
 
        
         
		offer  te  hebben  aangeboden,  „ik  smeek  u  om  rijkdommen;  ik  
 ben  nu  zoo.arm!“  „Ik  zal  ze  u  schenken“-,  -was  het  antwoord  
 -geweest;  „zeven  jaren  zult  gjj  u  in  rijkdom  mögen  verheu-  
 gen,  maar  dan  neem  ik  u  tot  mij,  dan  zijt  gij  de  mijne!  Ga  
 nu  naar  huis  en  dezen  nacht  zal  een  gezicht  u  verkonden  wat  
 gij  te  doen  hebt.“  Toen  was  de  neef  naar  huis  gekeerd  en  had  
 in  den  droom  een  stem  vernomen,  die  hem  gelast  had  al  wat  
 hij  bezat  te  yerkoopen  en  daarna  naar  de  riyier  te  gaan,  waar  
 hij  een  visoh  zou  vinden  dien  hij  naar  huis  moest  brengen  en  
 op  de  balAbale  leggen,  zorgende  dat  al  de  matten  en  kussens  
 goed  in  order  waren.  Dan  moest  hij  onder  de  bale-bale  wierook  
 ontsteken  en  zieh  daarna  verwijderen,  om  na  een  uur  terug  
 te  keeren  en  alles  nauwkeurig  te  onderzoeken.  De  neef  had  
 toen  gedaan  zooals hem gelast was; hij had onder de kussens groote  
 sommen  gelds  gevonden  en  zieh  sedert  in  rijkdom  gebaad.  Toen  
 de  zeyen  jaren  om  waren  had  een  droom hem daaraan herinnerd;  
 maar  hij  had  toen  verworven  dat  zijn  zoon  voor  hem  mocht  
 sterven  en  hij  nog  zeyen  jaar  zijn  rijkdom  genieten  zou.  Toen  
 ook  deze  voorbij  waren,  was  de  herinnering  herhaald,  en  had  
 hij  een  derde  zevental  gekocht  yoor  het  leyen  yan  een  knecht.  
 Dit tijdvak  was nog  niet  ten  einde,  toen het yerhaal werd gedaan.  
 De neef zwolg nog in het genot  zijner  kwalijk  yerworvene schatten. 
 De  Jayaan  heeft  in  zijn  ijver  om  alles  wat  hem  omringt  als  
 door  geestenbezield  te  denken,  geenenationale  partijdigheid  aan  
 den  dag  gelegd.  De  Hindoe-mythologie  en  de  dogmatiek  yan  
 den  Islam  hebben  hem  eyenzeer de voorstellingen geleverd van de  
 geesten  waarmede  zijne  fantasie  hemel  en  aarde  bevolkt,  als  de  
 natuurdienst  zijner  vaderen.  Haast  zijne  danhjangs,  demits  en  
 lelemboets  vereert  hij  ook  de  geduchte  raksasa’s  en  boeta’s,  
 zoowel  als  de  vriendelijke  widädari’s  of  hemelnimfen,  die  hem  
 de  literatuur  en  kunst  der  Hmdoe’s  leerden  kennen,  terwijl  hij  
 de  geestelijke  boosheden in  de  lucht  met  de  seitans  en  djins  van  
 den  Koran  vereenzelvigt. 
 Eenige  bijzondere  opmerkingen  yordert  nog  de  yereering  van  
 de  geesten  yan  afgestorven  menschen,  die,  gelijk  bij  andere  
 volken  yan  het  Maleische  ras,  ook  bij  de  Javanen  met  den 
 dienst  der  verpersoonlijke  natuurkrachten  verbonden  is.  Beide  
 klassen  van  geesten  vloeien  voor  hun  bewustzijn  zoozeer  ineen,  
 dat  het  onmogelijk  is  ze  goed  uit  elkander  te  houden.  Zelfs  de  
 naam  hjang  wordt  ook  aan  de geesten  der  voorouderen  gegeven,  
 waarom  ook  het  daarvan  afgeleide  kajangan  yan  het  verblijf  der  
 vaderen  wordt  gebruikt. 
 Onder  de  geesten  der  afgestorvenen  neemt  de  tjakalbakal  
 d4sä,  de  eerste  ontginner  van  den  grond  en  stichter  van  het  
 dorp,  eene  der  voornaamste  plaatsen  in.  Ook  hij  is  beschermer  
 yan  de  dessa,  maar  zijne  verhouding  tot  den  danhjang  desä  
 is  wederom  een  der  punten  waaromtrent  de  Javaan  buiten  
 staat  is  eenige  inlichting  te  geven.  Zeker  is h e t,  dat zij  nu  eens  
 onderscheiden,  dan  weder  vereenzelvigd  worden.  Aan  den  tjakalbakal  
 wordt  bij  huwelijken  een  offer  geboden  van  zacht  ge-  
 kookte,  roode  of witte  rijst  met  toebehooren.  Is  het offer  gebrek-  
 kig,  dan  zullen  bruidegom  of bruid  de  gevolgen  eerlang  in  eene  
 ziekte  ondervinden.  Yolgens  Winter  heeft  te  Soerakarta,  in  de  
 maand  Saban,  de  achtste  van  het Mohammedaansche jaar ,steeds  
 een  oifermaal  plaats,  dat,  onder  den  naam  yan  baresih  desä,  
 aan  den  eersten  ontginner  is  toegewijd 1).  Andere  berichten noe-  
 men  het  baresih  desä  een  feest  dat  vöör  den  zaaitijd  (dus  in  
 geene  bepaalde  maand  van  het Mohammedaansche  ja a r ,  daar de  
 landbouwkalender  zieh  niet  naar  het  maanjaar  yan  354  dagen  
 regelen  kan)  in  elke  dessa  door  al  de  dorpsbewoners  ten  huize  
 yan  het  dessa-hoofd  met  offers  gevierd  wordt2).  In  de  Soenda-  
 landen  beantwoordt  daaraan  het feest dat bij den naam van sidekah  
 boemi  bekend  is.  Men  viert  het  in  de  open  lucht  onder  het  geboomte, 
   en  slaeht  daarbij  een  buffel,  waarvan  de  kop  met  den  
 afval  en  de  beenderen  op  de  plaats  zelve  worden  begraven. Het  
 schijnt  echter  dat  bij  deze  inwijding  yan  het  oogsijaar  niet  enkel  
 aan  den  ontginner  der  dessa;  maar  ook  aan  andere  geesten  en  
 heilige  mannen  gedacht  wordt.  Waarschijnlijk  bestaat  in  deze  
 gebruiken  veel  plaatselijk  verschil. 
 Tot  de  yereering  der  afgestorvenen  kan  men  ook  de  hulde 
 ')  T.  v.  N.  I .  v. Sj 721. 
 ■)  Mededeel.  IV.  120,  122.