
 
        
         
		het  vleesch  van  herten,  runderen  of  buffels  tot  smalle  repen  of  
 lapjes  te  snijden,  te  kruiden  en  in de zon te drogen, ten einde het  
 daarna,  geroosterd  of  gebraden,  bij  de  rijst  te  eten.  Sleehts  de  
 Chineezen  maken  tot  dat  einde  ook  van het vleesch der wilde var-  
 kens  gebruik. 
 Yan  oneindig  meer  belang  dan  de  jacht  is  de visscherij, onder  
 welken  naam  ik ,  als  naar gewoonte, ook de vangst van tot voedsel  
 geschikte  schaal-  en  weekdieren  begrijp.  Over  het belang  dezer  
 dierklasse  voor  de  voeding  der  Javanen  en  over  de  soorten  die  
 vooral  als  voedsel  gebruikt  worden,  heb  ik  elders  gesproken.  
 Hier  rest  mij  dus  alleen  te  beschrijven,  op welke wijze dit bedrijf  
 wordt  uitgeoefend,  terwijl  ik  daaraan  ook  nog  enkele  opmerkin-  
 gen  omtrentde,  medereeds  vroeger vermelde,  kunstmatige visch -  
 teelt  der  Javanen  wil  knoopen. 
 De  zoutwatervisseherij  is  als  middel  van  bestaan  van  oneindig  
 meer  gewicht  dan  de ■ zoetwatervisscherij,  die  meer  als  een  ver-  
 poozing  van  strengen  arbeid  en  een  bron  van  toevallige  baten  
 beschouwd  wordt.  Maar  aan  de  Zuidkust  is  de  zeevisehvangst  
 onbeduidend,  daar  de  zware  branding  er  veelal  het uitloopen der  
 prauwen  belemmert,  waarom  zij  er  tot  eenige  stille  en  beschütte  
 baaieü,  zooals  de  Prigi-  en  Soembreng-,  de Pangoel-  en Patjitan-  
 baai,  de  reede  van  Tjilatjap  en  de Segara Anakan, beperkt blijft.  
 Yan  veel  meer  belang  is  ze  längs  de  ifoordkust,  waar  men  in  
 alle  residentien,  maar  vooral  in  Bantam,  Pekalongan,  Tagal,  
 Samarang,  Rembang,  Soerabaja, 'Pasoeroean,  Probolinggo  enBe-  
 zoeki,  overal  längs  het  strand  een  aantal  kampongs  vindt,  wier  
 bevolking  zieh  schier  uitsluitend  aan de  visscherij toewijdt. In nog  
 veel  grooter  mate  is  dit  echter  het  geval op Madoera, voor welks  
 beVolking  de  visscherij  een  hoofdmiddel  van  bestaan  is. Men kan  
 dit  daaruit  opmaken,  dat  in  1872  van  de  49,479  personen  die  
 als  visschers  van  beroep  in  de  bedrijfsbelasting  waren aangesla-  
 gen  ') ,   16,499  op  Madoera woonden, en  dat van den aanslag, ten  
 bedrage  van  f   274,817,  een  bedrag  van  f  124,031  door Madoera  
 moest  worden  gekweten.  Zelden  is  in de Javazee de weersgesteld- 
 *)  Tn  deze  opgave  zijn  de  residentien  Batavia,  Soerakarta  en  Jögjakarta  niet  be-  
 grepen. 
 heid  een  belemmering  voor het visschersbedrijf, en schier dagelijks  
 kan  men  de  praoe  majang,  de  kleine,  snelzeilende,  aan  beide  
 einden  spitse  en  met  een  groot  loggerzeil  getuigde  Javaansche  
 visscherspinken,  te  drie  of  vier  ure  in  den  morgen  van  wal zien  
 steken,  om  in  volle  zee  de  pajang  of  het  treknet,  waaraan  zij  
 haar  naam  ontleenen,  uit  te  werpen.  De  landwind  drijft ze spoe-  
 dig  uit  het  gezicht,  maar  tegen  den  middag  maken  zij  zieh  ge-  
 reed  om  voor  den  terugtocht  gebruik  te  maken van den zeewind,  
 die  ze  tegen  twee  ure,  vaak  met  volle  lading,  naar  het  strand  
 terugvoert. 
 Yan den hengel,  pantjing,  wordt  in  zee  niet  veel  gebruik  ge-  
 maakt.  Maar  er  is  een  ander  merkwaardig  middel  om  visch  te  
 vangen,  dat  soms  ook  in  de  rivieren,  maar  vooral  aan het noorderstrand  
 wordt  aangewend,  overal  waar  uitstekende  landhoeken  
 daartoe  een  günstige  gelegenheid  bieden.  Het  zijn  de  sero’s ,  
 tjager’s  of  wide’s,  staketseis  van  bamboestokken, die,  opplaatsen  
 waar  de  visch  de  oevers  druk  bezoekt,  vaak  in  eenige  vademen  
 waters,  in  den  bodem  zijn  ingedreven,  onderling  stevig  Verbünden  
 ,  en  zoo gesteld  dat  zij  een  soort van  doolhof vormen, waaruit  
 de  visch  die  er  eenmaal  is  ingeraakt,  den  uitweg  niet  meer kan  
 vinden.  De  visch,  die  zieh  alzoo  in  het  binnenste  der  ingesloten  
 ruimte  in  grooten  overvloed  verzamelt,  wordt  gemakkelijk  opge-  
 haald met  netten,  die  reeds  te  voren  daartoe  gesteld  waren. 
 Riviervisch  wordt  op  zeer  verschillende  wijzen  gevangen: met  
 den  hengel;  met  netten  van  verschillende  soort  en  grootte;  
 met  fuiken  van  verschillend  maaksel  (woewoe,  itjir,  Soend.  
 soesoek);  met  wide’s;  met  de  roempon,  d.  i.  een  versperring  
 van  takken  en  struiken  in  een  rivier,  waarheen  men  de  visch  
 lokt  door  het  werpen  van  aas,  terwijl  men  haar,  als  zij  in  ge-  
 noegzame  hoeveelheid  verzameld  i s ,  den  terugtocht  plotseling  
 afsluit;  met  harpoenen,  waarmede  zij  des  nachts  bij  fakkellicht  
 gestoken  wordt;  met  het werpen van narcotische kruiden (toeba)  ’)  
 in  het  water ,  waardoor de  visch  bedwelmd wordt.  Eene beschrij-  
 ving  dezer  verschillende  wijzen  van  vischvangst  zou  aan  de  bex) 
   Men  gebruikt  als  zoodanig  vooral  Anamirta  coccnlus  en  flavescens.