
 
        
         
		bloedzuigers,  door  Junghuhn  als  Hirudo  Zeylanica  Blainv. gede-  
 termineerd.  Zij  komen  echter,  zoo  al  niet  op  Java,  dan  toch  op  
 de  naburige  eilanden,  in  een  verscheidenheid  van  soorten  voor,  
 waarvan  sommige  fraai  met  lichtgele  strepen  geteekend  zijn. 
 Deze  draadvormige,  yan  f   tot  1  duim lange  wormen,  zijn  op  
 Java  in  de  vochtige,  schaduwrijke  plekken  der  oorspronkelijke  
 wouden  van  de  derde  zone  zoo  menigvuldig,  dat  men  deze  niet  
 te  onrecht  „de  zone  der  springbloedzuigersH  noemen  zou.  Zij  
 onthouden  zieh  niet  enkel  op  den  grond  bij  de  rottende  boomstammen  
 ,  maar  stijgen  ook  naar  boven  in  het  gebladerte  van  
 het  kreupelhout,  en  daar  zij  het vermögen  bezitten om, door zieh  
 in  te  trekken  en  dan  plotseling  uit  te  rekken,  eenige  palmen  
 ver  te  springen,  zijn  zij  voor  de  reizigers  die  de  hooge  bergtoppen  
 bezoeken,  vaak  eene  geduchte  plaag.  Junghuhn  vond ze  
 in  sommige  streken  zoo  menigvuldig,  dat  hij,  schoon  zijn  tocht  
 zoo  snel  mogelijk  voortzettende,  twee  nevens  hem  gaande  Java-  
 nen  belasten  moest  met  detaak,  die  hen  zonder  ophoudenbezig  
 hield,  om  de  bloedzuigers  af  te  rukken  van  de  verschillende  
 deelen  zijns  lichaams  waarop  zij  zieh  hadden  neergezet. 
 Tot  de  borsteldragende  annelieden  van  Java  behooren  vele  
 soorten  van  lumbrici,  die  overal  gevonden  worden  waar  eene  
 dikke  en  vochtige  humuslaag  wordt  aangetroffen.  Den  gewonen  
 aardworm,  Lumbricus  terrestris,  vond  Bleeker  op  den  Salak  
 nog  op  eene  hoogte  van  6000  v.oet.  In  de strandmoerassen daar-  
 entegen  leven  velerlei  serpulienen  en  amphinomienen, deels in de  
 gaten  en  groeven  der modderbanken  en  polypenhuizen,  deels  in  
 aangespoelde  houtbrokken  en  boomstammen  of  andere  lichamen. 
 Wij  zijn  in  ons  vluchtig  overzicht  genaderd tot de hooger geor-  
 ganiseerde  arthropoden,  waartoe  de  omvangrijke  klassen  der  
 crustaceeen  of  schaaldieren,  der  arachnoieden  of  spinachtige  die-  
 ren ,  der myriapoden of duizendpooten en der hexapoden of insecten  
 gebracht  worden. 
 De  crustaceeen  nemen  onder  de  dieren  van  Java  eene  belang-  
 rijke  plaats  in ,  dewijl  vele  soorten  aanmerkelijk  bijdragen  tot de  
 voeding  der  bevolking.  Dit  is  echter  nog  niet  het  geval  met  de  
 lagere  groepen,  zooals  de  cirrhipeden  of  rankpootigen,  waarvan 
 het  geslacht  Baianus  (de  zeepokken),  dat  zieh  op  paalwerken en  
 drijvende  lichamen,  vooral  ook  op  de  schalen  van  weekdieren  
 en  zelfs  op  de  huid  van  sommige  visschen  hecht,  längs  Java’s  
 kusten  in  onderscheidene  soorten  talrijk  vertegenwoordigd  is;  
 evenmin  met  de  geslachten  Cyclops  (waterluis),  Cypris, Daphnia'  
 (watervloo),  Limnadia,  Branchipus,  die  op  Java  de  orden  der  
 copepoden,  ostracoden  en  phyllopoden  vertegenwoordigen  en,  
 höe  klein  ook,  zieh  in  de  moerassen  der  stranden als  reuzen  en  
 geweldenaars  voordoen  onder  de  hun  tot  voedsel  dienende  infu-  
 sörien  en  rotatorien,  met  wie  ze  levensvoorwaarden  en  geographische  
 verbreiding  gemeen  hebben.  Maar  wel  is  dat  het  geval  
 met  de  limuli  of  Moluksche  krabben,  welk  geslacht  alleen  de  
 familie  der  xyphosuren  en  de  orde  der  poecilopoden  vormt.  De  
 Limulus  moluccanus,  de mimi der inlanders,  wordt in de maanden  
 Juli  en  Augustus  dagelijks  op  de  reede  van  Batavia  in  menigte  
 gevangen  en  levend  ter  markt  gebracht.  Ofschoon  men  ook  het  
 vleesch  eet,  zijn  de  limulen  vooral  gezöcht  om  de  eieren,  die  
 de  inlanders  en  Chineezen  met  rijst  en  azijn  tot eene smakelijke  
 spijs  bereiden. 
 De  voor  den  mensch  nuttelooze  arthrostraken,  die  door  de  
 parasietisch in de mondholte  en  de kieuwen van zeevisschen levende  
 Cyanothoa’s  en  voorts  door  de  geslachten  Aega,  Sphaeroma,  
 Oniscus  en Armadillo,  waarvan  de  beide  laatste  tot  de Oniscinae  
 of pissebedden  behooren,  zeer  talrijk  vertegenwoordigd  zijn,  vermeld  
 ik  slechts  in  ’t voorbijgaan.  Onder  de  stomatopoden  bieden  
 de  squillidae  of  zeesprinkhanen weder  een  paar  eetbare  soorten,  
 die  nu  en  dan  te  Batavia  ter  markt  komen.  Enkele  malen komt  
 in  de  Javasche  wateren  de  Squilla  maculata  voor.  Maar  van  
 veel  meer  belang  zijn  de  decapoden  of  tienpootige  crustaceeen,  
 tot  welke  klasse  over  het  geheel  de grootste  soorten  van  schaaldieren  
 behooren, en daaronder bijna alle soorten  die, hetzij in Indie  
 of in  Europa,  gewoonlijk als voedsel dienen: kreeften, garnalen eh  
 krabben. De decapoden,'ofschoon ook meer binnenslands in en bij de  
 rivieren  niet  ontbrekende,  zijn  vooral talrijk längs het strand.  De  
 macruren  of  langstaartige  decapoden  zijn  hier  vertegenwoordigd  
 door  de  geslachten Peneus, Palaemon, Alpheus, Scyllarus, Thenus, 
 la