
 
        
         
		de  westelijke  grens  de  rawa  Bababaja  en  verder  naar  het oosten  
 de  rawa  Geblak  en  yooral  de  rawa  Wawar  of  Groote  Rawa,  
 die  vroeger  op  eene  uitgestrektheid  yan  niet  minder  dan  7268  
 bouws werd  begroot,  ofschoon  de  opmeting, wegens den onmerk-  
 baren  overgang  yan  den  waterspiegel  in  het  omringend  terrein,  
 slechts  kon  plaats  hebben  door  tot  de  rawa  te  rekenen  al  het  
 land  tot  aan  de  grens  der  gronden  in  den  omtrek  die  reeds  tot  
 sawah’s  gemaakt  waren  en  als  zoodanig  landrente  betaalden.  
 Alleen  in  den  westmoeson  kon  hier van zekere waterdiepte sprake  
 zijn;  in  het  droge  seizoen  hieven  slechts  eenige  plaatsen  in  het  
 midden  der  rawa  met  water  bedekt,  indien  water  de  juiste  be-  
 naming  is  voor dünne modder, waardoor prauwtjes van de kleinste  
 afmeting  slechts  met  moeite  konden  gesleept  worden.  Onder-  
 scheidene  riviertjes,  wier  bedding  echter  in  den oostmoeson dik-  
 wijls  droog  liep,  stortten  zieh,  soms  met  onstuimige v aa rt, in de  
 rawa  en  deden  haar  plotseling  zoodanig  wassen,  dat  de  omtrek  
 wijd  en  zijd  onder  water  werd  gezet,  en  de  eenige uitloop waardoor  
 zieh  de  rawa  kon  ontlasten,  was  de  Kali  Lerang,  eene  
 rivier,  indien  zij  al  dezen  naam  mag  dragen, van zeer bijzondere  
 soort,  daar  zij  eigenlijk  slechts  eene strook laag land is , waardoor  
 het  water  dat'  de  rawa  niet  bevatten  kan,  zieh  een  doortocht  
 heeft  gebaand.  Deze  rivier  loopt  nit  de  rawa  bijna  recht  oost-  
 waarts,  en  parallel  met  het  door  zijne  duinformatie  den  water-  
 afvoer  Werende  strand,  totdat  zij  op  de  grenzen  van  Bagelen en  
 Jogjakarta  de  Bägäwäntä  ontmoet,  waarmede  zij  zieh  bij  Tje-  
 ngot  vereenigt.  Reeds  in  1846  zjjn  echter  plannen  gemaakt  om  
 de  rawa  Wawar  zooveel  mogelijk  droog  te  leggen  door  verbe-  
 tering  van  den  waterafvoer,  en  na  lange  overwegingen  hebben  
 deze  plannen  in  1861  een  begin  van  uitvoering  erlangd.  Men  
 heeft  het  doel  bereikt  door  de  rivieren Kedong  Bener en Kedong  
 Tawon,  die,  na  zieh  onder  den  naam  van  Kali  Poetjang  ver-  
 eenigd  te  hebben,  groote  massa’s  aan  de  rawa  toevoerden  en  
 dikwijls  zelven  buiten  hare  oevers  traden,  naar de Kali Lo Oeloe  
 of  rivier  van  Keboemen  af  te  leiden.  Reeds eenige jaren te voren  
 was  aan  deze  laatste  rivier,  die  vroeger,  door  het  duinstrand  
 in  hare  afwatering  belemmerd,  hare  wateren  links  en  rechts 
 verspreidde  en  ook  al  voor  een aanzienlijk gedeelte aan de Groote  
 Rawa  toevoerde, eene kunstmatige monding verschaft, door van het  
 punt  waar  die  verspreiding  aanving,  eene  doorgraving  naar  zee  
 te  maken,  die  aan  het  dorp  Troentoeng,  waar  zij  längs  voert,  
 den  naam  van  Kali  Troentoeng  ontleent.  Door  deze werken is de  
 waterafvoer  in  Bagelen  belangrijk  verbeterd  en  de  landbouw  in  
 niet  geringe  mate  gebaat. 
 Niet  minder  merkwaardig  is  de  Groote  Rawa  die  zieh  in  het  
 zuiden  der  residentie  Djapara  over  een  deel  der  regent-  
 schappen  Pati  en  Koedoes  uitstrekt.  Wij  hebben  reeds  gezien  
 dat  de  berg  Moeriä  eenmaal  een  afzonderlijk  eiland  vormde, dat  
 door  aanslibbing  met  Java  vereenigd  is.  Om  zijn  voet  slingert  
 zieh  ten  zuiden  eene  breede  alluviale  vlakte,  doorsneden  door  
 de  rivier  Tangoei  Angin,  die  de  grens  uitmaakt  tusschen  de  
 residentien  Djapara  en  Samarang.  In zuidoostelijke richting dringt  
 deze aangeslibde bodem tusschen de kalkgebergten in het Samarang-  
 sche  regentschap  Grobogan  tot  nabij  Koewoe  vöoruit,  en  wel  
 längs  de  oevers  van  de  Loese,  die  door  hare  vereeniging  met  
 de  uit  het  zuiden  körnende  Serang  de  rivier  Tangoei  Angin  
 vormt.  De  Groote  Rawa  ligt  in  dat  gedeelte  dat  zieh  ten  oosten  
 van  de  Tangoei  Angin, tusschen  de  uitloopers  van den Moeriä en  
 het  kalkgebergte,  in  de richting van Djewana naar het noordoosten  
 uitstrekt,  en  heeft  door  de  rivier  van  Djewana hare voornaamste  
 uitwatering.  De  vlakte  is  grootendeels  van  gelijke  hoogte  als  de  
 oppervlakte  der  zee  en  zoo  moerassig,  dat  ook  hier  aan  verbe-  
 terde  afwatering  de  grootste  behoefte  bestaat.  De  rawa  die  zieh  
 in  haar  diepste  gedeelte  vormt,  is  ten  deele  met  plantengroei  
 bedekt  en  heeft  brak  water.  Maar ook het water der Kali Djewana  
 is  wegens  zijn  ziltigen  smaak  ondrinkbaar,  zoodat  de  inwoners  
 der  aan  hare  oevers  liggende  stad  Djewana  genoodzaakt zijn hun  
 drinkwater  eenige  palen  ver  van  den  oostelijken  voet  des  bergs  
 te  halen. 
 In  de  alluviale  vlakte  van  Poeger, in het zuidwestelijk deel der  
 residentie  Bezoeki,  ligt  een  ander  groot  moeras,  de  rawaBesek,  
 dat  door  onderscheidene  beken  watertoevoer  van  de  zuidelijke  
 helling  van  het  Jang-gebergte  ontvangt,  en zieh ontlast door twee