
 
        
         
		A n t i d e sm a .   De  boeni  of  hoeni  (A.bunius)wordtomdezure  
 doch  smakelijke  vruchtjes  en  de  als  groente  gegeten  zuurachtige  
 bladeren  aangeplant. 
 G a r e in  ia.  De  manggis  of manggista (G.  mangostana)  is  on-  
 der  de  Indische  vruchten  doorgaans  het meest  bij  de Europeanen  
 geliefd.  De  witte  zaden  zijn  omgeven  door  een vleezig  omhulsel,  
 dat  blank,  saprijk,  geurig  en  aangenaam  zuurzoet  van  smaakis. 
 Ci t r u s .   Onder  den  naam  djeroek  vat  de  Javaan  de  verschil-  
 lende  soorten  van  oranjeappels  en  citroenen  samen,  die  in  veler-  
 lei  verscheidenheden  en  voortreffelijke  hoedanigheid  door  hem  
 gekweekt  worden.  De  voornaamste  zure  soorten  zijn:  de djeroek  
 asem  (C.  grandis,  zure varieteit van C. nobilis), een groote citroen;  
 de  djeroek  tipis  of  ipis  (C.  limonellus),  een  soort  van  limoen;  
 de  djeroek hondje  (C.  crassa  of  Javanica),  en  de  djeroek  Bali  of  
 djeroek  matjan  (C.  decumana),  eene  soort  van  kolossale grootte ,  
 bij  de  Europeanen  onder  den  naam  van  pompelmoes bekend. Onder  
 de  zoete  komen  vooral  voor:  djeroek  manis  of  ketjil  (C. au-  
 rantium),  de  chinaasappel;  djeroek  pandjang  (C. pyriformis);  djeroek  
 Djepoen  (C.  nobilis);  djeroek  tjoetjoek  of  berdoeri  (C.  ma-  
 cracantha),  citroenkleurig  en  alleraangenaamst  van  smaak,  enz. 
 L a n s ium.   De  doekoe  of  langsep,  Mal.  langsat,  (L.  domesti-  
 cum)  is  een  kleine  vijfhokkige  vrucht,  alleraangenaamst  van  
 smaak,  mits  men  zorge  de  uiterst  bittere  schil  met  zorg  te  ver-  
 wij deren.  Zij  komt  in  zure  en  zoete  verscheidenheden  voor. 
 N e p h e l i um .   De  ramboetan  (N.  lappaceum)  is  eene  in  vele  
 verscheidenheden  gekweekte vrucht, met geleiachtig, doorschijnend  
 vleesch,  die  hären  naam  ontleent  aan  de  zachte  doorns  waar-  
 mede  zij  bezet  is ,  en  die  het  voorkomen hebben van grove hären.  
 De  Soendasche  naam  is  toendoen. 
 M an g i f  e r a.  Tot  dit  geslacht  behooren de mangga (M. Indica),  
 eene  der  lekkerste  Javaansche  vruchten,  door  cultuur  ofwellicht  
 door  kruising  met  verwante  soorten  eindeloos  varieerend,  onge-  
 veer  als  onze  pruimen,  waarnaar  zij  wel  eenigszins  zweemt,  en  
 de  kweni  (M.  foetida),  die  om  hären  sterken  terpentijnachtigen  
 reuk  veel  minder  in  tel  is. 
 Hevens  akkers  en  tuinen  leveren  ook  de .bosschen  verlerlei 
 bijdragen  tot  de  middelen  van  bestaan  van  den  Javaan,  en  zoo-  
 wel  voor  het  gezeten  als  inzonderheid  voor  het  zwervend  deel  
 der  bevolking  is  de  inzameling  van  boschproducten: timmer-  en  
 brandhout,  bamboe  en  rotan,  wilde  vruchten  en  groenten,  har-  
 sen en gommen, verw- en reukstoffen, geneeskrachtige kruiden enz.,  
 een  belangrijk  bedrijf.  De  belangrijkste  dier producten hebben wij  
 reeds in het hoofdstuk over de plantbekleeding leeren kennen. Ik moet  
 hier  echter  opmerken,  dat  over het gewichtigste van allen, het tim-  
 merhout, de Javaan geen vrijebeschikking heeft. De bosschen worden  
 als domein van het Hederlandsch Gouvernement  aangemerkt,  en al-  
 leen voor zoover ze nog niet onder geregeld beheer zijn gebracht, heeft  
 de inlander vrijheid om het doode hout en den voor timmerhout onge-  
 schikten  afval  der  gekapte  boomen  daaruit  weg  te  halen, en ten  
 eigen  behoeve,  met  schriftelijke vergunning  en  tegen  een geringe  
 retributie,  hout  van  zekere  afmetingen  daaruit  te  kappen,  van  
 welk  laatste  recht echter de meest kostbare houtsoorten zijn buiten-  
 gesloten.  De  nieuwste  bepalingen  hieromtrent  zijn  vervat  in  een  
 regiement  op  het  beheer  en  de  exploitatie  der  bosschen,  den  
 14den  April  1874  (Stbl.  no.  110)  door  den  Gouverneur Generaal  
 vastgesteld.  "Wij  zullen  later  gelegenheid  hebben  daarover  breeder  
 te  spreken. 
 Wij  wenden  ons  thans  tot  de  middelen  van  levensonderhoud  
 of  bevrediging  van  behoeften  die  het  dierenrijk  aan  den  Javaan  
 verschaffc.  Enkele  kleine  industrien  waartoe  de  lagere diersoorten  
 aanleiding  geven,  zooals bijenteelt, zijdewormenteelt en dergelijke,  
 hebben wij reeds bij de beschouwing der ongewervelde dieren leeren  
 kennen; en  de jacht,  die veelal slechts de vei'delging van schadelijk  
 gedierte  ten  doel  heeft,  of als  een  vermaak  door  de  Javaansche  
 grooten  wordt  uitgeoefend,  heeft  hier  nauwelijks  op  vermelding  
 aanspraak.  De  voorschriften  van  den  Islam omtrent de reine, d. i.  
 ter  spijs  geschikte  dieren,  die  zeer  met  de Mozaische overeenko-  
 men,  en  in  sommige  gevallen  de  bijgeloovige  vooroordeelen  des  
 volks,  beperken  het  gebruik  van  het  vleesch  der  in  het  wild  
 levende  dieren  binnen enge  grenzen.  Alleen  het  hertenvleesch  is  
 een belangrijk artikel van verbruik. Het komt  veel in den handel als  
 dendeng  of gedroogd vleesch. De inlanders zijn namelijk gewoon om