
 
        
         
		ratuur  van  27.4°  C. lets lager is daarentegen de gemiddelde warmte  
 te  Banjoewangi,  dat  in  het  oosten  van  Java  aan  Straat  Baliligt.  
 Hier  bedroeg  zij,  volgens  de  waarnemingen  van  den heer Zollinger, 
   over  de beide jaren 1857  en 1858 slechts 25.685° C ., ofscboon  
 de  beer  Lindgreen  ter  zelfder  plaatse  over  1850  een  gemiddeld  
 van  26.253°  C.  verkregen  had. 
 Wat  echter  bij  de  beoordeeling  van het klimaat van Java vooral  
 in  aanmerking  moet  komen,  is  dat  de  -wärmte  er  zieh  in  den  
 regel  slechts  weinig  boven  het  gemiddelde  verheft  of  daar  bene-  
 den  daalt,  zoodat  zij  te  alien  tijde  meer  gelijkmatig  dan  hevig  
 is.  Hieraan  is  het  toe  te  schrijven,  dat  de  vreemdeling  die  uit  
 Europa  op  Java  komt,  zieh  aanvankelijk  niet  door  de  warmte  
 gedrukt  voelt.  Zij  is  niet  grooter  dan  hij  ze  soms  in  den  zomer  
 in  het  moederland  heeft  ondervonden, en kleeding en levenswijze,  
 die  men  zonder  schroom  naar  die bestendige warmte kan regelen,  
 doen  de  hooge  temperatuur  veel  gemakkelijker  dan  in  het  moederland  
 verdragen.  Aan  den anderen kant echter zullen de meesten  
 op  den  duur  den  ontzenuwenden  invloed  van  Java’s  bestendige  
 warmte  ondervinden.  Er  zijn  gewesten  onder  een  veel  lagere  
 isotherme  gelegen,  waar  het  in  sommige  tijden  van  het  jaar  
 zeer  veel  warmer,  maar  dan  ook  daarentegen  in  andere  des  te  
 kouder  i s ,  en  waar  dus  het  lichaam  in  de  winterkoude  de  
 veerkracht  herkrijgt,  die  het  in  staat  stelt  de  brandende  zon-  
 nehitte  te  verduren. 
 Te  Batavia  heeft  door  elkander  de  maand  Januari  de laagste,  
 de  maand  April  de  hoogste  temperatuur.  Ju n i,  Juli en Augustus  
 hebben  des  nachts  läge  thermometerstanden,  maar  overtreffen  
 toch  in  gemiddelde  warmte  December  en  Januari,  deregenmaan-  
 den  bij  uitnemendheid.  Doch hoe betrekkelijk gering de verschillen  
 zijn tusschen  de wärmste en koudste maand, blijkt daaruit, dat in de  
 jaren  1846.—1848  de  maand  April  1846  de  wärmste  was,  met  
 een  gemiddelden  thermometerstand  van  27.08°  C. ,  de  maanden  
 Januari  en  Eebruari  1847  de  koudste, met een gemiddelden thermometerstand  
 van  25.11°  C.,  zoodat  het  grootste  verschil  nog  
 geen  twee  graden  bedroeg.  In ons vaderland daarentegen bedraagt  
 het  verschil tusschen den gemiddelden warmtegraad van de wärmste 
 en  koudste  maand  niet  minder  dan  16°  G.,  terwjjl  het  nog veel  
 grooter  wordt  naarmate  men  de  Noordpool  nadert. 
 Belangrijker,  ofschoon  toch  ook  binnen  enge  grenzen beperkt,  
 zijn  de  verschillen  tusschen  de  hoogste  en  laagste  temperatuur  
 op  denzelfden  dag.  De  hoogste  neemt  men  waar  des  namiddags  
 te  3  ure  of  halfvier,  de  laagste  des  morgens  omstreeks  6  ureof  
 halfzeven. De gemiddelde hoogste  en  laagste  temperatuur  van  denzelfden  
 dag  zullen  weinig meer dan 6° C. verschillen. De werkelijke  
 verschillen,  die  in  het  droge  jaargetijde  doorgaans  iets  meer  be-  
 drägen  dan  in  het  natte,  zijn  natuurlijk  dikwijls  kleiner,  maar  
 dan  ook  vaak  grooter  dan  de gemiddelde, maar zullen toch slechts  
 bij  zeer zeldzaine uitzondering grooter dan 10° C. bevonden worden. 
 Eindelijk  komt  nog  het  volstekt  grootste  verschil  van  thermometerstand  
 over  het  geheele  jaar  in  aanmerking,  maar  ook  dit  
 is op Java zoo gering, dat hier vooral de gelijkmatigheid zijner temperatuur  
 sterk in het oog springt. De waarnemingen van den heer Maier  
 over  1846 tot 1848 te Batavia, de bruikbaarste voor mijn doel die ik  
 heb  kunnen  opsporen,  leeren  ons, dat zelfs die absolute maximum-  
 minimum  verschillen  de  11°  C.  nauwelijks  te  boven gaan, en dus  
 de  grootste  verschillen  op  denzelfden  dag  te  nauwer  nood  overtreffen. 
   In  1846  werd  de  hoogste thermometerstand Waargenomen  
 op  den  19den  April,  de  laagste  op  den  4den  Augustus.  De  eerste  
 bedroeg  31.5° C.  de  andere  19.9°  C.  en  dus  het  verschil  11.6°.  
 In  1847  was  het  maximum-minimum  verschil  over  het  geheele  
 jaar  juist  11°  C.,  in  1848  slechts  10.2°  C.  Neemt  men  de  drie  
 jaren  bij  elkander,  dan vindt men den hoogsten thermometerstand,  
 31.8° C., des namiddags te halfvier van 17 April,  15. Oct. en  11 Nov.  
 1848, den laagsten,  19.9° C., des morgens te zes ure op den 4den Augustus  
 1846. Hetgrootste absolute temperatuurverschil te Batavia dat  
 ik in de opgaven te mijner beschikking vind aangeteekend, bedraagt  
 dus  nog  niet  ten  volle  12°  C.  Wat  zegt  dit  bij  het  verschil tusschen  
 de  grootste  zomerwarmte  en  de  feiste  winterkoude  in  de  
 gematigde  luchtstreek,  een  verschil  dat,  om  slechts  een  enkel  
 voorbeeld  te  noemen,  te  Moskou  tot  een  maximum  van  78°  C.  
 is  waargenomen? 
 De  meer  gelijkmatige  verdeeling  der  warmte  in  de  landen na,-