
 
        
         
		loop  duidelijk  voor  te  stellen.  Zij  vormt  zieh  in  de  groote vlakte  
 die  zieh  over  het  midden-gedeelte  van  Soerakarta  tussohen  den  
 Merapi  ten  westen,  den  Lawoe  ten  oosten,  den  Goenong  Kidoel  
 ten  zuiden  en  het  eerstgenoemde  der  twee  noordelijke  kalkge-  
 bergten  uitstrekt.  Ofschoon  in  dit  uitgestrekte  dal  de  wateren  
 haar  van  alle  zijden  toevloeien,  kan  men  evenwel  twee  hoofd-  
 takken  onderscheiden,  die  door hunne samenvloeiing de Bengawan  
 doen  ontstaan.  Uit  het  zuiden  komt  de  Penambangan,  die,  al-  
 vorens  zij  de  vlakte  betreedt,  reeds  het geheele dal van Wänägiri  
 heeft  doorstroomd;  uit  het  zuidwesten  de  Denkeng,  die  ontstaat  
 uit  eene  menigte  van  de  zuidoostelijke  hellingen  des  Merapi’s  
 afvloeiende  beken.  Hare  samenvloeiing  heeft,  volgens  de  stellig  
 onjuiste  voorstelling  op  Junghuhn’s  groote  k a a rt'),  beneden,  
 maar  volgens  alle  andere  autoriteiten  reeds  boven  de  hoofdstad  
 plaats.  Beide  genieten  de  eer  van  op  sommige  kaarten  reeds  
 vöör  de  vereeniging  met  den  naam  van  Bengawan  of  rivier  van  
 Solo  bestempeld  te  worden,  waaruit  dan  natuurlijk  onderling  
 strijdige  opgaven  omtrent  den  oorsprong  dier  rivier  zijn  ontstaan.  
 Het  is,  geloof  ik ,  juister,  en  strekt  in  allen  gevalle  totvoorko-  
 ming  van  verwarring,  den  naam  van  Kali  Solo  eerst  te  geven  
 aan  den  grooteren  stroom,  door  beider  samenvloeiing  gevormd.  
 Deze  stroomt  nu  tot  aan  de  hoofdstad,  waar  zij  de  van  de  oos-  
 telijke  hellingen  des  Merapi’s  afkomende  Kali  Pepö  opneemt,  
 noord-noordoost-  en  van  de  hoofdstad  af  bijna recht noordwaarts,  
 totdat  zij,  na  de  schatting  der  van  den  Merbaboe  körnende  
 Kenteng  ontvangen  te  hebben,  tegen  het  noordelijk  kalkgebergte  
 stuit  en  gedwongen  wordt  hären  loop  eerst  in  noordoost-,  dan  
 in  oostwaartsche  richting  längs  zijnen  voet  voort  te  zetten,  ter-  
 wjjjl  Z1J  inmiddels  door  vele  waterrijke,  haar  van  den  Lawoe  
 toestroomende  beken  gevoed  wordt.  Altijd  hären  oöstwaartschen  
 loop  door  de  vlakte  met  vele  kronkelingen  längs  den  voet  van  
 het  kalkgebergte  en  op  aanmerkelijken  afstand  van  den  Lawoe  
 vervolgende,  verlaat  zij  nu  Soerakarta  en  betreedt  het  aangren-  
 zende  Madioen,  in  welke  residentie  zij  bij  Ngawi  den  voornaam- 
 *)  Die  echter  d e   H o il a n u e r   misleid  heeft. 
 sten  harer  zijtakken,  de  Kali  Gentoeng  of  rivier  van  Madioen,  
 opneemt. 
 De  Kali  Gentoeng  is  voor  de  vlakte  van  Madioen,  die ten W.  
 door  den  Lawoe,  ten  0.  door den Wilis, ten Z. door den Goenong  
 Kidoel  op  de  grens  van  Patjitan,  en  ten  N.  door  het  zooeven  
 genoemde  kalkgebergte  wordt  ingesloten,  wat  de Bengawan voor  
 de  vlakte  van  Soerakarta  is.  Ook  in  haar  bed  verzamelen  zieh  
 al  de  wateren  die  van  de  bergen  ten  zuiden,  ten  westen  en  
 ten  oosten  afstroomen;  ook  zij  vloeit  längs  de  hoofdplaats  der  
 residentie.  Beide  hebben tot hare vereeniging een zeer klipachtigen  
 bodem  en  een  zeer  sterken  stroom  en  zijn  toch  tot aan de hoofd-  
 steden  voor  groote  en  daarboven  nog  voor  kleinere  prauwen  
 bevaarbaar. 
 Door  den  mächtigen  toevoer  van water dien zxj uit de Gentoeng  
 ontvangt,  wordt  de  Bengawan  bij  Ngawi  plotseling  gedwongen  
 hare  richting  te  veränderen.  Zij  gaat,  schoon  met  vele en sterke  
 bochten,  noordwaarts  en  breekt  door  het  kalkgebergte heen,  dat  
 Madioens  noordzijde  van  west  tot  oost  omzoomt.  Zij  betreedt nu  
 den  schralen,  schier  waterloozen  bodem  van  Rembang,  en  her-  
 neemt  daar  hären  oostwaartschen  loop,  nadat  zij  bij  Padangan  
 het dal  heeft  bereikt  dat  de  beide  noordelijke kalkgebergten van-  
 een  scheidt,  terwijl  zij  grootendeels  de  grens  vormt  tusschen  
 de  zuidelijkste  afdeeling  Bodjo  Negoro  en  het  overige  der  residentie. 
   Uit  het  zuidelijk  kalkgebergte  vloeien  haar  eenige beken  
 toe;  uit  het  noordelijke  bijna  geene  andere  dan  de Kali Kening,  
 die  zieh  een  weinig  boven  de  hoofdplaats  Bodjo Negoro met haar  
 vereenigt.  Na  Rembang  verlaten  te  hebben  vloeit  de Bengawan,  
 steeds  in  dezelfde  richting,  door  Sidajoe,  het  noordelijkste  re-  
 gentschap  van  Soerabaja,  en  vervolgens,  met  eene  kleine  zuid-  
 waartsche  wending,  door  het  noorderdeel  van  Gresik,  waar  zij  
 zieh  in  de  Straat  van  Madoera  stört.  Wij  hebben  hare  hoofd-  
 monding  en  den  daar  in  1851—1854 aangebrachten  stroomleider  
 reeds  in  het  tweede  hoofdstuk  leeren  kennen;  ik  moet  er  hier  
 alleen  nog  bijvoegen,  dat  een  deel  van  haar  water zieh door een  
 meer  noordelijken  arm,  de  Kali  Ngawen, ontlast,  een ander deel  
 zuidwaarts  naar  het  kustriviertje  Kali  Miring  wordt  afgevoerd. 
 7