
En der
zelver
bedryf.
Waar
men die
na nog
yind.
,Van den
dienitder
Manipeezen.
A M B O N S C H E.'j Z A A K E N
Pas na de ©vergave van hunne kinde-
ren hoor^n die oudcrs een afgryiTelyk
eehuil, en gejammer, en zien ook vei>
icheide Pieken, daar ’t bioed by rieer
druipt, door het dak fteken, dat hen
kan doen denken | dat de kinderen ver-
moord worden} hoewel zy die, na dat zy
’er drie maandeningeweeilzyn,wederom
krygen.
Ieder van deze kinderen krygt dan een
gelchrlderde ftok van dun witRiet, waar
op eenige beelteniflen gebrand zyn, en
waar aan eenige fnoertjens met Kopere
.Chineeiche Penningen zieh vertoönen.
Ik heb nog verfcheide van deze ftokken
in *t jaar 1Ö87, wanneer ik op Caibobo
was, gezien, en ’er zelf eenige van. gehadj
dog ben die - nevens verfcheide andere
Jjeldzaamheden in ’t jaar id p f, by myn
t’huiskomft, op *t Ooft-Indifch-huis tc
Rotterdam quyt geraakt, alwaar zy door
deze o f gene bedienden verdonkerd zyn.
Als deze kinderen nu weer t’huis ge-
zonden werden, können zy gaan nog
ipreken, en moeten dat als eerftgeboorne
kinderen weder leeren j ook weten zy
niets, van’t gene zy gezien hadden, o f
,wat hen daar bejegend was, te verhaa-
len. Daar na werden zy met eenige geele
Verw , en met welriekende Salven be-
ftreken, en gaan hun dorp rond zieh
vertoonen,en eenige gaan Gong’s,Klee-
den, enz. bedelen, om die daar na met
dien opper-Priefter te deelen.
Voornamentlyk vind men deze Tem-
-pels, en dienft der Heidenen fby de
Wefter-Cerammers, Patan genaamd) by
hunne drie groote Kapiteins, Macoereffi,
Manoemeten, en jfoepafauw, die ook, ten
teeken dat zy tot dezen dienft behoo-'
ren, eenige fwarte plekskens op de borft
^fgeltippeld hebben.
- Deze hebben drie groote Marels ge-
bouwd, waar in hun Duivels-dienft ge-
pleegd werd ■, maar gelyk Raäja Sifeoeloe
tot hun groote vergadering niet geroe-
pen werd, om dat hy dezeiwarte plekskens
niet heeft,;,(;hpewel hy anders ook
van - hun Geloof is) alzoo behoord
ook Radjd SaMeJau daar niet toe , gelyk
hy ook geen Marel gebouwd, ofplek-
ken op de borft -heeft.
Die van Manipa eerden van ouds
hunne Goden ook eevft in de digtftel
BoiTchagien} dog naderhand verfcheen
hen (zoo zy-; zeggen) by Tomoewaroe
een vrouw uit zee, Hoewanoy genaamd,
die hen den ganfehen Duivels-dienft ge-
leerd heeft,- te weten, dat zy een hooge
.Baileoe, het Duivels-huis genaamd, ma-
keh, en veertig vrouwen daar op zoo
lang danflen en zingen moeften, tot een
van de vrienden van den fticliter der
Baileoe, o f des Tempels, van den I^uivel
beteten wierd, en razende daar op lod-
pen, en antwoord op hare vragen geven
quam.
Als men hu recht van de Goden der
Amboineezen fpreeken zal i zoo is het
wel in ’t algemeen waar, dat zy den Hemel
met het heir des zelfs, en de Aarde,
als hunne opper-Goden aanmerken , den
zelve dan eens den Hemel.en de Aarde,
dan eens met de- naam yan Heere, dan
eens met den onzekeren naam van Hy ,
aanfpreken, en dien ook voor den
Schepper en beftierder van alles houden y
maar omtrent de mindere en hunne mid-
del-Goden, o f Duivels,-die zy eeren en
aanroepen, verfchillen zy weer zoodanig
van den anderen, dat met alleen ieder
eiland, en dofp, maar .zelf ook veel
huiseezinnea in de zelve, hare byzondere
Goderi, zoo Jn naatn, als in gedaante, en
verbeelding, hebben.
Om ze allen te noemen, is onmogelyk,
maar wy zullen ’er eenige met hun naa-
men opgeven.
Öp de eilanden Honiihoa, en Noefla- Van de
Laoet, had ieder dorp dp zyne. > , . Goden,of
Die van Oelat noemden hunnen Dui-
vel Moetoe'wa Paunoejfa Nitoe Amaboetai, van Ho-,
dat is, den öuden man, de fchadu'ive des nimoa,
Eilands« den Duivel van de huid des ße~
dorps. ■ ■■- ' '
Even zoo hebben ook de andere dor-
pen aldaar hunne byzondere Duivels met
naamen, die ieder hunne beteekenis hebben.
Als de een’ den Duivel der, jonge
doebters,, een ander we£r den Duivel van
V nieuw dorp , een ander den Koning Sa-
niane y o f den ouden Krygs-held^ een ander
weer Nitoe Labba, den Win- Duivel^ den
\ D u iv el, did de Pinang onderzoekt .} den
Klip-Duivel) en wat dies meer is..
By die van Noefla Laoet hebben die
van ’t geflacht , Apoepoewa genaamd,
een byzonderen Afgod, dien zy alom-
me, daar zy woonen , ’t zy op Noefla
Laoet, ’t zy elders, afzonderlyk , o f
inaar alleen dienen, en Hayacka noemen.
Gelyk nu ieder dorp byna zyn eigen
Duivel, o f Afgod, heeft, alzoo ver-
ichillen zy ook geweldig in gedaante.
Een-»van de aflchuwelykfte was Hen
Afgod, dien van ouds die van W a y ,
onder de gedaante van een groot houte
beeid, vertoonende den rechten Priapus
der ouden, en met een groote Manne-
lykheit afgebecld, dienden.
Deze fnoode Afgod wierd niet alleen,
toep zy nog Heidenen tvaren, van hen
gediena , maar in ’t jaar i6?6. heeft
zeker Korporajfl^f die op Way lag,
ten tyde van de?Heer Arnold deVlaming
zulk eenen Afgod aldaar, zeven. voe-
ten grootyomet een Mannelyk teel-
lid, wel. twee fpannen lang, wreed
V A N d e n G O D S D I E N S T .
van1 gezigt, en ipits van knevels, ont-
dekt, zonder dat men oit te voren
däar ¿ ’ gehoord had,, alzoo zy hem in een
ontoegankelyken -rfchuilhoek , waar by
eepige Pieflang-bootnen geplant waren,
verborgen hadden. Hoe daar mede ge-
handeld wierd , en wie daar aan fchuldig
waren, en höe die lieden geftraft zyn,
zullen wy onder dat jaar in ’t beichryven
van de Chriftelyke Godsdienft, om geen
onnoodige herhaling van een en de zelve
zaak tc doen, aanhalen.
Dat dezen Afgod ook by andere op ’t
eiland van Amboina gediend, engeeerd
tvierd, bleek my op zekeren tyd uit een
verhaäl van den Grave van So}*, die
my zeide, dat zy zoo een Afgods-beeld
op de Coracora van Soya in oude tyden
plagten gefneden, en verborgen te hebben
, dien zy Boetob, OelifiTva^ dat is,
de Manlykheit der Oelifivja'Sy noemden,
en dien zy als den God, die hen voor-
fpoed bp zee, en overwinning tegen de
vyanden geven moeft, eerden j waar uit
my dan toefchynt, dat hy by alle de Oeli-
fiwa’s zal gediend geweeft zyn. ,
Dat die van Erna een Afgod, als een
Verken verbeeld, in oude en zelfs nog in
de latere tyden, geeerd hebben, zullen
wy al tnede, daar wy van den Chriftely-
ken Godsdienft fpreken, onder ’t jaar
iö f f f aanhalen.
Die, van ’t geflacht Apoepoewa, op
Noefla Laoet, dienden (gelyk wy aan-
ftonds gezegt hebben) den Afgod Hayac-
ka, die geen gedaante ter wereld had,
en alleen in drie zamen-gebondene houten
beftond.
Zekere Labepe, een der oude voorva-
deren vart dit geflaCht, had den- zelvfiti..
öp de Markt van een vreemd Koopman
van Solof, o f (zoo andere willen) van
Java, gekogt. De verkooper had hem
daar nevens verzekerd, dat, zoo hy die
drie houten Godsdienftig kwam te eeren,
h y , en zyn geflacht, allen bedenkeiyken
zegen daar van erlangen zoude. Voor al
belaftt$ hy hem, dat, wanneer deze of
gene vrouw in zyn geflacht van het eer-
jfte kind bevallen zou, hy dan dien Afgod
in de kraam-kamer moeft plaatzen,
alfcoo dit hären arbeid zeer vergeraakke-
lyken zoude.
Na dat zy nu gekraamt heeft, moet
zy zieh met geen water, maar alleen met
eenige jonge Calappus-bolfter , reinigen.
Ook mag zy geen fpyze,die over ’t vyer
gekookt is, eetenj maar moet zieh alleen
met raauwe vrugten, als met Calap-
pus, Canari, Pieflang, &c. behelpen,
tot ’er tyd , dat zy ter eere van Hayacka
een groot Feeft aangerecht, en veel
vrienden wel onthaalt zal hebben, welker
pligt is veel gefchenken van Goud,
Gongen, Kleeden, &c. tot dit Feeft te
brengen, die dan met malkanderen wak-
ker na T ie f, en Gong zingen, danflen,
ipringen, eeten, drinken, cn vrolyk
moeten zyn.
Na deze vreugde moet zelter man met
een hakmes in de hand, en een Jonge
doch ter met een Gorgelet al danflende j
tsjakalilende, en zingende, van veel andere
gevolgd, na ’t ftrand gaan, dief
even als zy , zingen, danflen, op Gong
en T ie f fiaan, en zeer vrolyk zyn, tot
zy op ’t ftrand komen, om water in te
fcheppen, dat zy in ’t dorp brengen,
waar mede ’t kind op ’s moeders fchoot
gewaflchen, en waar na dan weer zoo
gedanft en gezongen moet werden, tot
dat de vrouw, uit de kraam-kamer vooir
den dag körnende, zieh met dat water
ook xejuigt 5 zieh net met al hare klei-
nodien opichikt, en met hare Goude
ketens om den hals 3 arm-rihgen aan de
handen, ringen aan de vingers, en inet
hare oor- qieraden aan de ooren ver-
fchynt, na ’t welke zy haar dan gebieden
mögen weder gekookte fpys te eetenj
dog geen van hare kinderen, ’t zy van ’t
mannelyk of vrouwelyk geflacht, mögen
in eeuwigheid Oebi Höetan, o f Cäladi
( zekere vrugten) eeten.
Alle) die van dit geflacht zyh, zullen
ook van geen vrugten, nog Siri Pinang ,
van anderen eeten, om hären Hayacka
niet te vertoornen. En zoo vreezen ook
alle lieden van andere geflachten met lieden
van dit geflacht om te gaan, zegr
gende, dat zy als een verteerend vuur
zyn, die iemands Plantagien doen verdorren
j dog.om cjit voor te komen , Zoo
npy-ipn dir gene, die zulk een buurman
by hunne Laiid^fy&n ’bekomen ■’hebben,
eenig water van hem, en befprengen hun
Thuin daar mede, en dan is al die hitte,
en ’t gevaar over j dog alvorens dit water
te gebruiken, moet het in een lid van
een dünne Bamboes gedaanj met zeker
blad, Moleleoe genaamd, toegeftopt, en
daar, als dien Afgod, om zyn zegen aan-
gebeden werden.
Indien de lieden van dit geflacht dit
niet nakomen, beeiden zy zieh vaft in,
dat 'zy geen zegeri‘zullen hebben j maar
zoo zy aezen God ernftelylc dienen, dau
zullen zy zekerlyk gelukkig zyn, ryk
worden, en voorfpoed hebben.
Deze lieden nu hebben wel deze opper
en middel-Godenj maar men moet
zieh egter niet verbeelden, dat zy een
vaften of ordentelyken tyd onder Zieh,
beraamd ofvaftgefteld hebben, omde-
zelven te dienen, zy weten van geen
Morgen- o f Avond-Gebeden, en zyn
ook, voor, o f na den eeten, noit ge-
woon, te biddenj maar fchikken zieh
A 3 in