
 
        
         
		zacht purperroode,  laag  afhangende  bloemtrossen;  kleine  palmen  
 waaronder  Areca  pumila,  die  nauwelijks  drie  voet  hoog  wordt,  
 en  Ptychosperma  Kuhlii,  die  men  dadelijk  herkent  aan  hetver-  
 miljoenrood  der  lange  vruchttrossen;  en  Alsophila’s  en  andere  
 boomvarens,  die  haar  sierlijk  loofscherm  uitbreiden  als  een  dak. 
 Tusschen  de  struiken  is  de  bodem  bedekt  met  varens,  lyco-  
 podien,  bekerplanten,  tradescantia’s,  bignoniaceeen,  terwijl  ver-  
 schillende  soorten  van  Aeschynanthus  met  hare  wortelschietende  
 stengels allerwege  over  levende en  doode  boomstammen  rondkrui-  
 pen  en  met  haar  schitterende  bloemen  het  gansehe  woud  verle-  
 vendigen.  De  hooge  boomen  zijn  menigmaal  tot  honderd en meer  
 yoeten  boven  den  grond met  prächtige  varens  en  orchideeen  beladen, 
   terwijl  deels  op  oude  nog  levende,  deels  op  doode  tot  
 vermolming  overgegane  boomstammen  zieh  eene  oneindige  ver-  
 scheidenheid van paddestoelen in allerlei grootte en de  zonderlingste  
 vormen  ontwikkelt.  Zoo  heeft  Thelephora princeps soms  een mid-  
 dellijn  van  drie  voet,  terwijl  Polyporus  xanthopus  een  trechter-  
 vormigen  hoed  draagt,  zoo  dun.  en  buigzaam  als  papier. 
 De  derde  of koele  zone strekt  zieh uit van  de  hoogte van  4500  
 tot  die  van  7500  voet.  De  bodem  bestaat  hier  alleen  uit  de  hel-  
 lingen van vulkanische kegels,  waarbij  echter  het plateau  van den  
 Dieng,  eenige  hooggelegen  vlakten of  zeer  zacht  hellende deelen  
 van  het  Tenger-gebergte  en  den Garoe  enhet  hoogland  van Gending  
 Waloe  tusschen  den ßawoen  en den  Idjen komen.  Die  sterk  
 glooiende bodem isevenwelhoogstvruchtbaar, daar hij uitverweerde  
 vulkanische  gesteenten  bestaat  en met  vermolmde  overblijfselen  
 van  de  bosschen  vermengd  is.  In  uitgestrektheid  bedraagt  die  
 bodem  nog  geen  5000ste  van  dien  der  eerste  zone,  maar  de van  
 geheel andere voorwaarden  afhankelijke  plantengroei  biedt  er  een  
 niet  veel  kleiner  aantal  van merkwaardige  verschijnselen aan. De  
 drukking  der  lucht  en  temperatuur  zijn  bij  vergelijking  met  de  
 tweede  zone  weder  verminderd,  maar  de  vochtigheid  is  grooter.  
 Men  kau  toch  deze  zone die der dikke,  samengepakte wolken noe-  
 men.  ßeeds  te  tien  ure 'en  zelfs  vroeger  in  den  voormiddag  beginnen  
 dezen  zieh  te  vormen,  en van  11  ä  12  tot  l ä-3  uren  is  
 alles  gehuld  in  dichte  nevelen,  tot  zij  zieh  eindelijk,  vaak  op 
 een  aantal  plaatsen  te  gelijk,  in  van  onweder  vergezelde  stort-  
 regens  ontlasten.  Heeft  die  ontlasting  niet  plaats,  dan  blijven de  
 wouden  öok  het  overige j van  den  dag  in  zware,  vochtige  nevels  
 gehuld,  totdatna  zonnenondergang  de  wolkennevel  als  dauw  op  
 den  bodem  valt.  In  het  tegenovergesteld  geval  beschijnt  de  na-  
 middagzon  de  bloemrijke  oppervlakte  van  het  woud.  Maar  in  
 ieder  geval  wordt  deze  door  het  schijnsel  van  een  helderen  ster-  
 renhemel  verlieht;  want  zeerzeldengebeurt  het,  dat  de  wolken-  
 laag  ook  des  nachts  op  de  bergen  blijft  hangen. 
 De  cultuur  is  in  deze  zone  natuurlijk van  geringe beteekenis;  
 want  de  inlander  bouwt  gewoonlijk  zijne  dorpen  niet  zoo  hoog,  
 en  zelfs  voor  de  teelt  van  Europeesche  groenten  vindt men  niet  
 licht  velden  hooger  dan  5000  voet,  terwijl  dezelfde  hoogte  ook  
 wel  schier  als  de  uiterste  grens  der  koffietuinen  kan  beschouwd  
 worden.  Eene  uitzo'ndering  maakt  deels  de  Tenger,  die  tot  de  
 hoogte  van  ruim  6100  voet  door  de  zoogenaamde  heidenen  van  
 het  Tengersch  gebergte bewoond  en met  djagoeng,  uien,  kobl  en  
 aardappelen  beplant  wordt;  deels het Dieng-plateau, waarop thans  
 o.  a .,  ter  hoogte  van  6680  voet,  Simpoengan,  het  hoogste  dorp  
 van  geheel  Java,  ligt,  en  waar,  behalve  Europeesche  groenten,  
 tabak  wordt geteeld,  die voor de  beste  van  Java  wordt gehouden. 
 Het  karakter  der  vegetatie  is  in  deze  zone  in  het  algemeen  
 dat  van  schaduwrijke,  hoogstammige  wouden,  eene  gewijzigde  
 voortzetting  van  die  in  den  vorigen  gordel.  Maarin  die  wouden  
 liggen  hier  en  daar  bronnen  van  mineraal  en  zoet  water,  kleine  
 meren  en  moerassen,  wier  met  gras  begroeide  zoom  soms  eene  
 aanmerkelijke uitgestrektheid heeft;  terwijl  ook in sommige vlakke  
 of ketelvormige,  herhaaldelijk  aan  overstroomingen  blootgestelde  
 verbreedingen  der  beekkloven,  of  in  de  later  opgevulde  bekkens  
 van  voormalige  meren,  slechts gras  groeit  en  geen  boom  of struik  
 kan  gedjjen.  Tot  de  hier  bedoelde  terreinen  behooren  de  Telaga  
 Patengan  aan  den  westelijken  voet  van  den  Patoeha,  derawa’s  
 waaruit  de  Tji  Taroem ontspringt,  de  kleine meren  in het Dieng-  
 gebergte,  het  meer  op  den  verbindingszadel  van den  Lawoe  met  
 zijn  zuidelijk  voorgebergte,  en  het  meer  Koembolo,  gelegen  op  
 den  zadel  tusschen  den  Tenger  en  den  Goembar.  Hier  vindt 
 11