
•als de Ambonfche Lap-Hoorn. Waar zy
vallen, Weet ik niet. Agter aan zal nog
een groote gedoornde zoort volgen.
De Verkens-beki
Dit is een zeldzaam ituk. Heb’er maar
•twee van.
De IHefi-Indifche Argus.
Deze is dunncr, ook donkerder van
grond, en witter van oogen, als de Oofi-
Indifche.
lk heb’erdrie van, dievolkomenzyn,
en twee aFgeilepene -, dog een die ongemeen
fraey, zeer helder van grond en by-
•zonder wit en groot van vlekken is.
De kleene reode getakte Lap- Hoorn.
Van deze h eb ik ’er twee paar zeer fraeje.
Zy zyn kleen , niet boven een kleene
hand groot, en zeer glad op ’t lyf. Ook
heb ik ’èr 2 a 3 paar kleene van.
De Weft-Indifche Rudolphus , of PPyd-
monder.
Hy is van binnen wyder op , en platter
als de Ooß-Indifche , ook »-hyaan de
eene zyde wat flaeuw Orangie j dog van
buiten vol zwarte en witte ribben , en
na agteren wat geknobbeld. lk heb ’er
•drie van.
De geele geiahte Lap-Hoorn.
Van deze heb ik ’er een, a twee.
De -witte flompe Zwitzers-broek.
Van deze heb ik ’er een paar , en het
fchynd my toe de zelve te z y n , die in
Rumphius Rariteit-kamer aangehaald ftaat
in de Plaat N°. X X IV . Num. 1.
Ook heb twee zeer groote dito , met
langer doorns, als de kleene, en nog een
lever-verwige kleener.
De Wefi-Indifche ger'ib de Caskeï.
Van deze bezit ik ’er twee.
%y zyn maar een vuift groot, zommi-
ge rood, zommige bruin met witte vlek-
ken. Ik heb ze beiden } dog de eene is
ongemeen fraey.
In de Rariteit-kamer van de Heer Rumphius
, is zy aangehaald op de Plaat No.
XX III. by N°. en die van N°.2. kep-
ne ik weli dog heb die niet.
De Bedde-Tyk.
Hier van zyn veelerley zoorten, met
en zonder takken. Van de eerfte heb ’er
een, en van de laatfte zoort drie, defraey-
fte van dezè zoort, bezit de Heer van
Segwaart, en de Heer de Kontng 5 immers
ik heb ’er noit beter gezien.
De getakte Snippelrbek.
Van deze heb ik ’er twee, zynde de
zelve , die in de Rariteit-kamer , op de
Plaat N°. 4. voorkomt.
De IVefl - Indifche geknobbelde Storm-hoed'
Van deze bezit ik een weergadeloos
paar, zeer helder van grond, en vol hel-
dre bruine knobbels.
De gedoôrrtde Snippelrbek.
Van deze , op de zelve Plaat N 0-.
X X VI. N°. y. gemeld, bezit ik een groote,
en ettelyke andre.
De Weft-Indifche Boere-Jongen.
Deze is korter in een gedrongen als de
Oofi-hdijche9 en licht-ros van verwe.
Heb een zeldzame met een witte fmalle
band byna boven aan.
De vleùgel-Hoorn, o f Kemphaan.
Van deze zyn ’èr verlcheidenerley 'j dog
heb ’er drievàn, die lever- ver^vig Zyn. lk
heb’ergèzicni die uitmuntend, heerlyli,
en van een fterke Appelbloezeme verw
waren, die wÿook op zyn plaats melden
zullen. Agter aan volga onaer de zcïdza-
me nog een ongemeen paar.
De Wefi-Jndifche Brandaris.
Van deze heb een bruine, en twee graeû-
we, de eene mooy groot.
De JVefi-Indifche lever-verwige Brandaris ,
met veel tewarte banden} een fchoon
ftuk.
Ik 'bezit ’er èen ongemeen ftuk van.
De IVefi- Indifche gemarmerde Toot.
Dit is een zoort van Tooten , zom-
tyds gemarmerd, zomtyds metfpikkels,
en ook met groote vlekken. Ik heb ’er
vyf verfeheidene van.
De ‘Wefi-Indifche Kroon-Hoorn.
Heb ’er vier van. Hy is ros van verw,
en wit.
Daar zyn ook geele en Orangie-agtigej
dog by andre Liefhebbers.
De zeldzame korte gedoornde Snippelbek.
Heb ’er drie van.
Het gekarteld Curaçaos Tuytje. .
Heb ’er twee paar van.
De roffe-platte Zee- Appel. ', ggj
Bezit ’er een paar van.
De Arguinze ongebandeerde Lip-Hoorn.
Heb veriebeide van de zelve.
De Arguinze gebandeerde Lip-Hoorn.
Deze is veel kleener dan de vorige, en
wat anders van fatzpen. Ik heb ’er ette-*
lyke van.
Het kleen gefpikkeld Àrguins Hoorntjè.
Heb van deze ’er mede eenige.
Het .kleen Arguins Lip-Hoornken.
Van deze heb ik ’er ook eenige.
Het
Het Curaçao’s rôod-Meyrtje.
Dit valt wat grooter, en wat bruiner,
als ’t recht roode Meyrtje, waar van mede
een paar bezit.
Het Appelbloezem Dadel, o f Sipmans-
Tootje.
Hier van heb ik ’er twee.
E)e gladdeSpil met tanden j by Bonan-
rius9 in de III. Clafljs, N°. 121. te zien.
Hier van bezit ik ’er een paar, en weet
’er nog maar twee paar van. Het een ,
met nog een grooter zoort, heeft de
Heer Francois Kiggelaar, in 's Gravenhage
bezeten (dog i.s nu in ’t Cabinet van de
Heer van Segwaart ) en ’t ander is op de
verkooping van de Heer Luder verkogt.
De Purpura, vallende in Cadix j my ver-
eerd door de Heer Voet.
Kinderkens in de Luuren,
Van deze heb ik ’et eeiipaär, mydoor
de Heer Kiggelaar gefchonken.
De kleene Moorfche Tulband.
Dit is een moye zoort Ván Alikruikcn,
ö f Slekken, die rood, wit 9 en ¿ok fehoon-
rood en wit gëmarmerd zyn. Ik heb ’er
vy f van. '
De kleene Moorfche Tempel.
Ik heb ’er vier van, en zy zynblaeuw-
ägtig j dóg de huid is ’er afgetirökken.
Anders zyn zy bruin.
Het zeldzaam Midas-Oor.
Van binnen aan de zoom Appezbloef-
. fern. Ik heb ’er twee a drie.
Het verkeerd geel Hoorntje.
Daar zyn ’er ook} die groen zyn.
Een ander vreemdgeribd Hoorentje, graeuwagtig
byna als een Baftaard-Purper-
Hoorntje.
Ik heb ’er een van.
Het IVefi-Indifch kleen Störm-hoedje.
Van fatzoen verfchild dit niet van ’t
Öofi-Indifch kleen Storm-hoedje 5 dog ’t
heeft, in de plaäts van een Fyn gebreid
netje, grove ribben , die een fpierwitten
grond uitmaken, en waar op geele vlekken
zyn. Ik heb ’er drie, en ’t een is
zeer kleen, en niet grooter , als ’t uiter-
fte lid van myn middelfte vinger -, dog de
2 andre zyn nog wel eens zoo groot, en
zeer fraey.
De Orangie Kuypers-boor.
Ik lieb ’er een paar van.
De geele Kuypers-boor.
Ik heb ’er ook een paar van.
De Spier- witfe Kuypers-boor'. :
Ik bezit ’er een paar van, en ik heb
die noit by iemana anders, dan by de
Heer van Segwaart ,.de Hr. Voet9 en nog by
een Lief hebber, een paar o f twee gezien.
De Citroen-geele Doy er.
Ik Heb ’er twee van de zelvc.
De Orangie Doyer'.
Ik heb ’er ook twee ván.
De Gemarmelde Doyer.
Ik heb ’er ook twee van.
Bonte Doyers.
Ik heb ’er ettelyke van , en zy vallen
op Curaçao.
De zeldzame Toi.
Ik heb ’er drie van.
Het groot Buykje.
Een zoort van gevlekte Bezoars, van
welke ik ’er twee hebbe.
Het geel Beddeken.
Hier van heb ik ’er een paar, van de Heer
Groen tot Amfierdam9 gekregen, gelykende
zeer wel na de Horen, die men by Rumphius
Tah XLIX. by de Letter C. vind.
De kleene Wydmonder.
Ik heb ’er drie paar van.
De blaeuwe Knol-Hoorn.
Deze valt op onze Stranden. Heb ’et
eenige van.
De geele Doyer.
Deze vallen ook op onze Stranden. Ik
heb ’er ook eenige van.
De blaeüwe Doyer.
Heb ’er mede èènige, en zy vallen ook
ôp Schevelingen.
De Hollandfche Siek.
Van deze heb ik ’er velerley zoorten,'
en van een fraeje teekening.
De vreemde Boeren-Jongen, tiit deBaey
van Cadix.
Deze is kleen , als een kleene Boere-
Jongen van gedaantej
Ik heb ’er drie byzoridre paaren vah.
De Karakal. .
Deze valt tot Ceulen, en heb ’er eenige
vanj maar daar vallen fchoone bruine
in de Middellandze- Zee, die van onder
Appelbloeifem zÿn.
De Heer la Faillie in den Hage heeft
’er verfcheide van, ook heeft ’er de Heer
van Segwaart een.
I I I. D e e l . Hei