
 
        
         
		rig  'Voten,  hoeveel  voedsol  ecu  Javaan  bij  zijne  levenswijze  en  in  
 zijn  klimaat  behoeft,  en  hoeveel  mais,  katjang,  oebi’s  en  
 andere  veldvruchten,  groenten  van  verschillende  soort,  vleesch-  
 spijzen  en  vooral  ook  gedroogde  visch  tot  zijne  voeding  bijdragen. 
 Maar wat  volstrekt niet twijfelachtig is ,  het  is dat  de  opgegeven  
 productie  in  verhouding  tot  de  uitgestrektheid  van  den  aanplant  
 en  van  de  daaraan  bestede  werkkrachten  veel  te  gering  is  en  
 bewijst  dat  de  inlandsche  landbouw  in  geen  gezonden  toestand  
 verkeert.  Die  toestand  heeft  reeds  lang  tot  vele  klachten  en  ver-  
 toogen  aanleiding  gegeven,  waarbij  op  verschillende  oorzakenis  
 gewezen.  De  een  wijst  op  de  verbazende  krachtsverspilling  als  
 een  gevolg  van  onzinnig  bijgeloof  of  dwaze  gehechtheid aanoude  
 gewoonten,  een  ander  op  den  ongunstigen invloed door de dwang-  
 cultuur  geoefend,  een  derde  op  de  overdreven  inmenging  en  de  
 dikwijls  onverstandige  voorschriften  der  autoriteiten,  een  vierde  
 op  de  verwaarloozing  van  bemesting  en  de  roekeloosheid  waar-  
 mede  men  zelfs  aanzienlijke hoeveelheden  in cs t ,  die  het  ploegvee  
 oplevert,  laat  verloren  gaan — een  kwaad  te  meer  te  betreuren,  
 daar  het  irrigatiewater,  welks  slib  de  Javaan  sedert  eeuwen  als  
 genoegzaam  beschouwt  om  de  voortbrengende  kracht zijner akkers  
 te  onderhouden,  op  vele  plaatsen  door  vermindering  der  afvoer-  
 bare stoffen  schier  geheel  helder  begint  af te  stroomen.  Gelukkig  
 dat  de  Regeering  hare  aandacht  op  het  kwaad  heeft  gevestigd,  
 zooals  onder  andere  blijken  kan  uit  de  kabinets-circulaire  van den  
 Gouverneur-Generaal aan  de Residenten van  Java  en Madoera,  dd.  
 15  Juni,  1873,  die  aldus  aanvangt: 
 »Ik  acht  het  op  nieaw  van  mijn  plicht  uwe  aandacht  te  bepalen  bij  de  
 rijstcnltuur,  welke  in  de  hoogste  mate  aanspraak  heeft  op  uwe  levendige  
 belangst elling. 
 "De  ondervindiug  leert  toch  dat  een  bouw  sawah,  wanneer  alles  meeloopt,  
 80  a  100  pikols  padi  kän  opbrengen,  terwijl,  'wanneer  slechts  aan  de  voor-  
 naamste  eischen  van  een  goeden  landbonw  wordt  voldaan,  eene  productie  van  
 40  ä  50  pikols  per  bouw,  zooals  iu  Pasoeroean  verkregen wordt,  niets bijzonders  
 behoeft  te  zijn. 
 »Vergelijkt  men  nu  met  deze  cijfers  de  gemiddelde  opbrengst,  in  de  meeste  
 gewesten  van  Java  verkregen,  dan  valt  het  duidelijk  in  het  oog,  dat  de  rijst-  
 cultnur  kwijnende  is  en  opbeuring  behoeft. 
 "Het  gaat  niet  aan,  dat  het  zoo  vruchtbare  en  gezegende  Java  nu  en  dan 
 gebrek  aan  rijst  heeft  en  de  hulp  van  den  vreemde  behoeft;  in  tegendeel,  
 wanneer  ecnmaal  de  productie  per  bouw  met  5 0 ,  100  en  meer  percent  zal  zijn  
 gestegen  ,  hetgeen  lang  niet  onbereikbaar  is,  zal  dit  eiland  eene  voorraadschuur  
 voor  andere  landen  kunnen  worden. 
 »Doch  om  dit  te  verkrijgen,  moeten,  door  eene  oördeelkundige  regeling  van  
 cultuur-  en  heerediensten ,  de  belemmeringen  welke  eene  betere  bebouwing  der  
 rijstvelden  in  vele  streken  nu  nog  ontmoet,  uit  den  weg  worden  geruimd,  en  
 moet  tevens,  door  verständige  leiding  en  leering,  met  vermijding  van  schok-  
 ken  of  overdreven  inmengiDg,  welke  in  de  appreciatie  van  den  inlander  zoo  
 licht  in  dwang  ontaardt,  en  alsdan  meer  kwaad  dan  goed  sticht,  de  inlandsche  
 landbouwer  tot  eene  betere  bearbeiding  van  zijn  akker  worden  gebracht. 
 »Niet  alleen  en  niet  voornamelijk  in  uitbreiding  der  bouwgronden  en  aanleg  
 of  verbetering  van  waterleidingen,  maar,  zooals  boven  gezegd  is,  vooral  in  
 een  doeltreffende  cultuurwijze,  moet  de  ontwikkeling  van  dezen  hoofdtak  van  
 volksbestaan  worden  gezöcht,  wil  men  n ie t,  bij  eenigen  legenspoed,  Java  aan  
 rijstgebrek met  al  de  n^weeen  van  dien  zien  blootgesteld. 
 »Opdat  de  eischen  van  eene  zoodanige  cultuurwijze  beter  en  meer  algemeen  
 bekend  zouden  raken,  werden  reeds  eenige  ambtenaren  door  mij  in  commis-  
 sie  gesteld. 
 »Dezen  kunnen  echter  niet  alles  doen,  doch  een  ieder  in  zijn  kring,  na zieh  
 |   zelf  door  lektuur  en  plaatselijk  onderzoek  goed  op  de  hoogte  te hebben gesteld,  
 behoort  naar  zijn  beste  vermögen  tot  dit  groote  doel  mede  te werken.»  *) 
 De  rijst  is wel  de  voorname,  maar  niet  de  eenige  cultuur  die  
 de  Javanen  ten  eigen  behoeve  drijven.  In  1872  werden  19,514  
 houws bewaterbare sawah’s en 323,464 bouws van  den regen afhan-  
 kelijke  velden als eerste aanplant,  en  416,977  houws  bewaterbare  
 sawah’s  en  161,487 houws  van  den regen  afhankelijke  velden  als  
 tweede aanplant,  te zamen derhalve 921,422 bouws akkerland,  be-  
 plant met päläwidjä,een uitdrukking dieletterlijk z a a d v r u c h t e n 
 *)  In  overeenstemming  met  den  geest  waarin  deze  circulaire  gesteld  is,  heeft  de  
 Regeering  ook  den  heer  Sollewijn  Gelpke  in  de  gelegenheid  gesteld,  den  rijstbouw  
 zoowel  op  Java  als  in  Europa  uit  alle  mogelijke  gezichtspunten  te  bestudeeren.  Het  
 Instituut  voor  Ind.  Taal-  Land-  en  Volkenkunde  heeft  de  uitgave  zijner  rapporten  op  
 zieh  genomen.  Het  nommer  der  Bijdragen  waarin  zij  vöorkomen  (3e  Yolgreeks,  1). 
 IX ,  n°  1  en  2)  werd  mij  bezorgd,  juist  toen  deze  bladzijden  over  den  rijstbouw  
 voor  de  pers  gereed  waren.  Ik  heb  mij  beijverd  er  nog  enkele  trekken  aan  te  
 ontleeneh,  vuor  zoover  dit  ‘  geschieden  kon  zonder  groote  vertraging  te  weeg  te  
 brengen.  Voor  andere  bijzonderheden  vind  ik  elders  nog  wel  een  plaatsje.  De  becijfe-  
 ringen  van  den  schrijver,  op  de  statistiek  van  den  rijstbouw  gegrond,  laat  ik  liever  
 rüsten.  Volgens  hem  levert  de  rijstbouw  den  Javaan  in  schier  alle  residentien ontzet-  
 tende  verliezen  op.  ’tZou  onbegrijpelijk  zijn  dat  de  Javaan  die  schadelijke  cultuur  niet  
 sedert  lang  had  opgegeven,  indien  hier  niet  verlies  wäre  genoemd,  wat eigenlijk slechts  
 winstderving  mag  heeten.  Bovendieu  hecht  de  schrijver  wel  wat  veel  waarde  aan  de  
 officieele  statistiek.