
 
        
         
		zijn  benedeneinde  straalvormig  en  met  vorksgewijze  vertakkingen  
 naar  den  bodem  uitstrekken.  Bij  vloed  steken  alleen  de  eigen-  
 lijke  stammen,  met  het  dicht  ineen  geweven  donker  loofgewelf  
 dat  zij  dragen,  boven  het  water  uit;  bij  eb  wordt  het  dichte  
 traliewerk  der  elkander  in  alle  richtingen  kruisende  luchtworteis  
 zichtbaar,  waartusschen  de  stinkende  modderbodem  van  allerlei  
 zeedieren  wemelt.  Men  vindt  in  de  strandbosschen  van  Java  tot  
 zeven  verschillende  soorten  van  rhizophoren,  waarvan  doorgaans  
 twee  of  meer  bij  elkander  worden  gevonden,  maar  zoo,  dat  
 toch  eene  soort  altijd  de  overhand  heeft. 
 De  merkwaardigste  eigenschap  die  aan  de  rhizophoren  wordt  
 toegeschreven,  is  dat  zij  aan  de  aanslibbing  en  landaanwinning  
 in  hooge  mate  bevorderhjk  zijn.  De  wortels  schieten  gedurig  
 verder  voorwaarts  uit  en  de  vruchten  ontkiemen  terwijl  zij  nog  
 aan  de  takken  gehecht  zijn  en  ontwikkelen  zieh  tot  een  aan-  
 vankelijken  stam,  waarvan  de  wortels  reeds  gereed  zijn  om zieh  
 in  de  zachte  modder  te  hechten,  wanneer  zij  ten  laatste  uit  de  
 hoogte  in  het  water  vallen;  eindelijk  houdt  het  traliewerk  der  
 wortels  alle  vaste  bestanddeelen  tegen  die  door  de  gdlven  worden  
 opgeworpen,  zoodat  zij  niet  weder  naar  de  diepte  kunn'en  
 worden  afgevoerd.  De  heer  Bisschop  Grevelink  van  Delft  heeft  
 onlangs  in  ¿en  artikel  in  „the  Nautical  Magazine"  het  gevoelen  
 dat  de  worteiboomen  aan  de  landaanwinning  bevorderlijk  zijn,  
 op  grond  van  opzettelijke  waarnemingen  weersproken,  en  meent  
 dat  het  rhizophorenwoud  niet  de  oorzaak,  maar  het  gevolg  der  
 aanslibbing  is.  Het  is  hier  de  plaats  niet  om  het  voor  en  tegen  
 opzettehjk  te  overwegen,  maar  het  komt. mij  voor  dat  er  toch  
 iets  waar  moet  zijn  aan het oude gevoelen, maar dat het vermögen  
 der  rhizophoren  zieh  alleen  kan  doen  gelden  wanneer  de  slib  
 aanvoerende  rivieren,  bij  wier  monding  zij  wassen,  uitwateren  
 in  stille  baaien  of  inhammen  der  zee',  waar  weinig  branding  
 staat,  en  de  vrucht  zieh  dus  hechten  kan  zonder  door  het water  
 te  worden  weggespoeld. 
 Tusschen  de  rhizophoren  groeien  enkele  tot  andere  familien  
 en  geslachten  behoorende  boomen  of  heesters;  wij  willen  echter  
 liever  eenige  oogenblikken  stilstaan  bij  de  struiken  die  aan  de 
 landzijde  van  het  rhizophorenwoud  de  moerassen  en  moddervlak-  
 ten  bedekken,  die  niet  meer  door  het  zeewater  overstroomd  
 worden.  Groepsgewijze  groeit  hier  de  nipah-  of  poelpalm,  als  
 het  wäre  een  kokosboom  wiens  bladeren,  zonder  stam,  onmid-  
 dellijk  uit  den  grond  opschieten.  Deze  boom  levert eetbare vruchten, 
   een  p'almwijn  die  echter  op  Java  niet,  gelijk  in  de  Philip-  
 pijnsche  of  Moluksche  eilanden,  schijnt  te  worden  ingezameld,  
 en  bladeren  waaruit  eenig  zout  kan  worden  gewonnen,  en  die  
 voor  het  overige  den  inlander  tot  velerlei  gebruik,  maar  vooral  
 tot  dekking  der  woningen  (atap)  nuttig  zijn.  Onder  de  vele  andere  
 struiken  en  planten  die  in  deze moerasboschjes  voorkomen,  
 vermeld  ik  nog  slechts  de  kajoe  gaboes  (Alstonia  scholaris),  
 waarvan  het  buitengewoon  zachte  hout  aan  de  verzamelaars  in  
 plaats  van  kurk  dient  om  er  insectenspelden  in  te  steken. 
 Waar  de  k u st,  ofschoon  vlak,  door  geene  slib  afvoerende  rivieren  
 wordt  bevochtigd,  maar  slechts  uit  een  meer  of  min  
 breeden  gordel  van  door  de  zee  opgeworpen  zand  bestaat,  dat  
 in  vele  gevallen  tot  lange  heuvelen  is  samengetast,  vertoonen  
 zieh  eenige  bijzondere  gewassen,  die  de  tropische  duinflora  vormen. 
   Hier  ziet  men  fraaie  Convolvulus-soorten  met  schitterend  
 gekleurde  bloemen  den  bodem  als  met  een  net  van  ranken  bedekken, 
   terwijl  elders  eene  spitse  grassoort  groeit  waartusschen  
 de  gele  vlinderbloemen  van  verschillende  Crotalaria s  prijken,of  
 de  met  andere  grassoorten  bedekte  vlakte  door  de  bladerbossen  
 en  bloemen  van  bolgewassen  uit  de  schoone  familie  der  amaryl-  
 lideeen  is  getooid.  Doch  het  merkwaardigste  gewas  dier  zandige  
 stranden  zijn  eenige  kleine  boompjes,  wier  lange  bladeren  in  
 den  vorm  van  een  spiraal  of  schroefdraad  zijn  gerangschikt,  en  
 een  voortreffelijk  materiaal  tot  het  vervaardigen  van  matten  en  
 ander  vlechtwerk  opleveren.  Dit  zijn  de  pandanen,  wier  aan  
 het  worteleind  gaffelvormig  verdeelde  stam  de  rhizophoren  in  
 onze  herinnering  terugröept,  terwijl  de  dichte  bossen  van  bladeren, 
   die  het  onverdeelde  of  vorksgewijze  in  weinige  takken  
 uiteenstaande  boveneinde  van  dien  stam  kroonen,  ons  aan  kleine  
 palmboomen  doen  denken.  Yele  pandanen  groeien  echter  ook  op  
 een  rotsachtig  strand,  waar  hare  wortels  in  de  gaten  en  reten