
 
        
         
		van  Java  uitmaakt,  eindelijk  ook  de  hoogste  toppen  van  het  
 Idjen-gebergte  op  de  oostgrens  van  Bezoeki,  t.  w.  denbijna,  en  
 volgens  Zollinger  zelfs  meer  dan  9000  voet  boogen  Merapi,  en  
 den  wat  lageren  Rant£  en  Pentil,  voor  onze  blikken  onthullen. 
 Wederom  laten  wij  Java  in  onze  verbeelding  drieduizend voet  
 stijgen,  zoodat  het  nog  sleehts  ter  hoogte  van  drieduizend  voet  
 met  water  bedekt  blijft.  Geheei  anders  begint  het  zieh thans aan  
 ons  oog  te  vertoonen.  Ook  de  lagere  vulkanische  kegels:  de  
 Karang  (5155  voet)  en  de  Poelasari  (4061  voet)  in  Bantam;  de  
 geheel  gei'soleerde  Tampomas  (5350  voet)  in  het  noorden  der  
 Preanger  nabij  de  Tjeribonsche  grens;  de  Tiloe  (5866  voet),  
 de  Telaga  Bodas  (5400  voet) en de den kegelvorm geheel missende  
 en toch, blijkens de vreeselijke uitbarsting van 1822, zoo gevaarljjke  
 Galoenggoeng  (3716  voet),  allen  weder  in  den  omtrek  der  dal-  
 ketels  van  Bandong  en  Garoet;  de  verbrokkelde  kruin  van  den  
 Sawal  (5610  voet)  in  Tjeribon;  de  reeds  meermalen  vermelde  
 op  zieh  zelf  staande  Moeriä  (hoogste  top  5080  voet)  in D japara;  
 de  Keloet  (5500  voet),  die  op  de  grenzen  van  Kediri  en  Pa-  
 soeroean  ligt  en  samenhangt  met  den  Kawi;  de  met den Ardjoe-  
 nä  verbonden  Penanggoengan  (5000  a  5600  voet)  in  Soerabaja;  
 de  Lamongan  (5238  voet),  een  der  kleinste  maar  werkzaamste  
 vulkanen  van  Java,  in  Probolinggo;  en  de  Ringgit  (hoogste  
 punt  omstreeks  3900  voet)  aan  het  noorderstrand  van  Bezoeki,  
 zullen  nu  allen  de  kruin  boven  het  water  verheffen.  Alleen  de  
 Pan d an ,  een  uitgedoofde  vulkaan  op  de  grenzen  van Rembang,  
 Madioen  en  Kediri,  wiens  hoogte  op  2866  voet  wordt  gesteld,  
 zal  er  nog  een  weinig  onder  bedolven  blijven.  Maar  niet  alleen  
 zullen  n u ,  met  eene  enkele  uitzondering,  alle  hetzij  werkzame  
 hetzij  uitgedoofde  vulkanen  zichtbaar  zijn,  ook  een  gedeeltevan  
 het  neptunisch  gebergte waardoor die vulkanen zijn heengebroken,  
 zal  zieh  voor  onzen  blik  onthullen.  Yooral  is  dit  het  geval  in  
 de  Preanger,  waar  de  neptunische  bergen  de  grootste  hoogte  
 bereiken.  Yan  de  verbindingsruggen  der  vulkanen  zullen  wij  
 nog  sleehts  enkele  gedeelten  zien,  vooral  tusschen  de  dichter bij  
 elkander  gelegen  kegelbergen,  die  veelal  op een hooger punt met  
 elkander  verbonden  zijn.  Ylakten  van  eenige  uitgestrektheid  zal 
 het  oog  nog  nergens  ontwaren,  maar  v a n   de kleinere hooglanden  
 of  plateaux,  door  hoogere  bergtoppen  ingesloten,  zullen,  behalve  
 de  reeds  genoemde  plateaux  van  den  Dieng  en  den  Jang,  nog  
 onderscheidene  zichtbaar  zijn,  zooals  in  de Preanger het schoöne,  
 ruim  4500  voet  hooge,  door  de  Tji  Sangkoewi  besproeide  en  te  
 midden  van  het  woud  met  fraaie  koffijtuinen  prijkende  plateau  
 van  Pengalengan  tusschen  den  Tiloe  en  den  Wajang,  en  het  -  
 3800  voet  hooge,  op  groote  schaal  aan  de  theecultuur  dienst-  
 baar  gemaakte  plateau  van  Tjikadjang  aan  den  zuidwestelijken  
 voet  van  den  Pepandajan;  voorts  in  den  Oosthoek  de  plateau-  
 vormige,  uit  gestolde  lavastroomen  ontstane,  met  casuarmen be-  
 dekte  en  een  aantal  deels  nog  werkzame  eruptiekegels  bevat-  
 tende’kom  of  het  hoogland  van Gending Waloe, dat zieh met eene  
 afwisselende,  in  de  verhevenste  deelen bijna  6000 voet bereikende  
 hoogte  uitstrekt  tusschen  de  bergketenen  die  den  Rawoen  en  
 den  Idjen  ten  noorden  en  ten  zuiden  verbinden. 
 Bij  eene  rijzing  van  Java  van  nog  duizend  voet  zullen allengs  
 weder  nieuwe  bergruggen  zichtbaar  worden.  De  centrale  hoofd-  
 ketenen  zullen  zieh  al  minder  en  m i n d e r   a l s   v-erstrooide eilanden,  
 al  meer  en  meer  als  samenhangende  steeds  breeder  werdende  
 stroken  vertoonen,  die  elkander onder gedurig minder scherp werdende  
 hoeken  zullen  snijden,  en  wat  wij  het  geraamte  van  het  
 eiland  zouden  kunnen  noemen,  de  bergnokken  wier  hellingenm  
 de  glooiende  vlakten  afdalen,  zal  voor  het  grootste  gedeelte  te  
 voorschijn treden. De uitgestrekte, schoone, vruchtbare en volknjke,  
 zieh  als  plateaux  voordoende  dalen  van  Bandong  en  Garoet,  
 beide  ruim  2200  voet hoog, zullen zichtbaar worden m het westen;  
 in  het  oosten  zal,.  althans  grootendeels,  het  heerlijke  vulkanische  
 plateau  te  voorschijn  treden  dat  tusschen  den  Keloet  en  den  
 Kawi  aan  de  e6ne,  de  keten  van  den  Ardjoena  aan  de  andere  
 zijde  en  tusschen  de  verbindende  ruggen  van  den  Andjosmara  
 en  den Radjakwesi  ligt  ingesloten,  en  d o o r   de dwarsketen Indära-  
 wati  in  het  hoogland  van  Bakir  en  dat  van  Ngantang  verdeeld 
 wordt.  ••  •  ~ 
 Het  is  voor  ons  doel  niet  noodig  deze  hypothetische  verrijzing 
 van  Java  uit  den  .schoot  der  baren  nog  langer  gade  te  slaan.