
 
        
         
		kalkgebergten  die  hier  het  breedste gedeelte yan Java doorsnijden,  
 en  de  liggiug  van  eenige geisoleerde vulkaankegels voor den geest  
 brengen. 
 Het  zuidelijkste  dezer  kalkgebergten  begint  aan  den  Merapi,  
 maakt  eerst  van  het  westen  naar  het  oosten  en  dan  van  het  
 noorden  naar  het  zuiden  de  grens  uit  tusschen  Jogjakarta  en  
 het  Soerakartasche  regentschap  Padjang,  en  bedekt  in  zuid-  
 zuidwestwaartsche  vertakkingen,  onder  den  naam  van  Goenong  
 Sewoe  of  het  Duizend-gebergte,  dus  genoemd  naar  zijne  ontel-  
 bare  kegelvormige  toppen,  schier  het  geheele  Jogjakartasche  
 landschap  Goenong  Kidoel.  De  residentie  Soerakarta  loopt  naar  
 het  zuiden  uit  in  een  smallen  hoek,  die  zieh  slechts  over  een  
 breedte  van  ongeveer  vijf  geographische  minuten  tot  aan  het  
 strand  uitstrekt.  Door  dien  hoek  wendt  zieh  in  de  nabijheid  
 der  kust  de  hoofdketen  oostwaarts,  om  dan  onder  den  naam  
 van  Pagar  Goenong  weder  eene  noordwaartsche  richting  te  
 nemen,  längs  de  oostgrens  van  Soerakarta  en  de  westgrens  van  
 het  Madioensche  regentschap  Patjitan.  Tusschen  de  hellingen  
 van  het  westelijk  en  oostelijk  grensgebergte  van  Soerakarta’s  
 zuidelijken  hoek  ligt  het  dal  van  Wänägiri,  dat  in  de  richting  
 van  het  zuiden  naar  het  noorden  door  de  niet  ver  van  de  zee  
 ontspringende  Kali  Penambangan  doorstroomd  wordt.  Tot  dicht  
 bij  den  Lawoe  genaderd,  die  als  een  geheel  geisoleerd  berg-  
 eiland,  aan  alle  zij den  door  läge  vlakten  omringd,  met  zijn  
 hoogsten  top  meer  noordwaarts  op  de  grens  van  Soerakarta  en  
 Madioen  verrijst  en  links  en  rechts  een  groot  deel  van beide re-  
 sidentien  met  zijne  mächtige  uitloopers  bedekt,  buigt  de. keten  
 zieh  weder  oostwaarts  om  en  volgt  de  grens  die  de  afdeeling  
 Patjitan,  vroeger  een  op  zieh  zelf  staand  landschap,  van  de  
 overige  deelen  van  Madioen  scheidt.  Hier  stroomt  van  het  ge-  
 bergte  de  Kali  Grindoeloe  of  rivier  van  Patjitan  zuidwaarts,  
 die  zieh  in  de  baai  van  Patjitan  ontlast.  Dezelfde  richting  be-  
 houdende,  loopt  voorts  het  gebergte,  terwijl  het  meer  tot  het  
 zuiderstrand  nadert,  oostwaarts  voort  door  het  zuiderdeel  van  
 Kediri,  Soerabaja  en  Pasoeroean,  tot  het  omstreeks  de  grenzen  
 van  laatstgenoemde  residentie  en  Probolinggo  zieh  in  de 
 uitloopers  van  den  Semeroe  verliest.  Het  grootate  deel  van  dit  
 laag  neptunisch  gebergte,  dat  in  het  algemeen  wel  met  den naam  
 van  Goenong Kidoel  of  het  Zuidergebergte  bestempeld  wordt,  is  
 nog  zeer  gebrekkig  bekend. 
 Geljjk  de  Lawoe  op  de  grens  van  Soerakarta  met  Madioen  
 verrijst,  zoo  stijgt  aan  de  andere  zij de  van  laatstgenoemde  residentie, 
   op  hare  grens  met  Kediri,  het  minder  hooge,  meer in de  
 breedte  gevormde,  uit  verschillende  door  tusschenruggen  Verbünden  
 toppen  en  nokken  bestaande,  waarschijnlijk  door  zijne  
 eigen  uitbarstingen  uiteen  geslagen  vulkanische  gebergte  van  
 den  Wilis  naar  boven.  Het  Zuidergebergte  schijnt  zieh  onder  
 de  zuidelijke  uitloopers  van  den  in  alle  richtingen  verbazend  
 uitgestrekten Wilis  te  verliezen,  om  echter  in zijne oostwaartsche  
 voortschakeling  spoedig  zijn  zelfstandig  karakter  te  herkrijgen. 
 Het  tweede  kalkgebergte  loopt  door  het  midden  van  Java  
 over  het  algemeen  in  dezelfde  oostwaartsche  hoofdrichting.  Het  
 begint  aan  den  voet  van  den  Oengaran  en  den  Merbaboe,  bedekt  
 het  noorderdeel  van  Soerakarta,  zet  zieh  voort  längs  de  
 grenzen  van  Rembang  met  Madioen  en  Kediri,  en  doorsnijdt  
 vervolgens  Soerabaja,  waar  het  zieh  nabij  de  straat  van  Madoera  
 onder  den  alluviaal-bodem  verliest.  Uit  dit  gebergte,  dat  steeds  
 op  aanmerkelijken  afstand  van  de  noordelijke  uitloopers  van  
 Lawoe  en  Wilis  verwijdert  blijft,  verheft  zieh,  juist waar  de  
 grenzen  van  Rembang,  Madioen  en  Kediri  samenkomen,  de  
 läge  en  uitgedoofde  vulkaan  Goenong  Pandan. 
 De  derde  keten  eindelijk,  die  met  de  tweede  nagenoeg  even-  
 wijdig  loopt,  begint  in  Djapara  aan  den  rechteroever  van  de  
 Tangoei  Angin,  scheidt  de  groote  alluviaal-vlakte  ten zuiden van  
 den  Moeriä  van  het  dal  van  de  Loese,  is,  waar  zij  het  oostelijk  
 einde  van  dit  dal  bereikt  heeft,  door  dwarsjukken  met de tweede  
 keten  verbonden,  en  loopt  vervolgens  voort  door  het  noorden  
 van  Rembang  en  het  noordoosten  van  Soerabaja,  waar  zij  schijn-  
 baar  in  Oedjong  Pangka  eindigt,  om  zieh  inderdaad  op Madoera  
 oostwaarts  voort te  schakelen. 
 Ra  deze  beschrijving  van  het  terrein  dat  de  Solo-rivier  met  
 hare  takken  doorstroomt,  zal  het  ons  niet moeilijk  zijn  ons hären