veel met ilrikken gevangen 3
dog meeft gefchoten werden.
Dog zy zullen zejden op de eerile
ichodt neaervallen.
Die vaii dit llag in ’t Water leven ,
zyn wel y a 6 voeten lang, wel zoo dik, DerWa‘
als een been o f d |e, zynde verder rond- waa^“*
j van ly f, en uyt den zwarten en geelen
[ gefpikkeld.
j Deze hoüden zieh meeft op ’t Land
1 in de ruygten, in en ontrent de Moeraf-
fen op} dog weten, gejaagdzynde, ge-
Zwind" in ’t water te: ipringen , houden-
J de zieh in de binnen-Waters , en Rie-
1 vieren, gelyk de Caymans.
De Land-Leguwaan flingerd zyn fteert
{om de Boömen, en höud ’er zieh mede
vaft aan de takken. Men
D I E R E N vls‘3 ÄMBOI NAi
De Naam
De Li-
panno,
«en by-
zoort, in
Pttnt.
Men meft de zelve wel in de Huy zen
met Hoender- vleefch èn Ryft j eri dd
Amboineefen maken ’er eer. lekkerny ván 3
maar de Mooren eeten dierioit. Zy trek-
ken’e r ’t dun vel van} koken die met
hiinne Sajor, of Sfenagie , o f bradeh dit
Dier als eenHoen} ook zyn ’er Europa-
nen , die ’t dan wel éeten , voor al de
Matroofen 3 ook fruyt men de Eyeren,
en eet die al mede.
De Maleijers noemen dit Dier Boaja
Hoetan , datis , de Bofeh -Cayman , de
Amboineefen, Boewa , ook noemen hem
andre wel Soa, Soa. De Spanjaarden
noemen dit Dier Iguivana, waar van het
Neerduytich woord Leguwaan fchynd
ontleend te, zyn. Op Sumatra heeft men
een kleender zoort, Cada genaamd 3 dog
de rechte Leguwaan, die op Java by
Matar am valt, werd Sarira , en op andre
'plaatfen van Java Manjawa, dog op
Bàli) Alon genaamd.
Schoon ’er tuflehen deze Legüwaan,
en de Wefl-Indiefche , in opzicht van de
lengte , & c :, veel overeenkomft is , is
’er nogtans ook een groot verfchil tuf-
fchen die beyde : want zy is wel eens zoa
dik van lyf, als dtAmbonfcbe. Ook heeft
de Wefi -Indifche over de rüg doorgaans
een zaage, daar de Ambonfche rond, én
effen is. Oòk verfchillen de verwen ,
enfpikkels, indie béyde, voor al aan de
Caribifche, uytvoerig door de Heer Ro-
chefort Hiß: Aut: Part: I. Gap. 13. ArtM
2 befchreven. • . M
Daar is nog een by-zoort, by den Inländer
Lipanno genaamd , die wy by de
Letter H. in Prent vertoonen.
De Water - Leguwaan krygt zomtyds.
de lengte van een Man j eh de dikte van
een Speenverken. De Honden können
die qualyk aanvatten , alzoo zy zeer fei
van zieh byten } Ibhoon hare tandenkort
zyn, ’t geende reden is., dat zy meeft
met Roers gefchoten werden.
Dit fehynd een en’t zelve Dier met de
Lacerta Libyca te zyn, die de Arabiers
Dzab noemen, en welkers vlees de oude
Arabiers zeer prezen 3 hoewel deze Lacerta
Libyca breeder van lyf is, en meer na
de Schildpad gelykt, die de Hebreen ook
ài Izap noemen. Bochart in zyn Hiero-
roic: Part. t.Lib: 4. Capi i , houd de L e guwaan
met de Lacerta Libyca' en de Izab
der Hfbreen nevens de Dzab der Arabiers
, voor een en ’t zelve Dier , dat ik
, niet.wel toeftaan kan.
Het byt wel fei na de Honden, dòg is
vry mak tegen een Menfch , die ’t niet
licht byten z a l, als men het maar ftout
by ’t vel vat.
Het onderfcheyd tuflehen ’t Manne-
ken , en Wyfken , beftaat meeft in de
groote alzoo ’c eerfte áltyd grooter is ,
ULJDnp.
te weten ,• vier a vyf voeten läng , en eeii
dye van een Menfch dik, : dät'wy beyo-
rens wel vöor een Water- zoort gefteld
hebben.} maar dateygentlyk de. Manne-
kens zyn , alzoo beyde de zoorten op ’t
Land en in ’t Wäter zrg onthoüijlen. . , ^
Zy eeten ook zeer geerne hout^Wor- Haàripyl
meh , waarom zy ook véel met Sagoe-
Wormèn onderhouden werden.. Tegen
den dag ioept dit Dièr gemeenelyk zeer
lüyd, po'e,"-poe9 po'e. (y- : ,
Daar i's nog een andre zoort van Legu- D,e,
waanen} die men de Kemphaan , of Soa ptapV
Soa Ajeri dat is j de Water- Leguwaan j
noemd. • ......
Degemeehè Man hout d.it Dier voor
’t Manneken vart ’t voorgaande Dier ,
dog zy verfchillen zeer vèel} . ende hebben
gecn gemeenfehrtp met malkanderen}
behälven dat ook elke zoört zyn. byzon-
der Manneken en Wyfken heeft 3 ook
vind men ’t Manneken van ’t voorgaande
Dier zeer weynig , en de meefte gladde
Leguwaanen} die ik gezien hebbe , zyn
Wyfkensgeweeft} èn f&hoott ik zelf niet
wetc een Manneken daar vän gezien té
hebben, ben ik egter verzekerd, dat andre
, die dit Dier zoo wel kennen , als
ik , de Martrtekens gezien j en zéér Wèl
ónderfcheydeh hebberi. .
De Kemphaanen in tegendeel werden
alle voor Mannekens gehouden, en daar
van heb ik zeer klaar en onderfcheyderi
de Wyfkens meer dan eens gezien.
De Kemphaan nu is veel korter , èri
dikker van ly f, dan de Wyfkens van de
bevorens beicHreveii Lèguwàan , zynde
i\ a 3 voet lang.
De kbp van dit Dier, den hals , eri ’è
voorlyf, mäken ontrent f voet van zyne
lengte, het agterfte daar by genómep ontrent
de helft vari dit Dier , en'dè fteert
alleen zoo veel, als het geheel lichaam}
uyt. Ook is de kop kor tef, breeder, eri
dikker, dan het voorgaande Dier, eri
mèt meer bulten vòorzien , zynde zeer
fei vän gezicht, en meer na de Kaymari
gelykende. Deszelfs oogen zyri groot
en zwart, agter de zelve een ronde käa-
le vlek in de plaats van de ooren, en böven
op de fnuyt verneemd men twee on-
fcheydene neusgaten. Het heeft.kleene’
digte muyzen-tanden} dogbreedèr, eéri
dikke tong, die rohdagtig, enväriöhder
meeft, als die vatt de Schildpad , aange-
groeid is. Het lichaam is , als dät van
een Vifch, vän ribben te zamen gezet %
dog die breeder, dün en buygzaarii, als
die van een zeer jong biggetje } eri mèt
weynig vleefch bekleed zyri.
De pooten zyn , als die van de Leguwaan
} dog dikker , in vyf teenen vèr-
deeld , en van dünne klauwen voöfZien}
welke teenen aan weerzyden eenige vel*
N n lekeni