
De bij datbesluit, art. 19, voorshands verboden vervreemding
aan niet-inlanders schijnt eene nieuwe beperking van het eigendomsrecht,
daar zulk een uitdrukkelijk verbod vroeger niet be-
stond. Evenwel kwam zoodanige vervreemding ook vroeger niet
voor, daar het verschil van rechtstoestand tusschen de inlandsche en
vreemde bevolking en de rechten die het Gouvernement zieh op
den grond der Javanen toekende, den aankoop van gronden van
inlanders voor Europeanen volstrekt onaannemelijk maakte.
Bij het gemeentelijk grondbezit zijn de akkers evenzeer als
eigendom der inlanders, behoudens alleen de rechten van het Gouvernement,
te beschouwen; maar zij zijn hier het gezamenlijk eigendom
der daarop rechthebbenden in de dessa, zoodat de individueele
landbouwer van alle recht tot beschikking daarover verstoken
is. De gezamenlijke rechthebbenden vormen wat wij zouden
noemen een markgenootschap; alleen een verdeeling der gronden
zou aan ieder der markgenooten een eigen erf kunnen schenken.
Het gemeentelijk grondbezit is op Java oud en is vermoedelijk
reeds in de Hindoe-periode hier en daar ingevoerd, in navolging
van hetgeen ook in vele streken van Hindostán bestaat. Het is
waarschijnlijk zeer bevorderd door de noodzakelijkheid om de
waterwerken, voor de natte rijstcultuur vereischt , door vereenig-
de krachten tot stand te brengen. De, geassocieerden voor ge-
zamenlijken arbeid vormden met elkander een dessa en verdeelden
de velden bij jaarlijksche verwisseling, opdat ieder op zijn beurt
genot zou hebben van de beste stukken. Intusschen heeft het
Europeesch gezag op politieke gronden dit gemeentelijk grondbezit
zeer. begunstigd; nooit is het op Java zoo uitgestrekt ge-
weest als sedert de invoering van het cultuurstelsel. Het is thans
heerschend in alle gewesten door eigenlijke Javanen bewoond,
met uitzondering van de Yorstenlanden. Nergens evenwel zijn
de sporen van individueel en erfelijk bezit geheel verdwenen, en
in vele streken openbaart zieh de neiging om daartoe over te
gaan of terug te keeren. Het was éen der bedoelingen van de cultuur-
wet van den Minister Fransen van de P u tte , de oplossing van het
gemeentelijk in individueel bezit aan te moedigen en wettelijk te
regelen. Ha de verwerping dier wet zijn onze wetgevers voor alle
bemoeiing met het gemeentelijk bezit der inlanders teruggedeinsd.
Is het individueel bezit heerschend in Bantam, de Preanger
en den Oosthoek, het gemeentelijke in al de Gouvernementslanden
van eigenlijk Ja v a , een eenigszins afwijkende toestand heerscht
op de zoogenaamde particuliere landen, die de geheele residen-
tie Batavia en uitgestrekte gedeelten van KraWang en Tjeribon
beslaan. Hier zijn Europeesche landheeren in de rechten geko-
men die men vroeger als de rechten van den Souverein beschouwde.
Zij worden eigenaars van den grond geacht in denzelfden zin
als de Regeering zieh in de Gouvemementslanden den eigendom
toeschreef. Maar behoudens die rechten der landheeren is ook
hier het grondbezit overal erfelijk en individueel. De fechten der
inlanders op den grond worden hier meestal door den naam van
erfpacht aangeduid.
Weinig verschillend is in de Yorstenlanden de rechtstoestand
der opgezetenen van de gronden die de vorsten aan
hunne familieleden of ambtenaren hebben afgestaan, voor zoo
ver de inkomsten betreft die zij anders zelven daarvan zouden
heffen. Behoudens de rechten dier geapanageerden, of der Europeesche
landheeren die veelal in hunne plaats zijn getreden,
heeft ook hier de inlander individueel en erfelijk bezit.
Bijna alles wat ik h ie r, zoo beknopt mogelijk, over het grondbezit
op Java gezegd heb, gaat geheel om buiten het Mohamme-
daansche recht; want dat de landerijen door de Javaansche
vorsten aan hunne ambtenaren toegewezen overeenkomen met
de iqt&’s of genotsconcessien aan ambtenaren en veldoversten, die
reeds onder het Khalifaat voorkwamen, schijnt meer aan gelijk-
heid van toestanden dan aan ' rechtstreekschen invloed toe te
schrijven. Alleen de melik der Javanen beantwoordt volkomen
aan een Mohammedaansch rechtsbegrip. Ofschoon het ook aan
inlandsche woorden die het,. begrip van eigendom uitdrukken,
volstrekt niet ontbreekt, hebben de inlanders zieh het Arabische
woord melik toegeeigend, omdat zij erkenden dat hun begrip
van eigendom geheel met dat van het Arabische röcht overeenkomt.
In het Mohammedaansche recht wordt eene groote plaats ingeno-
• men door bepalingen omtrent de slavernij, de rechten van meesters en
23*