
 
        
         
		scholen  te  Mekka  fatwa’s  zijn  uitgegaan  die  overeenstemmen in  
 de  yerklaring,  dat  een  land  als  Daroe’l-isläm  is  te  beschouwen,  
 zoolang  er  ook  maar  sommige  instellingen  yan  den  Islam worden  
 gehandhaafd.  Intusschen  moet  men  niet  uit  het  oog  verlie-  
 zen,  dat  de  strekking  dier uitspraken i s , zieh in het onvermijdelijke  
 te  schikken,  en  dat, zoo  eenmaal de  omstandigheden  een  günstige  
 gelegenheid yoor omverwerping van het Europeesch gezag aanhoden,  
 op  de  trouw  der  geestelijkheid  niet  meer  te  rekenen  zou  zijn.  
 'Waakzaamheid  blijft  dus  plicht. 
 Ik moet  thans  trachten  de  organisatie  van  den  Islam  als  ker-  
 kelijke  instelling  op  Java  zoo  kort  mogelijk  te  schetsen.  Het  
 verdient  opmerking,  als  een merkwaardige anomalie, dat op Java,  
 in  den  eersten  tijd  na  de  bekeering  tot  den  Islam,  aandepries-  
 tervorsten  van  Giri  bij  Grissee  eene  geestelijke  souvereiniteit  
 werd  toegekend,  terwijl  de  wereldlijke  hij  de  vorsten van Demak  
 herustte,  en  het  eerst  in  1680  aan  het  huis  van  Mataram,dat  
 de  plaats  van  het  Demaksche  had  ingenomen,  gelukte  ook  het  
 geestelijk  gezag  aan  zieh  te  trekken.  Dat  geestelijk  oppergezag  
 wordt  nog  heden  in  de  Vorstenlanden  door  den  Soesoehoenan  
 van  Soerakarta  en  den  Sultan  van  Jogjakarta  uitgeoefend,  zoo-  
 als  blijkt  uit  hunne  titels  van  Sajidin  *)  en  Panätagämä, waarbij  
 de  vorst  van  Jogjakarta  ook  nog  den  oudtijds  door  orthodoxe  
 moslemen  verworpen  s)  titel  van  Kalipatoellah  voegt. Ons derde,  
 aan  de  geschiedenis  gewijde  hoek'  zal  dit  alles  beter  in  het  
 lieht  stellen.  In  de  Gouvemementslanden  is  het  hoogste  geeste-  
 lijke  gezag,  dat  hezwaarlijk  door  de Nederlandsche regeering kan  
 worden  uitgeoefend,  thans  opgedragen  aan  de  Regenten,  die  
 voor  de  inlandsche  bevolking  hare  voormalige  vorsten  ver-  
 tegenwoordigen  3). 
 De  priesters  kunnen  in  twee  groote  klassen  gesplitst  worden:  
 de  priesters  der  moskeeen  of de moskeehesturen  en  de  gemeene 
 *)  Eigenlijk  Sjahi-din,  nit  het  Perz.  Sjah  en  diu.  Zie  v.  d.  Tank  in  Bijdr.  t.  d.  
 T.  L.  en  Vk.  v.  N.  I .  3e  V.  I .  349. 
 3)  Keyzer’s  Mawerdi.  14.  De  in  den  tekst  genoemde titels beteekenen:  Heer  van  den  
 eerdienst,  regelaar  van  den  godsdienst,  plaatsvervanger  Gods. 
 3)  Staatsbl.  van  1820,  no  22,  art.  13,  en  van  1859,  n o l0 2 ,  art.  1 7 ;R r .a r t.  124. 
 priesters.  Daar  de  bevolking  van  Java  in  eene ontelbare menigte  
 kleine  dessa’s  verstrooid  i s ,  vindt  men  slechts  op  een  betrekke-  
 lijk  klein  aantal  plaatsen  een  zielental  groot  genoeg  om  eene  
 wettige  pasamoewan  of  openbare  godsdienstoefening  op  den  vrij-  
 dag  (den  dag  die  bij  de  moslemen  de  plaats  van  onzen  zondag  
 inneemt)  te  kunnen  houden.  Daartoe  wordt  toch  gevorderd  de  
 tegenwoordigheid  van  veertig  meerderjarige  ) ,  den  Islam  belij-  
 dende  mannen,  ter  plaatse  zelve  woonachtig.  Moskeeen  nu,  
 of,  zooals  de  Javanen  ze  noemen,  mSsigits  (’t  Arab.  masdjid)  
 komen  slechts  voor,  waar  de  bevolking  groot  genoeg  is  voor  
 den  vrijdagdienst;  In  Bantam  b.  v.  vond  men  in  1867  van  56  
 bepaaldelijk  opgenomen  dessa’s  slechts  een  elftal  met  moskeeen,  
 doch eene van deze werd niet meer onderhouden omdat de bevolking  
 te  klein  was  geworden a).  In  den  regel  vindt  men  moskeeen  en  
 dus  ook  moskeehesturen alleen  in  de  hoofdplaatsen  der  regent-  
 schappen,  districten  en  onderdistricten.  Slechts  bij  uitzondering  
 leveren  de  moskeeen  zelve  op  Java  iets  op  waardoor  zij  de  
 aandacht  trekken.  De  bijzonder  merkwaardige,  zooals  die  van  
 Demak  en  eenige  andere,  zullen  wij  in  het  tweede  deel  van  
 dit  werk  leeren  kennen.  De  meeste  zijn  eenvoudige  houten  ge-  
 bouwen,  met  een  spits  dak  of met  drie  daken  boven  elkander,  
 het  volgende  telkens iets  kleiner  dan het voorgaande.  De  manarah  
 (minaret),  waarvan  de  gebedsuren moeten  worden  uitgeroepen ,  
 wordt  doorgaans  gemist.  In  kleinere  plaatsen  zijn.  de  wanden  
 dikwijls  slechts  van  bamboe  gevlochten  en  ontvangt  het  gebouw  
 geen  ander  licht  dan  wat  door  deze  wanden  heendringt.  Dit  
 gebouw  Staat  doorgaans  ter  zij de  van  de  aloen-aloen,  een  groot  
 vierkant  plein  vöör  de  woning  van  den  regent  of  het  districts-  
 hoofd.  Aan  den  ingang  is  een  vijver,  waterbak  of  groot  steenen  
 watervat,  om  de  geloovigen  gelegenheid  te  geven  voör  het  beBJ  
 ik   vertaal  dua  het  Javaansch-Arabische akilbal&g,  bij  gebrek  van  een  beter  woord.  
 Het  Mohammedaansche  recht  stelt  geen  bepaalden  leeftijd  voor  de  uitoefening  der  
 rechten  bij  ons  aan  de  meerderjarigheid  verbonden , maar  maakt  die  afhankelijk  van  de  
 teekenen  der  puberteit,  waartoe  intusschen bij  knapen  subsidiair  ook  de  voltooiing  van  
 het  15de  levensjaar,  althans  op  Java,  gerekend  wordt.  De  geringe  Javaan  kent  even-  
 wel  meestal  zijn  ouderdom  niet.' 
 3)   Kesume.  9.