
De Chintzen vcrkoopera veel van dit
hout aan de onkundigßn- vow röcht Ca-
htmbacy dog die ’er maar wat kermis van
heeft, en die ’t maar brand, of prbefd,
2al~ aanftonds ootdekken-, dat die hei
rechte niet ; want fehoon beider fimak
bitter is, zoo trekt dat van ’t Calambac
zeer fterk na de Citroen-fhnaak 5 daaf ’t
andere na den Aloe ^ en Aljfem, trekt.
Behalven deze heeft men hier meer
zoorten van Melk-gevende Boomen,
waar onder de Poele-booni , de wilde
Mangga-boom, eil aridere , geteld wer-
Andere
zoortcnvan
Melk- of
ttp-ge-
vende den , die haar gebruik ook in de Ge-
Boomen, nees-kunde hebben , en van welke zom-
mige wel tot timinerhout gebruikt wer-
den, dienende om planken, ribben, ily-
len, enz. van te zaagen. Ook z yn ’er,
die in plaats van zufken Melk, een zeer
kleefagtigc, o f wel een roode vocht van
zieh , en dus al mede hare nattigheid
geven.
De Dm- Onder deze is de Boom, die 't Draa-
ken- ken-bloed uitleverd , zeer vermaard 3 maar
boom" gelyk ’er in Indien^ en eldcrs, verfchei-
dene zoorten van Draaken-blöed bekend
zyn (beftaande een zekere zoort van
dien in k'oöken, een andere in kleine bol*
letjens, en een derde zoort in ftompe
kegels,alle welke de MaleyersDjernang^
o f Draaken-bloed, noemen) alzoo is ’t zeer
waarfchy nelyk, dat deze drie zoorten
ook van verfcheidene Boomen, o f Hec-
fters , voortkomen.
Men meend, dat het eerfte van een
grooten Boom j diö zeerdik is,en die ik
aan de Caap der Goede Hoop in de Tuin
van de E. Maatfchappy gezien heb, voort-
komt} dog het tweede van zekere zoort
van groote Rotang ^ waar aan veel kleine
geruyte Vrugtjens gröeyen , die ook
veel op Sumatra, en elders~valt, en die
daar Rotang Djernang, o f Draaken-bloeds
Rotang, genaamd weivi.
W y vertoonen hem na ’t leven met
zyrte Vrugten op N°. X L IX,
Andere Zeggen, dat dit bloed ’t zap uit
de Roode Ltnggoa, o f uit de Caleatour-
boom ,is , alzoo die ook tön rood zap uit-
ievertnj dog ik bekenne zeer geerne,dit
niet wel te Wetert, hoewel ik dat uit de
Rotang voor ’t befte, eil rechte, hotide.
W y zullen van ’t gebruik, en de nut-
tigheaen van dit Draaken-bloed niet fpree-
ken, alzoo dit den Gerne ¡-kündigen beter,
dan my, bekend iS.
Onder alle zoorten Vaö Boomen egter,
die hier , o f hier ontrent Vallen, ken ik
geen ichadelyker, als de Vogt van de
Macaffaarjfe Vergift-boom.
Dit hout valt zomtyds roodagtig,zwart,
en ook Wel geel, welk laatfte voor ’t beite
gehöuden werd. Men heeft van de-
zen Boom een Manndtjen en een fVyfjen.
De
Vergiftboom.
Deze Boom is groot, hoog, en van
blad, byna als een Lauwrier-btadrgetimd.
l Ik heb' van *c Mannetjen een tak in ’t jaar
j i‘ö88.- in myn hand gehad , die eerft- van.
| Mac affar gebragt was , en waar varo ik.
hier een teekening op N 0. L . P. gelyk
van ’t Wyfjen No. L I . Ä ., geve.
Men zegt dat ’er maar weinig Boomen
van zyn , die in. ’t Land: van ‘furcstte op
Celebes valleu, en dat men geen andere
, als dbodfcbuldige, gebruikt, om op
zekeren tyd van ’tjaar, als ’t afgewind
is,na die Boomen te gaan,om ’t vergift
van daar te halen. Ook getuigen de zel-’
ve, dat ’er loovernog gras ontrent wafcht,
en niet, dan zeer verre van daar,ontrent
die ftreek gezien werd.
Dit Vergift moet met groote voorzig-
tigheid in Bdmboezen^doax ’t allengskens
uit de fchors van den Boom indruipt, door
zoodanige Perzoonen op deze wyze ver-
zameld werden, dat zy eerft hunne han-
den, hoofden, en uiterlyke deelen, wel
ter degen met doeken bewinden : rwänt
zoo zy met hunne bloote: fianden dit
’er van wilden haalen, zouden zy aanftonds
hunne zenuwen en ledeij voelen
opkrimpen, en verftyven. Zy hebben
ook van tyd tot tyd bevonden , dat het
felfte vergift digit aan de wortel zit.
Men vergadert dit zoo in verfcheidc
Bamboezen, die dan op MacaJJar gebragt,
en door ymand van de Grooten en
Princen als een Heiligdom bewaard werden,
om ’er hunne fpatten eft pylen mede
te beftfykcn 5 dog daar behoord ook
zeer veel moeite toe, om dat vergift in
zyn kragt, en behoorlyke gematigdheid
van köude en hitte, te bewaren , alzoo
groote koude het zelve quaad, en al te
groote hitte het nog veel meer quaad
doet, zoo dat het geduurig op zyn tyd
dieiid gelugt te Werden. Ook hebben
zy hare proeveii ’er op, om te weten,of
’t nog goed is. Honderderley zottighe-
den werden ’er van den bygeloovigen
Inlander by verhaald, die ’t ons niet luft
hier aan te teekenen.
Als zy ’er hunne fpatten o f pylen mede
beftryken willen , moeten zy dat
eerft met ’t zap van Lampoejang mengen,
en als het daar iii niet als kookt en zied,
deügd het niet meer.
Men z e g t , dat dit vergift zoo ihcl
in zyne werking is, dat het aanftonds na
’t hert vliegt , en ymand ten eerften ter
dood brenet.
Rad ja Palacca, een van de magtigfte
Köningen wel eer op ’t Eiland Celebes,
heeft daar van eens eenige figtbare preu-
vengegeven, door twec doodfehuldigen
met een aangeftreeke en vergiftigde Kris •
een fteek vooraan in den duim , dat ’er
maar even ’t bloed uit quam, te geven,
Boomen,
tot Tim-
merhout
dienende.
Waar op hy onmiddelyk, of te gelyk op [ ’t af kappen hunner leden, en alleen door
eene en de zelve tyd,hunnen arm afkap- de fnelle werking van dit vergift, geftor-
pen liet j hoedanig het ook met twee ven waren, liet die Koning ze aanftonds
andere aan hunnen grooten tecn gefchied openen , en men bevond hunne hertcri is, terwyl hunne beenen op de zelve tyd alle vier fterlc vergiftigd , zoo dat de
afgekapt wierden. Genees-kundigen oordeelden, dat zy daar
Deze vier menfehen ftierven kort daar door, en niet Van die wonden, geftor*
aan 3 dog tenbewyze, dat zy niet door ven waren.
De Djati-
boom.
S E S D E H O O F D S T U k
BOomen, tot timmerhoul. De Diati-boom. De Yzer-hout-boora. De Nani-
boom. De Samar-boom. De Cofafla- en de Roetoe-Pia-boom. De Sicki-
boom. De Titi-boom. De Samama-boom. De Dawan-boom. De Tikos-boom.
De Kore-boom. En meer andere zoorten van heut. De Cajoe Amaas- e»Lobe-bóom.
De Aroepa-Halaur-Surcn- en Ewafla-boom. De Lolan-waran-boom. De Cajoe
Koeda-boom« De Cafuwaris-boom. Mangi Mangi-boönien. De Cajoe Tahi-
boom , enz. Vitmuntend Ambons timmerhout. De gemeene Ebben-boom. Dé
graawwe zoort des zelfs. De witte zoort. De Lalli-bpom. Verfcbetde baftaard-Eb-
ben-boomen. De Lolin-boom. De Salemoeli^boom. Wilde Bofch-boomen. De
Grootbladige Waringin-boom. De Kleinbladige Waringin-boom. De Bitsjaar-
boom. Verfcbetde andere wilde Boomen. De Cajoe Langir-boom. De Wilde Na-
gel-boqm. De Coelit-Papedo-boom. De Polot-boom. De Waran-boom. De
Ay Aflä.
Boomen, tot timmerhout dienende.
"W Us verre gezien hebbende,
^ wat zoorten van Vrugt-boo-
■ M m en Amboina, en de naburi-
B ge Geweften, uitlcveren, die,
o f voor de fmaak , ’t zy tot
ipyze o f dranlc, o f tot een geur,als Spe-
cery-boomen, o f tot andere dienften,als
Hars- Melk- en Vogtboomen,- nuttig-
■heid , o f gebruik hebben, zoo dienen
w y , om ons beftek te volgen, nu over
te gaan tot die zoort van Boomen , die
tot het Timmeren en Bouwen van Hui-
zen, Schepen en mindere Vaartuigenj of
tot het maken van fraay Huisraad, voor-
namelyk gebruikt werden.
Men kan deze Boomen weder in twee
zoorten onderfcheiden, ofin de gemeene,
die maar flechte, dog fterke ,.o fin
keurlyke, fraaye,zeldzamc,en de meeft-
geagtfte houten geven,
Onder de eerfte kamt ons het Djati-
hout voor, als een Zoort, die , om hare
gelykheid met ons Eyken-hout, verdiend
hier eerft geplaatft te werden. Men
wil, dat dit woord in ’t Javaanfch duur-
zaam beteekend , dat wonderlykwelmet
den aärd van dit hout overeenkomt.
Het is e6n Boom, die hier van ’t Eiland
Java gebragt is. Hy werd in de
Hortus Malabaricus in ’t IV. Deel afge-
jbeeld^
Het is een van de hdogfte Boomen dei
Wouds, die men op Java vind.
Hy werd mede in ’t Mannetjen en PVyf-
jen onderfcheiden j dat men alleen aan ’t
hout onderkennen kan.
Hy heeft een zeer groot blad, dat, als
hy nog jongis, wel drie voet lang , en
ontrent twee breed werd, agter fpits
toeloopende 3 dog dat voor rond is.
Bo ven op is dit blad donker-groen, zeer
ruig en fcherp 3 dog onder graauw eö
wolligi vol dikke ribben, die zieh veel
daar op vertoonen.
- De bladeren ftaan tegen malkanderen
aan, ende de vier maken een kruis, vet-
toonende zieh aan lange, rechte wollige
takken* hoedanig doorgaans de fchorfle
van den Boom is. Ook is ’t zap,- dat uit
dit blad komt, bloed-rood.
* De witte bloeflem komt in het droo-
ge Zaizoen met breede troflen, zynde
zes witte fnazelen met zes geele knopjens
’er inj dog de Vrugt komt uit een ander
khopje ,• dat ’er ih ’t niidden ftaat, in
November op Java voort, dog in Ambon
bloeid hy in April, o f Me y.
De bittere reuk en fmaak, die in beide
deze houten,' zoo wel van ’t Mannetjen
, als van ’t TVyfjen^ is, veroorzftakt, dat
’er nooit de wörm in komt, zoo lang ’er
maar eenige reuk by is. Het hout van
’t Mannetjen is donkcr-blcek met veel
E c % ftreo«'