
 
        
         
		die  gedeeltelijk  wel  niet  onbruikbaar  zijn,  maar  waarvan de ont-  
 ginning geene goede uitkomsten schijnt te beloven. De verwachting al-  
 thans, voor eenige jaren uitgesproken, dat Djoengkoelan de kern zou  
 ■worden  van eene bandelsplaats,  die,  door den natuurlijken rijkdom  
 van  Java’s  westhoek  geyoed,  als  mededingster  yan  Singapore  
 zou  kunnen  optreden,  heeft  tot  dusverre  zelfs  geen  begin  van  
 verwezenlijking  erlangd. 
 De  noordoostelijke  vleugel  van  bet  schiereiland  eindigt  noord-  
 waarts  in  een  voorgebergte  dat  Tandjong  Alang-alang en door de  
 zeevaarders  Java’s  tweede  punt  genoemd  wordt.  Men.  bereikt  
 hier  bet  einde  der  Bebouden  Passage  en  voorbij  de  kaap  begint  
 de  uitgestrekte  Welkomstbaai,  die  aan  de  andere  zijde  door  Java’s  
 derde  punt  of  Tandjong  Lesoeng  wordt  begrensd.  De  "Wel-.  
 komstbaai  dringt  vooruit  tot  aan de landengte waardoor bet schier-  
 eilandje  met  het  lichaam  van  Java  samenhangt.  Zij  is  in  den  
 oostmoeson  eene  goede  ligplaats  voor  schepen,  en  biedt  ook  in  
 den  westmoeson,  achter  de  ver  vooruitspringende  kaap  die  haar  
 ten  westen  begrenst,  indien  de  wind  niet  te  zeer  uit het noorden  
 waait,  in  eene  diepte  van  negen  ä  tien  vademen  een  veilige  
 ankerplaats.  Yoor  het  overige  is  de  Welkomstbaai  met  tal  van  
 eilandjes  en riffen  bezaaid, onder welke laätste  vooral  de  Pantersriffen  
 gevaarljjk  zijn,  terwijl  vöör  den  ingang  derbaai  eengroote  
 bank  is  gelegen. 
 De  ver  vooruitspringende  Tandjong  Lesoeng  scheidt  de  Welkomstbaai  
 van  de  derde  baai  längs  Java’s  westkust,  die  onder  
 den  naam  van  Peperbaai  bekend  is.  Zij  wordt  aan  de  andere  
 zijde  begrensd  door  Tandjong  Tjarita  en  is  niet  veel  meer  dan  
 eene  opene  reede,  terwijl  hare  ondiepte  haar  alleen  voor  
 schepen  van  geringen  diepgang  bruikbaar  maakt.  De  kust  längs  
 deze  baai  is  omstreeks  den  mond  der  Tji-liman,  die  zieh in haar  
 uitstort,  laag  en  moerassig. 
 Yan  de  Peperbaai  af  strekt  zieh  Java’s  Westkust  bijna  recht  
 uoordwaarts  met  eene  geringe  helling  naar  het  oosten  tot  aan  
 de  vierde  punt,  Tandjong  Tjikoening  geheeten,  waar  het  noor-  
 delijke  nauwste  gedeelte  van  Straat  Soenda  aanvangt.  Voorbij  
 Tandjong  Tjikoening  vindt  men  nu  eerst  de  bekende  reede  van 
 Anjer,  eene  goede doch  open  liggende  ankerplaats met  negen  vademen  
 water.  De  woningen  van  Anjer  steken  als  witte  stippen  
 af tegen de  steile  tot  aan den top begroeide,  2500  voet hooge piek  
 van  Anjer,  die zieh daarachter verheft.  Rondom de  voorbijzeilende  
 schepen verdringen zieh  hier  doorgaans tal  van prauwtjes met  ver-  
 verschingen  geladen,  als  een  eerste  welkomstgroet  van  Java’s  
 vruchtbare  stranden  aan  den  uit  het  westen  körnenden  vreem-  
 deling. 
 Op  de  reede  van  Anjer  volgt  weldra  een  kleine  baai,  door  
 een  paar  eilandjes  gedekt,  en  die  haren  naam  van  Merak-baai  
 ontleent  aan  de  vele  pauwen  die  men  hier  aantreft,  in  de  taal  
 van  Java  merak  geheeten.  Deze  baai  zou  nauwelijks  onze  aan-  
 dacht  verdienen,  indien  ook  zij  niet  eene  ongelukkige  vermaard-  
 heid  verschuldigd  was  aan  de  militaire  werken  op  het  grootste  
 der  eilanden,  Poelo  Merak  genaamd,  tot  verdediging  van  Straat  
 Soenda  op  last  van  Daendels  aängelegd.  Het  is  bekend  dat  de  
 ontevredenheid  over  den  gedwongen  arbeid,  in  die  ongezonde  
 oorden  aan  de  bevolking  opgelegd,  eene  der  oorzaken  geweest  
 is  van  de  onlusten  in   Bantam,  die  de  aanvankelijke slooping van  
 dat  rijk  ten  gevolge  hebben  gehad. 
 Yan  Tandjong  Tjikoening  af  heeft  de  kust  eene meer bepaald  
 noordoostwaartsche  strekking,  die  zieh  ook  voorbij  de  Merak-  
 baai  voortzet,  tot  dat  men  bij  Tandjong  Poeljoek  of  St.  Niko-  
 laaspunt,  de  noordelijkste  punt  van  geheel  Java,  de  grens  tus-  
 schen  de  west-  en  noordkust  des  eilands  bereikt.  heeft.  Zij  
 is  eigenlijk  slechts  de  noordelijke  spits  van  het  door  Straat  
 Soenda  en  de  Bantambaai  gevormde  schiereiland,  dat  soms  met  
 den  naam  van  Hoek  van  Bantam  wordt  bestempeld.  De  baai  
 van  Bantam,  dus  genoemd  naar  de  van  ouds  vermaarde,  thans  
 geheel  vervallen hoofdstad van het Bantamsche (juister Bantensche)  
 rijk,  is  de  eerste  belangrijke  inham,  dien  men  aan  de  noordkust  
 van  Java  ontmoet.  De  stad  ligt  in  ’t  midden  van  de  baai,  
 die  aan  de  andere  zijde  door  Tandjong  Pontang  begrensd  wordt.  
 Sedert  den  tijd  van  Bantams  luister  is  hier  alles  van  gedaante  
 veranderd.  Het  blijkt  uit de  oude reisverhalen  dat  vroeger de stad  
 zelve  en  de  muren  van  het  fort  Speelwijk  door  de  baren  der